Sopropo en gomawiri, gewoon uit Almere

De voedselmakers In een biologische kas teelt Guno Marengo Surinaamse groenten. Hij gunt anderen wat hij zelf ontdekte: je eigen eten telen maakt gelukkig.



Foto Simon Lenskens

Voor de ingang van de kas, die tot voor kort door riet was overwoekerd, staan plantenbakken met petunia’s, begonia’s, hortensia’s en geraniums. Ze laten zien hoe trots Guno Marengo (1960) is. Een woestenij was het in de kas. En nu: „Kijk, hoe mijn bitawiri erbij staat.” Tussen de bitawiri, een bittere bladgroente, staan pepers en amsoi, een soort raapstelen. Marengo heeft aan de achterkant van de kas een hekwerk gemaakt waardoor frisse lucht binnenkomt terwijl de kas op slot kan blijven. Dit is zijn kas, zijn domein.

Marengo heeft de kas in bruikleen van Bob van der Voort van Biofood, teler van biologische groenten in Almere-Buitenvaart. „Bob was de tweede man in mijn leven die naar me geluisterd heeft en me ruimte heeft gegeven.” Eerst mocht Guno Marengo de randen in zijn kas volzetten met Surinaamse groenten. En daarna vertrouwde hij hem de verwaarloosde kas toe.

De eerste man die Marengo „een stem gaf”, was zijn psycholoog.

Voordat Marengo zijn groenten laat zien, heeft hij koffie gezet en is in een kamertje bij de kassen van Biofood op een stoel gaan zitten. Het was een lange weg die hem hier bracht. Je hoeft Guno Marengo niks te vragen, het komt vanzelf. Hoe hij als zevenjarige in Suriname al bij een autospuiterij ging werken en thuis de vaderrol op zich nam. Hoe hij op zijn negentiende naar Nederland kwam met in zijn achterhoofd de lessen van zijn vader. In het gezin was die misschien afwezig geweest, maar hij had de jonge Guno wel ingeprent: kennis is macht, zorg dat je altijd voor jezelf kunt zorgen.

Guno Marengo werd in Nederland stratenmaker, deed avond-mts, werd politieman. „De eerste allochtone politieman in Almere”, zegt hij. Toen hij na tien jaar de overstap maakte naar de milieudienst in Amsterdam, raakte hij tijdens de opleiding in een depressie. Over het waarom vertelt hij niet veel. Wat hij wel zegt: „Ik ben gelovig, ik geloof dat alles een bedoeling heeft. Amen!” Hij is nog steeds dankbaar dat hij, ondanks zijn uitval, kon blijven. Hij deed het werk nog jaren.

Foto Simon Lenskens

Tranen van blijdschap

Vanaf 2012 ging het geleidelijk bergafwaarts. Een hernia, diabetes type 2, een nieuwe depressie. En twee jaar later ook nog het overlijden van zijn vader. „Ik ging finaal op mijn bek.” Guno Marengo, de man die 27 jaar overal open en onbevreesd was binnengelopen als milieu-inspecteur, sloot zich op in zijn huis, met zijn muziekinstrumenten. „Agorafobie.” Alleen een mevrouw van de zorggroep lukte het om hem af en toe de deur uit te krijgen.

Guno Marengo praat en praat. En dan zit er nog van alles onder de oppervlakte dat hij niet vertelt. Af en toe huilt hij. „Dat ik traan is verwerking. Ik heb het verwerkt. Ik mag nu tranen van blijdschap.”

Hij hervond zijn kracht, zegt hij, „door mijn gebed, mijn geloof”. En door zijn tuin. Al eerder had hij een huisje op een volkstuinencomplex in Almere Haven, driehonderd vierkante meter siertuin. Maar zijn droom kwam pas echt tot leven bij Onze Volkstuinen in de Kas, een kas waar hobbytuinders hun eigen groenten telen, een stukje verderop aan de weg waar ook Bob van der Voort met zijn bedrijf zit.

Marengo begon met tien vierkante meter. Peperplant, tajerblad, antroewa. Na drie maanden wilde hij meer. Dertig, vijftig, honderd vierkante meter. Sopropo, klaroen, kousenband, maar ook snijbonen en tomaten. Hij had iets om de deur voor uit te moeten. Zaaien, bewateren, wieden en oogsten.

Eerst plantte hij de groenten voor zichzelf, steeds vaker kwamen er mensen die iets van hem wilden kopen of die zich door Marengo lieten aansteken om ook te gaan tuinieren. Het moet er altijd al in hebben gezeten, zegt hij. Zijn grootmoeder had in Suriname een kostgrond, een stukje land waar hij vaak kwam. Als inspecteur kwam hij vaak en graag in kassen. „De droom was er, maar hij was gaan liggen.”


Lees ook: ‘Dacht je dat wij altijd Surinaams eten?’

Hij móést niks verkopen, maar het verwonderde Marengo altijd al: waarom importeren we al die Surinaamse groenten? Het is nostalgie, denkt hij, waardoor veel mensen liever Surinaamse groenten van ver kopen dan hetzelfde gerecht te maken met Hollandse sperziebonen of spinazie. Wat uit de kas komt, kan nooit zo smaken als wat onder de Surinaamse zon groeit. Intussen zijn er maar weinig Nederlandse telers die het tegendeel proberen te bewijzen. Onbekendheid en onwennigheid, denkt Marengo. Terwijl er toch 360.000 Surinaamse Nederlanders zijn en er al een paar jaar een importverbod is op onder meer sopropo uit Suriname.

Hoe dan ook. Anderhalf jaar geleden: Guno Marengo had inmiddels 130 vierkante meter. „En toen kwam ik Bob tegen, bij Onze Volkstuinen. Bob van der Voort.” En die had driehonderd vierkante meter in de aanbieding: de zijkanten van zijn kas gebruikte hij toch niet, daar kon Marengo zijn Surinaamse groenten neerzetten. Biologisch. „Dat is intensief en je hebt minder garanties op een goede opbrengst. Maar ik wil het zo doen.” Hij heeft als milieu-inspecteur genoeg gif gezien. „De natuur is niet ondergeschikt aan de mens.”

Foto Simon Lenskens

Hij loopt door de kassen en laat zien hoe zijn Surinaamse groenten gebroederlijk naast de lange rijen komkommers groeien. Marengo legde zelf het bewateringssysteem aan. Als de bodem wat voeding kan gebruiken, of als hij sluipwespen nodig heeft om luizen te bestrijden, kan hij de middelen en expertise van de mensen van Biofood gebruiken. „Het levert Bob natuurlijk ook wat op. Hij kan zo, hoe heet dat ook alweer, maatschappelijk verantwoord ondernemen. We helpen elkaar.”

Saxofoon

Zestig meter lang, twee meter breed, langs twee kanten van de kas, alle mogelijke Surinaamse groenten. Boulanger (een soort aubergine), tajerblad. Onkruid dat geen onkruid blijkt maar eetbare nachtschade (gomawiri). Kousenband (lange bonen) en heel veel sopropo.

Marengo houdt twee prille sopropo-vruchtjes tussen zijn vingers en ziet aan de bloem: de ene is vrouwelijk, de andere manlijk. „Ik kan gelukkig worden van een zaadje dat ontkiemt of een bloem waar een bij op zit.” De knobbelige komkommerachtige vrucht wordt zoeter naarmate hij langer rijpt, maar juist het bittere geeft smaak aan veel Surinaamse gerechten. Gestoofd, gebakken, gevuld met vlees of vis, of ingelegd in zuur. En dan zou sopropo ook nog helpen tegen diabetes type 2.

Foto Simon Lenskens

Of het de medicinale krachten van Surinaamse groenten zijn, of het simpele feit dat hij in de kas, met zijn handen in de aarde, zijn zinnen kan verzetten: Guno Marengo heeft zijn psycholoog niet meer nodig en is gestopt met zijn diabetesmedicijnen. Ooit droomde hij ervan om biologische Surinaamse groente te telen en die voor een betaalbare prijs te verkopen. Nu hij het therapeutische effect van het werken als tuinder heeft leren kennen, en af en toe rondleidingen geeft, wil hij méér: „Mensen met psychische problemen begeleiden in de kas.”

Als Guno Marengo een minder goede dag heeft, staat hij op, dankt God en vraagt Hem om kracht. En dan gaat hij naar de kas. Soms neemt hij zijn saxofoon mee. Hij gaat tussen de komkommers zitten en blaast zijn gedachten weg. „Hier ben ik een gelukkig mens.”

Lees verder…….