Vooral president Clinton was de kampioen van het neoliberalisme

Recensie

Economische ideologie De neoliberale orde die werd ingezet onder Reagan is voorbij, stelt historicus Gary Gerstle. Meer nog dan zijn Republikeinse voorgangers zette de Democratische president Clinton in op deregulering.

Oud-president Bill Clinton met toenmalig Microsoft-topman Bill Gates, in 2005 tijdens het World Economic Forum in Davos.

Oud-president Bill Clinton met toenmalig Microsoft-topman Bill Gates, in 2005 tijdens het World Economic Forum in Davos.



Foto Yoshiko Kusano / EPA

Was Bill Clinton belangrijker voor het neoliberalisme dan Ronald Reagan? Is de Democratische president uit de jaren negentig van groter invloed geweest op het succes van het neoliberalisme dan zijn Republikeinse voorganger in de jaren tachtig?

In veel artikelen en boeken wordt die belangrijkste rol eerder toegedicht aan Reagan. Maar na lezing van The Rise and Fall of the Neoliberal Order van de Amerikaanse historicus Gary Gerstle, kun je zomaar tot de conclusie komen dat Clinton eigenlijk de kampioen van het neoliberalisme is. Zeker als je, zoals Gerstle, een onderscheid maakt tussen de ideologie en de praktische uitvoering in een politiek-economische orde. Zo’n orde is per definitie een samenspel van ideologie, beleid en uitvoering, dat zich uitstrekt over een langere periode dan de vier jaar tussen twee verkiezingen. In Gerstle’s definitie kun je pas van een politiek economische orde spreken als een grote verandering wordt overgenomen door de politieke tegenstrever.

De New Deal van president Franklin D. Roosevelt uit de jaren dertig werd in deze benadering na de oorlog pas een politiek-economische orde, toen de Republikeinse president Dwight D. Eisenhower (van 1953 tot 1961) het sociale beleid voortzette. Het was de tijd dat de Amerikaanse overheid de economie reguleerde en bedrijven en vakbonden sociale compromissen sloten. Een van de sleutelmomenten van deze New Deal-periode is volgens Gerstle de collectieve overeenkomst die de drie grote autoproducenten in 1950 sloten met de vakbonden. Het werd een voorbeeld voor veel compromissen tussen kapitaal en arbeid. De dreiging van het communisme noopte grote bedrijven ertoe de positie van arbeiders in de VS te verbeteren via betere beloningen en arbeidsomstandigheden. Zo begon de opkomst van de grote Amerikaanse middenklasse.

Door de val van het communisme kreeg in de analyse van Gerstle het neoliberalisme begin jaren negentig vleugels. Niet zozeer omdat – in de woorden van Francis Fukuyama destijds – het eind van de geschiedenis uitgeroepen kon worden, omdat er nog maar één dominante ideologie was overgebleven. Wel omdat het Amerikaanse bedrijfsleven zich vrij voelde om de coalitie met de vakbonden te verbreken. Veel productie verplaatste zich naar landen buiten de VS, inkomensverschillen groeiden snel.

In de jaren tachtig was onder Ronald Reagan het neoliberaal gedachtengoed al gaan overheersen in Washington DC. Reagan bouwde de overheidsmacht af en verlaagde de belastingen in recordtempo, waarvan vooral bedrijven en vermogenden profiteerden. Reagan had zich rechtstreeks laten inspireren door de ideologen Friedrich Hayek en Milton Friedman en door de denktanks die sinds eind jaren zestig hun gedachtengoed overnamen. Hij was er bovendien in geslaagd om dat te combineren met de ideeën van de christelijk conservatieve beweging. Het neoliberalisme is daardoor volgens Gerstle ten onrechte vaak als conservatieve beweging gekenschetst.


Lees ook de recensie: Hoe het neoliberalisme in Nederland ongemerkt kon zegevieren

Samensmelting van bewegingen

Gerstle stelt juist dat verschillende bewegingen die op het eerste oog weinig met elkaar te maken hebben, zijn samengesmolten in een neoliberale orde. Zo noemt hij ook het ‘nieuwe links’ dat sinds eind jaren zestig voor individuele burgerrechten streed en de consumentenbeweging die in de VS sindsdien sterker opkwam voor de individuele rechten van de consument. Of de technologisch utopisten die dachten dat technologie zou leiden tot een bevrijding van het individu, en die zo het denken van veel ondernemers in Silicon Valley bepaalden. Tot slot wijst hij op de opkomst van de cosmopolitische burgers die meer de wereld als hun thuisland zien dan de natie waarin ze wonen. Dat leverde een elite op die in vele hoofdsteden dezelfde kenmerken heeft, zich makkelijk over de wereld beweegt en voorvechter is van globalisering.

Juist daarom is het volgens hem niet verbazingwekkend dat de hoogtijdagen van het neoliberalisme met name onder het bewind van Clinton te vinden zijn. In zijn regering verzamelden zich vertegenwoordigers van de cosmopolitische elite. Zij gooiden de grenzen open. De grootste dereguleringswetten werden in zijn regeerperiode doorgevoerd. Zo kregen banken en andere financiële instellingen en telecom- en techbedrijven de kans om uit te groeien tot molochen die hun markten domineerden.

Gerstle maakt in zijn boek een enkel uitstapje naar de rest van de wereld, maar beperkt zich vooral tot de recente Amerikaanse geschiedenis. Zijn boek is desondanks een waardevolle analyse van de decennia die achter ons liggen, omdat hij vaak net een ander perspectief kiest dan gebruikelijk is voor gebeurtenissen van zo kort geleden.

De neoliberale orde is ten einde gekomen. Gerstle wil daarbij niet te veel eer toewijzen aan Trump. Die heeft niet meer gedaan dan een open deur verder openduwen, schrijft hij. De werkelijke neergang is al ingezet met de financiële crisis van 2008. President Obama deed nog een beroep op de neoliberale economen uit de Clinton-regering om die crisis te bestrijden. Banken werden gered, door de minst aangetaste banken de zwakkere concurrenten over te laten nemen. In brede delen van de samenleving groeide daardoor alleen maar de weerzin en het wantrouwen tegen het grote bedrijfsleven. Deglobalisering rukte al sinds 2008 op, omdat zowel bedrijven als consumenten meer vragen begonnen te stellen bij open grenzen.

Waar staan we nu? Gerstle doet een voorzichtige poging de massale overheidssteun in de coronacrisis te omschrijven als verschijnsel van een nieuwe orde. Maar in een politiek landschap dat zo gepolariseerd is, kan het lang duren voordat de ene kant van het politieke spectrum de principes van de andere kant zal overnemen. Op een nieuwe orde is het wachten, voorlopig heerst er vooral chaos waarbinnen overheden en bedrijven hun weg moeten zien te vinden.

Lees verder…….