Waarom moest een kunsthandelaar dubieuze verkopen terugnemen?

Kunsthandel Een echtpaar koopt voor miljoenen euro’s ruim honderd zeventiende-eeuwse objecten bij één handelaar. Tot een stel kandelaars argwaan wekt. Is die wel zo oud als beloofd? En hoe echt is de wijwateremmer? „Er is misbruik van onze goedheid gemaakt.”



Illustratie Sebe Emmelot

Een Mercedes-Benz-vrachtwagen komt knerpend het grindpad oprijden bij de verbouwde boerderij van Robert en Geeske Smiesing. Het is twee dagen voor Kerst, tien minuten voor het middaguur. Binnen glimlacht ondernemer Robert Smiesing minzaam. „Het begin van een feestelijke dag, het einde van een lange affaire.”

Het is onduidelijk of hij het ironisch bedoelt, of dat opluchting daadwerkelijk overheerst. Voor hem op tafel staan twaalf antieke gebruiksvoorwerpen. Zoals een benen kruithoorn, een wijwateremmer en de ivoren top van een bisschopsstaf. Bij de voordeur staan nog een paar objecten klaar voor vertrek: een antieke kast, een wieg, een stoel en een tafel.

Robert en zijn vrouw Geeske kochten de antiquiteiten bij Bruil & Brandsma Works of Art, een chique kunsthandel met twee vestigingen in het Amsterdamse Spiegelkwartier. De zoon van de 56-jarige antiquair Rob Bruil, komt op deze regenachtige winterdag de voorwerpen halen. Hij moet wel. Enkele maanden eerder heeft het echtpaar met een bodemprocedure de aankopen (totale waarde 370.000 euro) ongedaan weten te maken. Een rechter verklaarde de voorwerpen ‘non-conform’. Dat is de juridische term voor: niet in overeenstemming met de koopovereenkomst. De rechter oordeelde op basis van expertiserapporten, opgesteld door handelaren en andere experts.

Voorbeeld? Neem de kast bij de voordeur. De Smiesings meenden bij Bruil & Brandsma een Nederlandse renaissancekast uit 1640 te hebben gekocht, voor 45.000 euro. Twee experts spraken in hun rapporten daarentegen van een laat negentiende- of begin twintigste-eeuwse variant, „samengesteld van oud en antiek hout”. Het oordeel van de rechter: non-conform.

Nog voor de Mercedes zijn erf opreed, smaalde Smiesing: „Van Bruilen komt huilen.”

Achtergebleven in Amsterdam is vader Bruil, de antiquair zelf. Tot begin 2021 kwam hij regelmatig op de boerderij langs. Het echtpaar was vier jaar lang een geweldige klant. Hij verkocht ze meer dan honderd antieke kunst- en gebruiksvoorwerpen, voor meer dan 3,25 miljoen euro. Tot de Smiesings hardop gingen twijfelen aan tientallen van hun aankopen. Sindsdien is het ze niet meer gelukt om direct contact met Bruil te krijgen. Sterker: de vijftien door de rechter ongedaan gemaakte aankopen moesten de Smiesings zelf maar naar Amsterdam komen brengen.

Bruil liet het via zijn advocaat weten. Net als de mededeling dat de Smiesings aankopen die nog bij hem stonden zelf maar moesten komen ophalen. De Smiesings vonden het horkerig gedrag en pikten het niet. Een kortgedingrechter gaf hun half december gelijk: Bruil & Brandsma is verantwoordelijk voor het transport.

Nu is het zover en heeft Bruil zijn zoon gestuurd, samen met een kunsttransporteur. Ze figureren in een verhaal over een kemphanengevecht in de kunstwereld, een juridisch conflict waarbij tal van kopstukken uit de antiekbranche betrokken raakten. Een affaire – dat ook – die tot vragen leidt over de mores van de kunsthandel en die leerzaam is voor kopers van kostbare kunst en antiek. Wat is een faire prijs? En hoe verder als het geleverde niet blijkt te beantwoorden aan de omschrijving op de koopovereenkomst?

Verslavende verzamelwoede

Dit verhaal kent zijn begin nog niet eens zo lang geleden, tijdens een tripje naar Ommen, in 2015. De Smiesings gingen op bezoek bij een zoon van Geeske. „Is hier een kringloopwinkel?”, vroeg ze hem: „want daar wil mem wel even naar toe.” Ja, die is hier, zei de zoon, maar hij bracht ze naar een antiek- en curiosawinkel. Geeske: „Dat was een vergissing, maar eenmaal daar gingen we toch maar kijken. Van grond tot plafond stond het vol, vooral met rommel.”

De Smiesings kwamen beiden uit een eerdere relatie. Geeske ging zo’n tien jaar geleden bij Robert wonen en had hechtingsproblemen, zomaar in een nieuwe streek in een donkere boerderij waar Robert al enige tijd een „eenmannenhuishouding” voerde, zoals hij het ook zelf noemt. Geeske wilde af van de kou, de kleine raampjes, het boerenbruin. Ze besloten de boerderij te verbouwen en kochten nieuwe meubels.

Zij: „In die volgeladen hal in Ommen zagen we tussen alle troep een mooie oude kast. Met die aankoop is het allemaal begonnen.”

Eerst gingen de Smiesings alleen antiekwinkels in hun regio af. Toen hoorde Robert over een antiekbeurs, in Amsterdam, de PAN.

Zij: „We waren nog nooit op zo’n beurs geweest. We schrokken enorm van de prijzen.”
Hij: „Dan zagen we iets moois en dat bleek dan 80.000 euro te kosten.”
Zij: „Dat wordt mij te gortig, zei Robert. Snel doorlopen. Maar dan is het zaadje al geplant, hè?”

Dat wordt mij te gortig, zei Robert. Snel doorlopen. Maar dan is het zaadje al geplant, hè?

Geeske Smiesing antiekverzamelaar

Korte tijd later vond een belangrijk moment plaats in de verzamelwoede van de Smiesings. Hij: „We hoorden dat je kunst kunt kopen met geld uit het bedrijf. Als belegging van de zaak. Ik wist niet wat ik hoorde, tot mijn accountant het bevestigde: je mag de aandelen in je bedrijf aan je muur hangen, als het ware.” Dat betekende de grote sprong voorwaarts. Hij: „Toen dacht ik: wat zullen we dan níét kopen?”

Op de volgende PAN liepen de Smiesings niet alleen om te kijken. Zij: „Robert en ik hitsten elkaar op. Verzamelen is als een virus.”

Ontwikkeling hoort bij dat virus. Hij: „Je wordt een beter geïnformeerde klant, al ben je geen expert. We hadden een mooi kastje gekocht en hoorden dat het enige vergelijkbare exemplaar in het Rijksmuseum stond. Toen zijn we voor het eerst in dat museum geweest. En zagen we dat kastje… kicken.”

De Smiesings gingen bij handelaren op bezoek, deden af en toe „een rondje Spiegelkwartier”, in Amsterdam. Op basis van oude catalogi van de Delftse antiekbeurs (de voorloper van PAN Amsterdam) vulde Robert een A4-ordnermap samen met „dromen”, objecten die hij wilde hebben. De ordner telde meer dan 200 bladzijden.

Hij: „Als we dan weer een paar museale stukken hadden gekocht, wist ik direct bij thuiskomst: alles wat hier staat kunnen we verkopen. Het verschil in kwaliteit was zó groot…”

Zij: „Het verschil tussen neorenaissance en echte renaissance, dat ruik je er gewoon vanaf.”

Geeske herinnert zich vooral de komst, thuis op de boerderij, van een grote zeventiende-eeuwse tafel. „Die stond hier en daar kwam de kast, die stond daar, en daarboven hing een oude kroonluchter. Nou, toen kon ik wel janken van geluk, het stond zo mooi bij elkaar! Het is met geen pen te beschrijven hoe dat voelt.”

Blind vertrouwen

Rob Bruil, een goedgeklede man met korte krullen en een schaduwbaard, oogst regelmatig lof met zijn handel. Zijn stand op de PAN van 2018 noemde deze krant „de mooiste op de beurs”. En, specifieker: „Zoveel wonderschone curiositeiten zie je slechts zelden bijeen.” Bruil is ook een handelaar met financiële slagkracht, zeker sinds Quote 500-lid Roger Hodenius in 2021 aandeelhouder is van Bruil & Brandsma.

Ook de Smiesings zagen bij Bruil de mooiste stukken. Bovendien vonden ze hem aardig. Zij: „Hij heeft een goed verhaal, neemt de tijd voor je, met koffie en broodjes.”

Omdat hun kennis van antieke meubels hun liefde ervoor niet evenaarde, stelden ze een nagenoeg blind vertrouwen in de handelaar. Robert gaf Bruil inzage in zijn ordner. Bruil ging ermee aan de slag. Er ontspon zich een intensieve relatie. „Ook vriendschappelijk”, zegt Geeske. „Het klikte tussen ons.”

Al tijdens hun eerste bezoek aan Bruil kochten ze voor „ongeveer 40.000 euro” een zogenoemd minnekistje, ooit gemaakt voor een bruiloft, en een set Delfts blauwe spreukborden. Later bezochten de Smiesings Bruil en zijn vrouw Marieke Brandsma toen de antiquairs met hun lemsteraak bij Ameland lagen afgemeerd. Ze gingen met z’n vieren naar veilinghuis Sotheby’s in Londen, met de boot vanaf Calais, omdat Schiphol dicht was vanwege een stroomstoring. „Hij begreep onze smaak”, zegt Robert. „In die jaren heb ik misschien wel meer dan duizend appjes met Bruil gewisseld.”

De handelaar was zelfs betrokken bij de organisatie van hun bruiloft, die geheel in renaissance-stijl werd gevierd, met goeddeels eigen meubelen. Geeske: „Bruil deed het transport en is de hele dag in de weer geweest met de inrichting van de trouwzaal, alles in stijl, wandkleed, stoelen, alles.”

Illustratie Sebe Emmelot

Messing kandelaars

De vertrouwensband met Bruil liep een eerste deuk op door een vraag van een bevriende antiquair, gesteld tijdens een telefoongesprek in december van 2020: „Robert, ben je nog met iets nieuws bezig?” Jazeker, antwoordde Smiesing, met een stel Gotische kandelaars op leeuwenpootjes. Ze stonden al achter hem in de vensterbank, de factuur van Bruil & Brandsma zat in zijn postvak.

„Toch niet deze kandelaars?”, vroeg de antiquair. Smiesing keek op zijn tablet. Ja, verdraaid, precies die kandelaars stonden bij hem voor het raam. Was daar iets mis mee dan?

Ja, legde de antiquair uit. Het Zeeuws Veilinghuis had de kandelaars een paar weken eerder te koop aangeboden. Lot 1104: een paar laatgotische Zuid-Nederlandse penkandelaars. Direct vóór de veiling had de veilingmeester gewaarschuwd: de kandelaars konden ook neogotisch zijn. Dus niet vijftiende-eeuws, maar laat negentiende-eeuws.

Antiquair en Tussen Kunst en Kitsch-expert Remco van Leeuwen had het veilinghuis tijdens een kijkdag gewaarschuwd over de onjuiste datering van de kandelaars. Het model en het materiaal klopten net niet, zegt hij, en ze „misten leeftijd”: slijtagesporen die passen bij vijfhonderd jaar oude gebruiksvoorwerpen.

Rob Bruil kocht de kandelaars. Hij betaalde ruim 6 mille en verkocht ze als vijftiende-eeuwse kandelaars aan de Smiesings, bij hen thuis. Voor 35 mille. Een „onmogelijk” bedrag, zegt gotiek-expert Van Leeuwen. „Als ze écht vijftiende-eeuws waren, hadden ze 17.500 euro mogen kosten. Deze negentiende-eeuwse kandelaars zijn hooguit 2.500 euro waard.”

35 mille is een onmogelijk bedrag. Als ze écht vijftiende-eeuws waren, hadden ze 17.500 euro mogen kosten

Remco van Leeuwen Antiquair en Tussen Kunst en Kitsch-expert

Geeske kan er nog altijd niet over uit. „Ik begrijp niet dat Bruil ons, zijn beste klanten, fout gedateerde kandelaars verkocht. En dan die winstmarge. De schoorsteen moet natuurlijk overal roken en inspanning beloond, maar dit gaat mij een tandje te ver. Dat is geen handeldrijven, dat is uitmelken.”

Na een klacht van de Smiesings nam Bruil de kandelaars terug. Neogotiek? Nee, zegt de antiquair in een gesprek waarin hij vragen over zijn conflict met de Smiesings beantwoordt. „Ik heb ze aan het Rijksmuseum laten zien. Maar liefst twee kenners daar zeggen dat de kandelaars wel vijfhonderd jaar oud zijn.” Hun namen wil Bruil niet noemen.

Meer argwaan

Een bezoek van meubeldeskundige Loek van Aalst zorgde kort daarna voor meer argwaan bij de Smiesings. Van Aalst is de auteur van een vuistdik standaardwerk over meubels van de Renaissance tot de vroege Barok.

Hij bekeek een kostbare kast die Bruil de Smiesings een paar maanden voor de kandelaars had verkocht. Een grenenhouten kast belijmd met ebben, palissander en vruchtenhout. Gekocht als een Pierre Gole-kast, zei Bruil volgens de Smiesings. En zo staat het ook op de factuur: ‘Een kunstkabinet vervaardigd door Pierre Gole, Parijs, ca. 1650’.

Gole is een van de beroemdste zeventiende-eeuwse meubelmakers, de hofleverancier van zonnekoning Lodewijk XIV. Prijs: 130.000 euro.

Van Pierre Gole? Echt niet, zei Van Aalst bij zijn bezoek aan de Smiesings. De kabinetten van Gole zijn aanzienlijk verfijnder, legt hij ook aan ons uit. „Dit is een van de vele Franse kasten in de stijl van de grootmeester.” De prijs bevreemdt hem eveneens. „Was het echt een kast van Gole, dan had er een nul achter de vraagprijs gemoeten.” Zonder die toeschrijving taxeert hij de waarde op slechts een paar duizend euro.

De ergernis bij de Smiesings steeg naar een kookpunt toen zij hoorden dat Bruil de kast had gekocht op een antiekbeurs in Breda, bij een Brabantse handelaar. Toen ze die belden, bleek hij nog nooit van Pierre Gole te hebben gehoord.

De handelaar bevestigt desgevraagd het telefoongesprek met de Smiesings: „Ik heb ze gezegd wat ik heb gezegd.”

Kort lontje

De Smiesings begonnen aan al hun aankopen bij Bruil & Brandsma te twijfelen, vertellen ze. Hoe zat het met de stoelen? De glazen in de vitrinekast? De wijwateremmer? Ze nodigden Bruil bij hen thuis uit, om hem te confronteren met hun twijfels.

Op de bewuste winterdag, op 8 januari 2021, veronderstelde de antiquair dat hij weer eens een aankoop moest omruilen. Dat deed hij wel vaker als vooral Geeske bij nader inzien minder gelukkig was met een object. Dit keer zou hij een klok ophalen. De Smiesings meenden te weten dat Bruil een kort lontje heeft als dingen niet goed gaan. Hun twijfels en vragen hadden ze daarom opgeschreven in een brief. Geeske las die voor. Begin van de brief: „We hebben redenen om aan te nemen dat een aantal stukken niet voldoet aan de omschrijving.”

Ze verweten Bruil dat hij hen had voorgelogen. Diverse stukken die afkomstig zouden zijn uit privéverzamelingen kocht de antiquair voor lage bedragen op veilingen, had Geeske ontdekt. Uit de brief: „De prijs die wij aan jou moesten betalen stond in geen verhouding tot de veilingbedragen.”

Het slot van de brief: „Je zegt altijd dat je voor de volle 100 procent achter je stukken staat en hebt ons verzekerd dat gekochte stukken altijd terug kunnen. Wij geven op voorhand aan hier in een aantal gevallen zeker gebruik van te willen maken.”

Illustratie Sebe Emmelot

Hoe reageerde Bruil? Zij: „Gelaten. Hij werd steeds stiller. Er bleef niets van hem over.”

Bruil reed huiswaarts met 21 nog niet betaalde voorwerpen die hij aan de Smiesings had verkocht en waar het echtpaar bij nader inzien vanaf wilde. In de rechtszaal zei Bruil later dat de ontmoeting „slecht voelde”. Hij had de stukken meegenomen uit vrees anders zijn geld of de objecten niet meer terug te zien.

De Smiesings dachten dat ze er samen nog wel uit zouden komen. Maar een vervolggesprek bleef uit. Zij: „Bruil stuurde alleen nog nare, juridische brieven, eerst van hemzelf, later van zijn advocaat.”

Over het verwijt dat hij hun knollen voor citroenen had verkocht, schreef de antiquair drie weken na de confrontatie op de boerderij dat onafhankelijke en gecertificeerde onderzoekers dat eerst maar eens moesten aantonen. Als de Smiesings de rekeningen niet zouden voldoen, zag hij zich genoodzaakt „verdere rechtsmaatregelen te nemen”. Hij deed nog wel een voorstel: hij bood aan een klein aantal betwiste stukken terug te nemen op voorwaarde dat de Smiesings de overige koopovereenkomsten niet meer ter discussie zouden stellen.

Dat aanbod wezen zijn klanten af. „Beste Rob, we raden je aan om onze discussie op een eerlijke en fatsoenlijke manier op te lossen. Wij zijn daar – nog steeds – toe bereid, gezien ook de lange en vriendschappelijk relatie.”

Bruil voelde daar niet voor. Hij wenste „geen enkel contact” meer. Alle communicatie zou voortaan via advocaten verlopen.

Zij: „We hadden jarenlang een goede band met elkaar. Bovendien besteedden we gemiddeld zo’n 750.000 euro per jaar. Als je dan een keer een kwestie met elkaar krijgt, dan steek je als verkoper toch alle tijd en energie erin om dat op een vriendschappelijke manier te bespreken? Bruil dus niet. Daar zijn we een poosje kapot van geweest.”

Vals patina

Het conflict stevende af op een rechtszaak. De Smiesings nodigden veertien experts bij hen thuis uit om, tegen betaling, hun verzameling op authenticiteit en kwaliteit te beoordelen. De experts – handelaren, een restaurator en een museummedewerker – uitten ernstige twijfels over 31 objecten. Van die objecten eisten de Smiesings ontbinding van de koopovereenkomsten. Ze voegden 42 expertiserapporten toe om die eis kracht bij te zetten.

Bruil reageerde niet.

De zaak diende op 1 december 2021 bij de rechtbank Amsterdam. Centraal tijdens de zitting stonden de betwiste aankopen. De oordelen van de ingeschakelde experts lieten aan duidelijkheid niet te wensen over. In hun rapporten staan termen als ‘vals patina’ en ‘negentiende-eeuwse vervalsing’. Een zeventiende-eeuws glas van 15.500 euro zou zijn samengesteld uit twee kapotte glazen, een zogenoemde ‘marriage’. Een zeventiende-eeuwse driehoekstafel van 28.000 euro, volgens de factuur ‘in geheel originele staat’, was volgens de experts een samenraapsel met een laat twintigste-eeuws blad. Andere aankopen waren ernstig gerestaureerd.

Een zeventiende-eeuws glas van 15.500 euro zou zijn samengesteld uit twee kapotte glazen, een zogenoemde ‘marriage’

De omschrijvingen op zijn facturen, verweerde de advocaat van Bruil & Brandsma zich ter zitting, hebben niet zoveel betekenis: „Op de facturen staat geen enkele garantie ten aanzien van de juistheid van de omschrijving. De tekst op de factuur is niets meer dan de opinie van Bruil & Brandsma over de aard, ouderdom en kwaliteit van het desbetreffende kunstvoorwerp.”

Bovendien, als de Smiesings alleen niet-gerestaureerde voorwerpen wilden verzamelen, hadden zij hem om garanties moeten vragen. Of voorafgaand zelf onderzoek moeten doen.

Maar veel belangrijker voor Bruil: de juridische status van de ingebrachte expertiserapporten. Omdat ze in opdracht van de tegenpartij door „concurrenten” van hem waren opgesteld, bovendien door handelaren die zaken met de Smiesings deden, bestempelde hij de rapporten als „waardeloos”.

De markt is klein en de Smiesings zijn een grote klant, zei Bruil in de rechtszaal. „Het ligt voor de hand dat de handelaren die de kunstvoorwerpen van Bruil & Brandsma hebben becommentarieerd, de Smiesings als hun eigen klant wensen.”

En het is waar: het topsegment van de antiekbranche is een kleine wereld. Sommige experts die de Smiesings raadpleegden, zoals specialist Jan Beekhuizen (tin), Kitty Lameris (glas) en Jaap Polak (Aziatische kunst) hebben hun antiekzaak net als Bruil in het Amsterdamse Spiegelkwartier. Bijna allemaal zijn ze lid van de Koninklijke Vereniging van Handelaren in Oude Kunst (KVHOK). Dat geldt niet meer voor Bruil. Toen hij zag dat andere leden negatief hadden geoordeeld over zijn verkopen, zegde hij zijn lidmaatschap op.

Vonnis

Op 20 juli volgde het vonnis. Rechter Maurits Kalff bleek niet onder de indruk van het gegeven dat diverse geraadpleegde experts concurrenten zijn van Bruil & Brandsma. Hij ging evenmin mee in de gedachte dat Bruils facturen slechts een ‘opinie van een kunsthandelaar’ bevatten.

Vervolgens deed hij iets uitzonderlijks. Van alle betwiste objecten ging hij na of er sprake was van ‘non-conformiteit’. Noem het dubieuze verkopen. Hij las de expertise-rapporten nauwgezet en op basis daarvan kwam hij tot zijn oordelen. Waren de experts het met elkaar eens dat de omschrijving op de factuur niet overeenkwam met het object, dan diende Bruil zijn aankopen terug te nemen. In het geval dat twee experts elkaar ook maar enigszins tegenspraken over een object, dan gaf de rechter Bruil het voordeel van de twijfel. Uiteindelijk moest de antiquair 15 van de 31 betwiste objecten terugnemen, voor 370.000 euro. De 21 nog niet betaalde aankopen moesten de Smiesings afrekenen. Bruil beschouwt de uitspraak als een overwinning (zie kader).

Op last van de rechter moest Bruil & Brandsma vijftien aan de familie Smiesing verkochte voorwerpen terugnemen omdat ze niet voldeden aan de omschrijving op de factuur.
Foto’s familie Smiesing

De Smiesings zijn nog altijd blij met tal van hun aankopen bij Bruil & Brandsma. Ze hebben wel regelmatig veel te veel betaald, vrezen ze. Zij: „Ik vraag me nu wel eens af: hoe vaak zouden hij en zijn vrouw ons hebben uitgelachen?” Hij: „We waren te goed van vertrouwen.”

Klopt, zegt antiquair Remco van Leeuwen. Hij vertelt over een tinnen kan die hij aan Bruil verkocht, voor 14.500 euro. „Zo’n kan is in de handel maximaal 25.000 euro waard. Als je heel stout bent vraag je 30 mille.” Bruil verkocht hem aan de Smiesings voor 77.500 euro. De antiquair wil er niets over zeggen.

Opmerkelijk in dit verband is wat Oscar van Overeem over de antiquair vertelt. De architect ontwierp het interieur voor Bruils winkel en leeft sinds een juridisch conflict met hem in onmin. Hij noemt Bruil een „pocher”. Van Overeem: „In de tijd dat ik voor hem werkte vertelde hij over een grote klant, een echtpaar dat wild was van de zeventiende eeuw. ‘Ze blijven maar kopen’ zei Bruil, ‘ik kan alles aan ze kwijt.’ De indruk die hij wekte was dat ze een cash cow voor hem waren. Bruil zoekt niet naar klanten, maar naar slachtoffers.”

Bruil wil niet reageren op deze uitspraak.

Antieke voorwerpen die Bruil & Brandsma moest terugnemen, onder meer een kast, een wieg en een bestek met erotisch motief, waren verkeerd gedateerd, vals dan wel samengesteld uit diverse voorwerpen.
Foto’s familie Smiesing

Respect

Opvallend genoeg is het vertrouwen van de Smiesings in de kunsthandel niet verdwenen. „Nee, alleen in Bruil.”

Het echtpaar heeft meer respect gekregen voor de handelaren die zij bij hen thuis uitnodigden. Het echtpaar was bang dat handelaren niet over een collega zouden „klikken”. Tot hun verrassing bleken zij toch bereid expertiserapporten voor hen op te stellen. Hij: „Ze hadden allemaal zoiets van: dit soort gedrag willen wij niet in onze beroepsgroep.”

Twee van de geraadpleegde experts bevestigen dat. Ze dichten Bruil een goede smaak toe, maar zijn bang dat zijn gedrag de handel verziekt.

Sinds de bewuste 8 januari 2021, toen Geeske Smiesing de handelaar Bruil een brief voorlas vol twijfels en verwijten, heeft het echtpaar nog vele mooie en dure aankopen gedaan. Inmiddels niet meer bij één handelaar. Hij: „Die les hebben we geleerd.” Zij: „Gelukkig hebben we een veel breder netwerk nu.”

Dat betekent niet dat ze geheel zonder kleerscheuren uit het conflict zijn gekomen. Zij: „Natuurlijk lijd ik nog onder het idee dat misbruik van onze goedheid is gemaakt.”

Hij: „Tijdens het hele proces hebben we vanzelfsprekend wel eens aan elkaar gevraagd: zullen we ophouden met oude kunst kopen? Maar dat doen we niet. We gunnen Bruil niet de eer om ons de lol in het verzamelen af te nemen.”


Lees ook: Kan de taxateur van een schilderij tegelijk beoogd koper zijn?

Lees verder…….