Rusland tart de graanmarkt, maar importeurs vinden nog een uitweg

Analyse

Graandeal Landen die voorheen tarwe uit Oekraïne importeerden, wijken uit naar andere leveranciers. Toch zijn er zorgen over volgend jaar.

Een boer oogst een tarweveld met een maaidorser in de Oekraïense Charkov-regio in juli van dit jaar.
Een boer oogst een tarweveld met een maaidorser in de Oekraïense Charkov-regio in juli van dit jaar.

Foto Sergey Bobok/AFP

Het was op z’n zachtst gezegd een chaotische week op de internationale graanmarkt. Nog geen week geleden zei Rusland zich per direct terug te trekken uit de veelgeprezen graandeal met Oekraïne. En afgelopen woensdag meldden de Russen alweer mee te willen doen.

Na die laatste aankondiging daalde de graanprijs direct een paar procent, al is die nog altijd zeer hoog: tarwe-futures op de beurs van Chicago zijn ruim 60 procent duurder dan begin 2020, voor de pandemie.

De graandeal die sinds juli de veilige export van Oekraïens graan over de Zwarte Zee moet garanderen, toont met hoeveel extra onzekerheid de internationale voedselmarkten sinds de Russische invasie van Oekraïne te maken hebben. De deal gaat voornamelijk om tarwe en maïs. Van tarwe, vooral voor menselijk voedsel gebruikt, is Oekraïne de op vier na grootste exporteur ter wereld. Van maïs, voornamelijk als veevoer ingezet, is het de grootste.

Vanuit Oekraïne vindt de graanexport grotendeels plaats per schip, over de Zwarte Zee. Via de Bosporus, in Turkije bereiken de granen de wereldmarkt. Door de oorlog is de doorvaart over de Zwarte Zee moeilijk te verzekeren. Hierdoor is de graanimport van landen die erg afhankelijk zijn van Rusland en Oekraïne sterk afgenomen, of in elk geval een stuk onzekerder geworden. En dus zijn (tussen)handelaren die normaal veel graan in beide landen kopen massaal op zoek naar nieuwe exporteurs.

Zo spoort de overheid van Nigeria, met 217 miljoen inwoners het volkrijkste land van Afrika, handelaren aan ook tarwe uit andere landen te halen. Vorig jaar kwam nog 51 procent van de tarwe voor Nigeria uit Rusland, Oekraïne en andere landen rond de Zwarte Zee. Voor de eerste helft van 2022 lijkt dat diversifiëren te zijn gelukt, schrijft het Amerikaanse ministerie van Landbouw in een periodiek rapport: het merendeel van de tarwe voor Nigeria kwam toen uit landen in Noord- en Zuid-Amerika.


Lees ook Oorlog in Oekraïne leidt tot zorgen over broodvoorziening Egypte

Ook Egypte, waar de overheid centraal inkoopt en doorgaans ruim 20 procent van haar tarwe uit Oekraïne haalt, ging deze zomer snel op zoek naar andere exporteurs. Die werden onder meer gevonden in Frankrijk, Roemenië en Bulgarije. Volgens tarwehandelaren voert Rusland ook meer tarwe uit nu er minder goedkoop Oekraïens graan beschikbaar is.

Sowieso blijft Rusland een belangrijke handelspartner voor veel landen, of ze willen of niet. Zo kan Egypte bijna niet anders dan goede diplomatieke banden onderhouden met Moskou, alleen al omdat de import uit Rusland zo’n „belangrijk onderdeel is van de Egyptische inspanningen om de voedselzekerheid te behouden”, aldus een Egyptische econoom tegen nieuwssite Al-Monitor.

Graangrootmachten

Dat de oorlog in Oekraïne de graanmarkt zo sterk kan verstoren, komt ook door de opkomst van Rusland en Oekraïne als graangrootmachten. Waar tien, vijftien jaar geleden Canada, de Verenigde Staten, Argentinië en Australië een groot deel van de graanexport op zich namen, zijn Rusland en Oekraïne steeds grotere spelers geworden – onder meer vanwege de lage prijzen.

Oekraïne was voor de oorlog de grootste leverancier van het allergoedkoopste graan, zegt Bart de Steenhuijsen Piters, onderzoeker van voedselsystemen aan Wageningen University & Research (WUR). „Oekraïens graan was zo goedkoop door het vruchtbare land, de goedkope energie, het enorme areaal en de hoge mechanisatiegraad. Iedereen was aan dat goedkope graan verslaafd. Nederland voor het veevoer, Tanzania voor het brood.”

Die verslaving is noodgedwongen ten einde. Nu de graanprijs door de verstoring van de markt structureel zo hoog is geworden, maakt de VN-voedsel- en landbouworganisatie FAO zich grote zorgen over de beschikbaarheid en productie van graan en ander voedsel voor de komende seizoenen.

De vrees is dat boeren wereldwijd minder goed kunnen inschatten hoeveel – eveneens dure – kunstmest ze moeten inkopen, hoeveel ze moeten zaaien en welk gewas. Mocht de oorlog voortduren, dan ontstaan mogelijk problemen met de beschikbaarheid van tarwe en maïs (logistiek, hoge prijzen) én met de productie ervan. Dat zegt FAO-hoofdeconoom Máximo Torero in een interview met Finance and Development, het tijdschrift van het Internationaal Monetair Fonds. Hij verwacht dat ook de export van kunstmest uit Rusland en Oekraïne beduidend lager zal zijn.

‘Zwakkeren lijden het meest’

De Steenhuijsen Piters ziet minder snel problemen met de mondiale productie van tarwe voor het komende jaar. Hij verwacht dat Europa en landen als Canada, de VS, Argentinië en Australië de productie opvoeren. En dat Rusland juist wel veel graan blijft exporteren, of het land dat nu zelf geproduceerd heeft of van Oekraïne gestolen. Voedsel valt immers niet onder de sancties die verschillende landen Rusland hebben opgelegd.

Wel baren de hoge voedselprijzen de WUR-onderzoeker zorgen. Alle alternatieven voor Oekraïense granen zijn duurder. Ook uitwijken naar ander voedsel, zoals rijst, is niet vanzelfsprekend de oplossing. In de meeste landen is de landbouw inmiddels zo geïntensiveerd met behulp van kunstmest, en daarmee afhankelijk geworden van de energieprijzen, dat alles snel duurder is geworden.

Voor landen die genoeg geld hebben, zegt De Steenhuijsen Piters, functioneert de neoliberale graanmarkt naar behoren. „Maar de armste helft van de landen heeft een probleem. De mensheid produceert genoeg voor de bevolkingsgroei, zelfs voor de wereldwijde consumptiegroei. Dat is een hele prestatie. Maar de graanmarkt houdt geen rekening met de koopkracht.”

Bovendien, voegt voormalig FAO-econoom Abdolreza Abbassian toe, zijn armere landen minder goed in staat graanproducenten regels op te leggen of onder druk te zetten. „Als het systeem niet goed functioneert, lijden de zwakkeren het meest.”

De Steenhuijsen Piters benadrukt wel dat mensen ook in Afrikaanse landen weerbaar zijn. „Als in Rwanda de tarwe te duur is, wordt er meer cassave verbouwd. Daar kan je ook meel van maken. Die inventiviteit moeten we niet onderschatten.”

Maar na 19 november kan de situatie weer veranderen. Dan eindigt de Oekraïense graandeal officieel.

Lees verder…….