Op zoek naar werk? In de bouw ontvangen ze je met open armen

Reportage

Personeelstekorten in de bouw In de lokalen van leerbedrijf Rijnmond Bouw worden de bouwers van de toekomst opgeleid.

Rijnmond Bouw is een leerwerkbedrijf in Rotterdam-Zuid. Links directeur Frank Knotter.
Rijnmond Bouw is een leerwerkbedrijf in Rotterdam-Zuid. Links directeur Frank Knotter.

Foto Sanne Donders

Vroeg op, hard werken en vieze handen maken – het zijn de drie eeuwige zekerheden voor wie in de bouw werkt. Na jaren van crisis kan aan dit rijtje inmiddels ook weer ‘goed verdienen’ en ‘baanzekerheid’ worden toegevoegd. Nu de gevolgen van de coronacrisis voor de bouw blijken mee te vallen, is de vraag naar nieuw personeel enorm. En met de woningbouwambities van het kabinet en het vergrijsde personeelsbestand bij bouwbedrijven wordt de arbeidsmarkt de komende jaren alleen maar krapper.

De opleving van de bouwsector volgt na jaren van stagnatie. De crises van 2008 en 2012, waarin de huizenprijzen kelderden en de investeringen grotendeels stilvielen, betekenden de nekslag voor veel bouwbedrijven. De vraag naar nieuwe bouwvakkers kelderde, waarop velen zich lieten omscholen naar kantoorbanen. Een bouwopleiding werd in die jaren afgeraden. Het gevolg van deze terugval wordt duidelijk nu de markt weer aantrekt. De vraag naar bouwvakkers bereikt inmiddels het niveau van voor de huizencrisis van 2008, zo blijkt uit berekeningen van het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB). Het aantal openstaande vacatures per 1.000 werknemers stond in september op 68; een vacaturegraad die in geen jaren is voorgekomen.

‘Zeven uur, niet vijf over zeven’

Een van de plekken waar de bouwbedrijven nieuwe mensen oppikken, is leerbedrijf Rijnmond Bouw. Onder toezicht van instructeurs en docenten timmeren de leerlingen deuren, kozijnen en dakkapellen en wordt er met proefcement van kalkmortel gemetseld. De leerlingen zitten gemiddeld vier dagen op de werkplaats en een op school. Alsof het ze aan hun carrièreperspectief moet herinneren, hangen er grote borden met de bekende logo’s: TBI, Heijmans, BAM en Dura Vermeer.

Directeur Frank Knotter geeft een rondleiding. „Als de leerlingen de basis kennen, leren we ze in deze hal op tempo te werken.” Knotter, voormalig bouwvakker en bouwbestuurder, spreekt enthousiast met Rijnmondse tongval. „In de bouw draait het om tempo. Niet lopen lummelen, het werk moet gisteren af zijn.” Jaarlijks ontvangt Rijnmond Bouw zo’n honderd leerlingen. Zij volgen een intensieve praktijkopleiding van tien weken, waar ze naast de omgang met gereedschap ook de mores op de bouwplaats leren. Knotter: „Om zeven uur beginnen, en dus niet om vijf over zeven.” Zodra ze bij Rijnmond Bouw een erkend certificaat behalen, worden de leerlingen gedetacheerd bij grote bouwbedrijven en aannemers. Daar worden ze in een begeleid leertraject (bbl) verder opgeleid tot bouwprofessionals. De opleiding wordt bekostigd door subsidieregelingen, en door de vergoeding voor gedetacheerde leerlingen.

Als de leerlingen de basis kennen, leren we ze in deze hal op tempo te werken

Frank Knotter, directeur Rijnbouw Bouw

Een vooropleiding is niet vereist; wie in de bouw wil werken, mag zich melden. Knotter: „We krijgen statushouders, jongeren met een Wajong-uitkering of mensen via het UWV. Onze oudste leerling is 62 jaar. Ook ‘probleemgevallen’ die op school niet wilden leren, krijgen de kans om via ons bij een bouwbedrijf te worden geplaatst. En elke keer als dat lukt, gaat hier de vlag uit.”

Op de weg terug

Waar aan het begin van de coronacrisis voor opnieuw een forse recessie werd gevreesd, anticipeerde de bouwsector opmerkelijk snel. Omdat veel werk in de buitenlucht plaatsvindt, draaiden bouwplaatsen met wat aanpassingen al snel op volle kracht verder. Omgerekend in personen heeft de bouw volgens het EIB de komende vier jaar nog 81.000 nieuwe bouwvakkers nodig, van wie 48.000 uit nieuwe aanwas. Vooral installatiebedrijven en aannemers zoeken hard naar personeel. De meest gezochte krachten zijn werkvoorbereiders en timmerlieden. Uit een enquête onder bouwondernemers die vakblad Cobouw in september liet uitvoeren, blijkt dat ruim driekwart van de respondenten een ‘groot of enigszins groot’ tekort aan personeel heeft. Ruim de helft verwacht dat dit de komende vijf jaar nog aanhoudt.

Rijnmond Bouw, een leerwerkbedrijf in Rotterdam-Zuid.
Foto’s Sanne Donders

De bouwproductie groeit naar schatting van het EIB dit jaar met 5 procent, en volgend jaar nog eens met 4 procent, om daarna wat af te vlakken. Het zorgt voor een historische hoeveelheid banen: in 2026 heeft de bouw voor het eerst in 45 jaar een half miljoen voltijdbanen, zo schat het EIB. En dat heeft gevolgen voor de salarissen en tarieven. „Veel vaklieden schrijven zich in als zzp’er”, aldus directeur Sipke Meindertsma van detacheringsbureau Bouwpartners & Bouwselect. „Die verdienen al snel 35 euro per uur. Die jongens nemen bruto 6.000 euro per maand mee naar huis. Daar moeten ze wel hun ziektekosten en pensioen zelf voor regelen, maar het is meer dan dat je in loondienst verdient.”

Veel bouwbedrijven maken ook gebruik van arbeidskrachten uit het buitenland, in veel gevallen Oost-Europa. In 2021 werd zo’n 9 procent van de 469.000 fte in de bouw ingevuld door buitenlandse werknemers. Die laatste stroom kwam in de eerste lockdown in 2020 plots stil te liggen, toen veel landen hun grenzen sloten. Het EIB signaleert dat het ook de komende jaren moeilijk blijft om aan buitenlandse werknemers te komen. Meindertsma denkt dat dit wel meevalt, maar ziet de markt voor buitenlandse arbeid wel veranderen. „Veel Polen kunnen in eigen land relatief hetzelfde verdienen, en ook nog bij vrouw en kinderen blijven. Dat weerhoudt hen ervan naar Nederland te gaan. Wij zoeken dan verder in Europa. In Frankrijk is bijvoorbeeld hoge jeugdwerkloosheid, dus het kan helpen om Franse jongeren enthousiast te maken voor de Nederlandse bouw.”

‘Ik wil er acht’

Bouwbedrijven weten Rijnmond Bouw ook om een andere reden te vinden. Corporatiebouwers en aannemers die overheidsopdrachten uitvoeren, moeten verplicht 5 procent van hun uren op een sociaal-maatschappelijke manier inzetten. Knotter: „Veel van onze leerlingen hebben een afstand tot de arbeidsmarkt, waardoor hun uren meetellen in die sociaal-maatschappelijke score. Dat maakt ze voor bouwbedrijven interessant, naast dat ze goed werk leveren natuurlijk. Iedereen die wordt gedetacheerd heeft een erkend certificaat.”

Hoewel de instroom op de praktijkopleidingen (zo’n 46.000 leerlingen deden in 2021 een vmbo- of mbo-opleiding) weer langzaam richting het niveau van pre-2008 gaat, is het volgens Knotter nog niet genoeg om aan de snel stijgende vraag te voldoen. „Vorige week zat ik bij een landelijk actief bouwbedrijf dat net een grote opdracht had binnengehaald in de regio Den Haag. ‘We willen acht leerlingen van je’, klinkt het dan. Ik heb ze moeten teleurstellen, omdat ik me anders niet aan afspraken met andere aannemers kan houden.”

Siebe Jorna (18)
‘Leuk als ik zelf mag bepalen hoe ik de productie doe’

Siebe Jorna (18) uit Rotterdam-West had na de havo naar het hbo gekund, maar kwam na een tussenjaar tot een andere beslissing.

„Ik vind met mijn handen werken en praktisch bezig zijn veel leuker. Vier jaar studeren en een scriptie schrijven, ik zie het mezelf niet doen. Dus nu volg ik een opleiding tot allround timmerman bij het Hout- en Meubileringscollege in Rotterdam en doe ik hier de praktijk.” Voorkeur voor een specialisatie heeft hij niet. „Ik vind het vooral leuk als ik zelf mag bepalen hoe ik de productie doe en als er geavanceerd gereedschap bij komt kijken. Wat ik dan bouw, maakt me eigenlijk niet veel uit.” Over de toekomst: „Ik ga denk ik beginnen door wat te werken via kennissen, of in een klein bedrijfje. Misschien ooit mijn eigen onderneming oprichten, maar dan hebben we het wel over vijf tot tien jaar.”

Angelina Alcivar Andrade (17): ‘Als het leger niets wordt, kan ik altijd nog terugvallen op mijn bouwopleiding’

Angelina Alcivar Andrade (17) uit Rotterdam-Zuid werkt drie dagen per week bij Rijnmond Bouw en volgt daarnaast een opleiding.

„Laat mij maar timmeren, metselen is niets voor mij.” Op de vraag waar ze in de bouw terecht wil komen, moet ze lachen. „Nou, eigenlijk wil ik later het leger in. Toch volg ik een bouwopleiding, omdat ik het gewoon leuk vind om actief bezig te zijn. En als ik goed met m’n handen kan werken, heb ik daar in het leger natuurlijk ook wat aan.” De baanzekerheid die de bouw nu biedt, speelde ook een rol bij haar studiekeuze. „Als het leger niet lukt, dan kan ik altijd gewoon de bouw in.”

Lees verder…….