Spanningen in Kosovo: de woorden oorlog en Balkan vallen weer in één onheilspellende zin

Kosovo Onder de Servische inwoners van Mitrovica, in het noorden van Kosovo, groeit de spanning. Geweld lijkt een reëel scenario.

De blokkades bij het plaatsje Rudare, bij Mitrovica, zijn weer even verdwenen.
De blokkades bij het plaatsje Rudare, bij Mitrovica, zijn weer even verdwenen.

Foto Milan Dobric

De rust is voorlopig even teruggekeerd in het noorden van Kosovo. De vrachtwagens en bussen die wekenlang de doorgaande wegen blokkeerden zijn weggereden of versleept. De gemaskerde mannen die daarbij de wacht hielden zijn weer onzichtbaar. Grensovergangen tussen beide landen zijn heropend. Servische militairen ten noorden van de grens zijn niet langer in opperste staat van paraatheid.

In de voormalige mijnstad Mitrovica liggen straathonden loom in het winterzonnetje aan beide oevers van de Ibar-rivier. Aan de noordkant liggen ze onder Servische, en aan de zuidkant onder Albanese vlaggen. Gescheiden door een vijftig passen lange brug en een tiental Italiaanse carabinieri, de marechaussee van de EU-politiemacht EULEX die samen met militairen van de door de Navo-geleide missie KFOR de vrede bewaakt.

Maar onder de orthodoxe, Servische bevolking blijft de spanning broeien. Zo hevig, dat velen voorspellen dat het binnenkort gewelddadig uit de hand loopt. „De Albanezen werden in de jaren negentig onderworpen en vochten voor hun onafhankelijkheid. Nu zitten wij in hun positie. De slachtoffers zijn de onderdrukkers geworden”, zegt bijvoorbeeld jurist Marko Jaksic (39) in een rokerig café in Noord-Mitrovica. „Geweld is onontkoombaar.” Het klinkt niet als een dreigement maar als een vaststelling.

„De Servische gemeenschap heeft steeds minder opties om vreedzaam in verzet te komen tegen hun slechte omstandigheden”, zegt Milica Andric Rakic (31) op het kantoor van haar ngo die begrip tussen Albanese en Servische Kosovaren probeert te scheppen. „Als ze blijvend genegeerd worden, zullen ze zich bewapenen.” Hernieuwde lokale autonomie en minder bemoeienis uit Pristina én Belgrado is wat haar betreft de enige manier om gevaarlijke radicalisering te voorkomen.

De vrees voor nieuwe etnische escalatie – bijna 25 jaar na de oorlog in Kosovo (1998-1999) en 15 jaar na de maar deels succesvolle onafhankelijkheidsverklaring (2008) – heerst niet alleen in Mitrovica. In november waarschuwde EU-Buitenlandchef Josep Borrell dat „onnodige en averechtse spanningen” tussen Kosovo en Servië „een heel, heel gevaarlijk niveau bereiken”. Dat was nog voordat alle Servische politici, rechters en politieagenten zich terugtrokken uit de Kosovaarse instituties waar ze deel van uitmaakten, hoewel Servië Kosovo niet als land erkent. En voordat in het zuiden van Kosovo een jongen van 11 en zijn volwassen neef door een Albanese agent buiten dienst werden neergeschoten. „Wat overheerst is angst en wantrouwen”, zegt Radic.

De Servische president Aleksandar Vucic heeft van dreigen met geweld een sport gemaakt. In het noorden van Kosovo gniffelen ze om wat zijn vikend ratovi of weekendoorlogjes worden genoemd. Periodiek roept de populistische Vucic in één van de hem gunstig gezinde tabloids dat hij „alle maatregelen zal nemen om ons volk te beschermen en Servië te behouden” en dan stuurt hij zijn konvooien met grof materieel naar de grens. Die hij dan na een paar dagen weer terugtrekt.

Maar sinds de Russische invasie van Oekraïne en Servische onwil om de Europese Unie te volgen in sancties tegen Rusland, wordt er internationaal niet meer om Vucic’ weekendoorlogjes gelachen. De woorden oorlog en Balkan vallen weer in één onheilspellende zin.

Serviërs in Mitrovica en experts in Pristina geloven niet dat Vucic werkelijk Kosovo zal binnenvallen zoals Vladimir Poetin Oekraïne. „Vucic weet precies waar zijn grenzen liggen en wat de consequenties van zijn acties zijn, hij gaat niet rechtstreeks het gevecht aan met de NAVO”, zegt Jaksic, doelend op de 3.800 KFOR-militairen die hier zijn gestationeerd.

De vrees – of volgens sommigen de wens – is dat hij Kosovo instabiel en als land controversieel houdt door lokale Serviërs te bewapenen en ongereguleerde, paramilitaire organisaties de grens over te helpen. Dus eerder zoals Poetin in 2014 het oosten van Oekraïne ontregelde. Niet zoals hij het nu poogt te veroveren.

Bij gebrek aan sterk lokaal leiderschap is Vucic de cruciale man in het leven van Kosovaarse Serviërs. Hij bepaalt wanneer barricades worden opgeworpen en afgebroken. Alleen met zijn toestemming namen Servische vertegenwoordigers eind vorig jaar massaal ontslag – Belgrado betaalt hun salaris door. Zoals Belgrado ook het loon bekostigt van mensen die hier in Kosovo in de nog volledig Servische gezondheidszorg en het onderwijs werken. Een lokale economie is hier nauwelijks sinds de sluiting van de zilver- en zinkmijnen.

Maar de Servische president is in Noord-Mitrovica zeker geen held. Veel mensen vinden dat hij te weinig doet voor de naar schatting 100.000 Serviërs in Kosovo, van wie nog niet de helft hier in het noorden woont. De totale Kosovaarse bevolking is ongeveer twee miljoen. „De barricades in december moesten worden afgebroken zonder dat één van onze eisen was ingewilligd, omdat dat Vucic beter uitkwam”, zegt Ivana Lazarevic (44) in de hoofdstraat van Mitrovica. Zij is als fitnessinstructeur niet afhankelijk van zijn geld. „Veel mensen durven zich niet uit te spreken. Het enige wat wij Serviërs hier nog zelf in de hand hebben, is of we hier blijven of vertrekken.” De leegloop van rurale en voormalige industriële gebieden speelt overal op de Balkan, maar het gaat nergens zo hard als in het uitzichtloze noorden van Kosovo, zeggen achterblijvers. Betrouwbare tellingen ontbreken.

Foto Milan Dobric

Nummerborden

Toch wijten zij de recente escalaties niet aan Vucic of Russische invloed, maar aan de Kosovaarse premier Albin Kurti, sinds 2021 aan de macht. Het bekendste voorbeeld, dat het afgelopen jaar steeds opspeelde, is de kwestie van de nummerborden. Kosovo wilde de Servische platen waar mensen in het noorden mee rijden ongeldig verklaren en ze dwingen Kosovaarse nummerborden aan te schaffen. „Dat klinkt futiel, maar voor onze eigenheid voelt het belangrijk. We hebben al Kosovaarse identiteitspapieren moeten aanvragen, maar die zitten in je zak en ziet niemand. Je kentekenplaat verwisselen is zo zichtbaar. En welke Kosovaar heeft er last van als er een Servisch vlaggetje op onze auto staat?”, zegt Jaksic. Daarnaast komt de regering in Pristina een eerdere toezegging niet na dat Servische gemeenten een belangenvereniging mogen oprichten. En zijn lokale verkiezingen recentelijk uitgesteld tot april.

Maar Jaksic en anderen zien de aanwezigheid van de Kosovaarse politie als het echt grote probleem. Iedereen klaagt over agenten met speciale bevoegdheden die niet alleen invallen plegen, maar ook met wapens op straat patrouilleren en mensen intimideren. Er gaan geruchten dat nieuw gebouwde politieposten legerplaatsen zullen worden. Volgens Pristina is er alleen extra politie aanwezig om op te treden tegen smokkel en georganiseerde misdaad in dit gebied. En hebben etnisch Albanese agenten meer taken gekregen in het noorden, omdat de Servische politieagenten massaal ontslag namen. Ook het personeel van de rechtbank waar Jaksic werkte, is opgestapt.

Agressieve steun

Ondertussen willen Serviërs in het noorden zich organiseren in burgermilities. In het afgelopen jaar verscheen in Mitrovica graffiti van een club die zich Noordelijke Brigade noemt en zegt de Servische bevolking te beschermen. Niemand kan of wil vertellen hoe groot die beweging is en wie erachter zit. „Ik geloof niet dat ze bestaan”, zegt Jaksic. Ook een KFOR-militair zegt „geen bewijs” te hebben dat dit een georganiseerde groep is. Maar volgens Milica Rakic zijn het „jonge mensen die het heft in eigen hand nemen nu ze zich bedreigd voelen”. Men is het erover eens dat alleen KFOR de rust nog weet te bewaren.

In de kern is het conflict al sinds 2008 hetzelfde. Pristina probeert de Servische bevolking in nieuwe staatsstructuren te integreren en in het noorden verzet die bevolking zich daartegen, met op gezette tijden luid verwoorde en agressieve steun uit Belgrado. In Mitrovica wordt inmiddels wel aanvaard dat Kosovo een land is en niet een opstandige provincie die volledig terug zal keren in de Servische moederschoot. Wat niet geaccepteerd wordt is dat dit gebiedje daarbij hoort.

Een paar jaar geleden had de bevolking haar hoop gevestigd op een landruil van dat overwegend Servische gebied met een stukje Servië waar veel Albanezen wonen. De toenmalige Duitse leider Angela Merkel parkeerde de Duitse bus ervoor. Sindsdien is het Europese animo voor het hertekenen van landsgrenzen niet toegenomen. Toch is het niet waar wat veel Serviërs zeggen, dat de EU zich onverdeeld achter Kosovo schaart. Vijf EU-landen erkennen het staatje niet. Het formele verzoek tot toetreding tot de Europese Unie dat Pristina in december indiende, is dan ook volslagen kansloos.

Wel zien veel Kosovaarse Serviërs hun laatste kans op zelfbeschikking wegvloeien. Is nummerplatenkwestie vooral symbolisch, nu heeft Pristina aangekondigd dat de noordelijke bevolking eindelijk eens voor energie moet gaan betalen, die al sinds de onafhankelijkheid voor niets wordt afgetapt. Een economisch conflict is op handen.

„Door de oorlog in Oekraïne trekken onze protesten nu de aandacht van de wereld”, zegt Jaksic. „Maar we krijgen er voorlopig niks voor.” En dus herhaalt hij wat velen hier zeggen: als ze niet goedschiks meer autonomie krijgen, wordt geweld een reëel scenario. „We staan aan de vooravond van een tweede oorlog. Ik heb geen wapen, maar daar is eenvoudig aan te komen. Ooit zal dit gebied weer Servië zijn.”


Lees ook: Dit interview door correspondent Emilie van Outeren met de Kosovaarse premier Albin Kurti

Lees verder…….