Rembrandt is de held in de Hollandse collectie van cokeskoning Frick

Recensie


Beeldende kunst

Frick-collectie Het Mauritshuis toont bij uitzondering enkele meesterwerken uit de Frick-collectie in New York. De meeste waren meer dan honderd jaar niet meer in Europa te zien.

Jacob van Ruisdael (1628/29-1682), Landschap met een voetbrug, 1652 (Olieverf op canvas, 98 x 159 cm.)
Jacob van Ruisdael (1628/29-1682), Landschap met een voetbrug, 1652 (Olieverf op canvas, 98 x 159 cm.)

Foto Michael Bodycomb/ The Frick Collection, New York

In 1871 liet de Amerikaanse bankier Thomas Mellon zich informeren over een jonge ondernemer aan wie hij overwoog geld te lenen voor het opzetten van een steenkoolfabriek. Mellons zegsman prijst het talent en de toewijding van de beginnende zakenman en voegt daar, met goedmoedig dédain, aan toe dat de nog maar 22-jarige jongeman „wellicht iets te enthousiast is voor schilderijen”, maar not enough to hurt. Nog geen tien jaar later was de steenkoolfabrikant uitgegroeid tot miljonair door zijn uitstekend lopende bedrijven in cokes en staal, en had hij met zijn snel vergaarde fortuin de grondslag gelegd voor een van de belangrijkste particuliere kunstcollecties van zijn tijd.

Deze Henry Clay Frick (1849-1919), bijgenaamd de ‘cokeskoning’, moet een harde zakenman zijn geweest die in 1892 een staking van mijnwerkers met geweld liet neerslaan, en tegelijkertijd een liefhebber van het werk van Rembrandt en Vermeer. Net als andere steenrijke collectionneurs van de Amerikaanse ‘Gilded Age’ van omstreeks 1900, profiteerde hij van het aanbod van kunstcollecties die in die periode, onder meer door een herziening van de erfbelasting in Engeland, op de markt kwamen. Talloze Europese kunstwerken verhuisden in die tijd naar de Verenigde Staten. Negen van Fricks belangrijkste Hollandse schilderijen worden nu getoond in het Mauritshuis (een tiende werk, een landschap van Jacob van Ruisdael, is pas na zijn dood verworven).

Aelbert Cuyp (1620-1691), Rivierlandschap met herder en koeien, circa 1650-1660 (Olieverf op canvas, 50 x 74 cm.) Foto Joseph Coscia Jr./ The Frick Collection, New York

Uitzonderlijke bruikleen

In 2015 toonde het Mauritshuis al een mooie selectie van werken uit de Frick-collectie die pas waren verworven na de dood van de grondlegger. Deze had namelijk laten vastleggen dat de verzameling die hij bij leven had bijeengebracht zijn New Yorkse huis nooit zou mogen verlaten. Maar toen het Mauritshuis in 2013-2014 gesloten was wegens verbouwing en zijn topstukken, waaronder Vermeers Meisje met de parel en Carel Fabritius’ Puttertje, aan het Amerikaanse museum had uitgeleend, blijkt er toch ruimte voor een kleine, hoogst uitzonderlijke bruikleen nu het pand van het Amerikaanse museum op zijn beurt is gesloten voor verbouwing.

Veel visie of samenhang vertoont deze presentatie niet, maar de getoonde schilderijen weerspiegelen wel de vroegtwintigste-eeuwse smaak voor geschilderde portretten, landschappen en genrestukken uit de Hollandse Gouden Eeuw. Populair waren bijvoorbeeld de Dordtse schilder Aelbert Cuyp, van wie Frick een met koel zonlicht overgoten Rivierlandschap met herder en koeien bezat, en Meindert Hobbema die is vertegenwoordigd met een liefst 130 centimeter breed, kraakhelder gezicht op een landschap met watermolen.

Zwarte wambuis

Minder bekende of voor de hand liggende kunstenaars om in Fricks tijd te verzamelen waren Johannes Vermeer, van wie hij een voorstelling bezat van een interieur met aan tafel een soldaat en een onweerstaanbaar lachende jonge vrouw, en Frans Hals, met een portret van een heer wiens zwarte wambuis lijkt open te barsten om het virtuoos losjes geschilderde witte hemd daaronder te tonen.

Toch was Frick uiteindelijk niet erg origineel of eigenzinnig in zijn voorkeuren. Zo verwondert het niet dat Rembrandt de held is in zijn Hollandse collectie. In 1906 kocht de cokeskoning Rembrandts majestueuze Zelfportret uit 1658 met de schilder in levensgroot formaat, zittend in een leunstoel en gekleed in een bontmantel en een ongebruikelijk goudgeel gewaad.

Het schilderij is sinds de grote Rembrandttentoonstelling in Amsterdam in 1899 niet meer in Europa te zien geweest. Frick kocht het in 1906, via een tussenpersoon die het karakteriseerde als „the greatest portrait of himself existing”, voor het destijds enorme bedrag van 225.000 dollar. In dezelfde periode verwierf Frick de grond voor zijn nieuw te bouwen huis met riant uitzicht op Central Park in Manhattan. Zijn buitensporige inkomsten hielden gelijke tred met zijn uitzonderlijke kunstaankopen waardoor die kennelijk, evenmin als 35 jaar eerder aan het begin van Fricks carrière, pijn deden in zijn portemonnee.


Lees ook: De dure smaak van miljonair Frick

Lees verder…….