Op de Wallen kookt hij voor Oekraïners en bidt hij voor prostituees

Foto Khalid Amakran

Interview

De verbinders Door een pastoor leerde domineeszoon Maarten Klok zijn religieuze fanatisme te relativeren. Zijn woongemeenschap, die ook noodopvang biedt, leert hem veel over het leven.

Het is een steil trapje op, en dan staan we in de woonkeuken van Maarten Klok. Die biedt ruim uitzicht op de Oude Kerk, midden in de Amsterdamse Wallenbuurt.

Ik ken Maarten (32) van de kerk, de Sint Nicolaasbasiliek, op zo’n 400 meter van zijn huis. Net als ik volgde hij een leescursus theologie in kerkelijk verband, maar hij was jong, zeer bijbels onderlegd en vanzelfsprekend gelovig, alsof dat voor begin dertigers voor de hand ligt. Ik hoor later dat hij werkt als jurist, dat zijn studentikoze flatje van 45 vierkante meter, waar hij samenwoont met zijn Braziliaanse vrouw, onderdeel uitmaakt van een christelijke woon- en leefgemeenschap. Zo’n zestig mensen huizen er in verschillende, met elkaar verbonden panden, aan de Oudezijds Voor- en Achterburgwal.

Er is ook plek voor noodopvang: alleenstaande moeders, soms illegaal, mensen wier huwelijk net op de klippen is gelopen of die worstelen met een verslaving. In de gastenkamers verblijven gevluchte Oekraïners.

Maarten leidt rond door een wirwar van gangetjes en steegjes: de refter, of ontmoetingsruimte, waar ook mensen van buiten de leefgemeenschap welkom zijn, de grote eetkeuken, waar alle bewoners ’s avonds kunnen eten. En dan is er nog de perfecte, voorname bibliotheek, waar de boeken langs de hoge muren opklimmen.

Hij vond hier een woonruimte toen hij naar Amsterdam verhuisde, maar daar horen ook taken bij: met zijn vrouw kookt hij incidenteel voor de Oekraïners, hij eet vaak samen met de groep, en door al die activiteiten, zegt hij zelf, ontkomt hij aan de bubbel van gelijkgezinden. „De mensen hier komen uit alle klassen en culturen. Dat maakt me gelukkig. Ik leer ontzettend veel van hen over het leven, vaak meer dan van mijn hoogopgeleide collega’s.”

Hij proeft nu het woord ‘verbinding’ even op zijn tong, een licht ironische grijns op zijn gezicht, en besluit dan: „Zo moet je het geloof ik toch noemen. Wij zijn metterwoon verbonden met elkaar.”

Domineeszoon

De gemeenschap heeft ook een eigen kapel, in een lage kelderruimte, die je de indruk geeft bijeen te zitten als de eerste christenen. Tweemaal daags worden hier gebedsdiensten gehouden, Maarten neemt er eens per week één voor zijn rekening.

Ik tel: „Je gaat wekelijks naar de mis in de Nicolaas, en daarnaast…”

„Daarnaast probeer ik twee keer per week de diensten in de gemeenschapskapel bij te wonen.”


Over dat standvastige geloof van hem: „Mijn vader is predikant, Nederlands-hervormd in Putten; hij komt uit de orthodoxe hoek, Gereformeerde Bond, die nu gedeeltelijk is opgegaan in de Protestantse Kerk Nederland. Wij lazen thuis dagelijks uit de Bijbel, en mijn vader bereidde zijn preken zeer terdege voor in zijn studeerkamer. Op dat soort momenten bleven wij, zes kinderen en mijn moeder, zoveel mogelijk uit zijn buurt.”

Als domineeszoon werd je in Putten toch anders behandeld, zegt hij: „Welwillender, de volwassenen gingen voorzichtig met je om. Van de andere kant werd je door de gemeenschap ook meer in de gaten gehouden. En vergeet niet: dat bevindelijk reformatorische geloof waarin ik ben opgevoed, gaat ervan uit dat de Bijbel niet alleen verstandelijk moet worden begrepen, maar met heel het hart. Het doordringt je leven, het vraagt om daden. En toch ben je nooit zeker van Gods genade, want de erfzonde maakt dat je ook niet zomaar op je eigen verlangens en emoties kan vertrouwen. Dat kan een mens wanhopig maken.”

Maarten bleek een stapelaar als middelbare scholier: mavo, havo, hbo, universiteit. Hij begon als student theologie en rechten, maar de eerste studie liet hij al snel vallen, in zijn overmoed had hij gedacht dat-ie dat Oudgrieks zelf wel even onder de knie zou krijgen.

Lekker eten

Hij was toen hij nog op de mavo zat een wat vreemde jongen, in de ogen van zijn medeleerlingen. Niet zozeer omdat hij gelovig was, Putten maakt tenslotte deel uit van de Biblebelt, maar omdat hij zich als vijftienjarige graag terugtrok in het bos, om daar sigaren te gaan roken. Hij was een einzelgänger, zeker niet een gangmaker. „Mijn middelbareschooltijd heb ik in een wereldvreemde waas doorgebracht.”

Boeken lezen, geestelijk voedsel tot je nemen, dat was belangrijk. En tijdens zijn hbo-opleiding was er een docent ethiek die de romans van de Franse schrijver Houellebecq behandelde. Ineens was er de vonk die oversloeg. „De genadeloze blik waarmee Houellebecq de moderne wereld beziet, wijkt niet principieel af van het zondebesef dat ik van huis uit mee kreeg.”

En Maarten wilde lezen, schrijven, debatteren, hij gaf zichzelf de opdracht mee – misschien onbewust, zegt hij nu – om ‘profetisch’ te zijn. Hij werd na enige tijd praeses van de christelijke studentenvereniging op reformatorische grondslag in Groningen. „Dat was”, zegt hij glunderend, „een dagtaak.” Daarnaast was hij ouderling, een hele jonge, in de Groningse Martinikerk. Een waardig plaatsvervanger van zijn vader, iemand die de gemeenschap voorging. En al die taken, al dat plichtsbesef, zouden uiteindelijk leidden tot een burn-out die een jaar duurde.

En nooit eens getwijfeld aan de kerk, aan het geloof? Maartens ‘neen’ klinkt kordaat. Hij betoogt hoe belangrijk voor zijn vader en ook voor hemzelf het eenheidsidee is van het christelijk geloof. „Als Nederlands Hervormde ‘scheur’ je niet, je gaat, net zoals mijn vader uiteindelijk toch deed, op in het grotere verband van de Protestantse Kerk Nederland, ook al betekende dat voor hem als orthodox gelovige een grote worsteling.”

Maar wel was er de blikverruiming, die al in zijn Groningse studietijd begon.

Foto Khalid Amakran

„De eenheid van de kerk en het christendom, daar was het dus allemaal om begonnen, maar er bestond toch ook die andere kerk, de wereldkerk van het rooms-katholicisme, waar bij ons thuis vooral hoofdschuddend over werd gesproken. Ik was in contact gekomen met een Groningse pastoor, die mijn fanatisme relativeerde, alleen al omdat de man zo zichtbaar van het leven genoot, lekker eten met een glaasje wijn erbij. Ik was dat niet op die manier gewend, die lichtere opvatting van het leven.”

Katholiek laten vormen

Er kwamen felle discussies met zijn vader. „Meer en meer begon ik te ervaren dat geloven niet uitsluitend een kwestie is van de individuele relatie die een mens met God onderhoudt, maar dat geloven iets collectiefs is, een gemeenschappelijke ervaring. Voor mij was het een verademing te leren over de Heilige Communie, als het tastbare bewijs van Gods genade. En over ‘de gemeenschap van de heiligen’. Het draait niet alleen om God en jou en jou en God, en dan maar hopen dat je geloof authentiek is.”

Ondertussen heeft Maarten besloten aan de Universiteit van Maastricht te gaan studeren, en welja: hij zal zich daar katholiek laten vormen. Voor het merendeel van agnostisch Nederland zal het allemaal lood om oud ijzer zijn, maar een bevindelijk-gereformeerde man, die besluit om rooms te worden… Het ligt niet voor de hand. „Mijn vader, met zijn eigen achtergrond in de bevindelijk-gereformeerde zuil, vond mijn stap gigantisch. De RKK was in zijn ogen dan niet de antichrist, maar de kern van het geloof ging bij de katholieken toch grotendeels verloren.”

Ik ben via mijn kerk dus de katholieke Maarten tegengekomen, die tegelijkertijd zo’n sterke binding heeft met het orthodox-protestantse deel van Nederland, dat hij de oecumene zelf lijkt te belichamen. De bijbel-exegese tijdens de katholieke preek: dat heeft-ie wel eens diepgaander gehoord. Maar ook zijn leefgemeenschap gaat uit van christelijke eenheid: er zijn mensen uit de Pinksterbeweging, baptisten, hervormden, vrijgemaakt-gereformeerden en ook een paar katholieken.

Zelf dreig ik de hele tijd te vergeten dat Maarten overdag ook nog werkt als jurist, bij een letselschadebureau. Hij is het exacte tegendeel van de snelle, Amsterdamse Zuidas-advocaat. Tekenend is het reisje dat hij maakte met zijn vrouw: hij vertelde me vooraf dat hij geboekt had voor een hostel, met zo’n tien bedden per slaapzaal. Ik verklaarde hem voor gek. Maar hij bleef bij dat hostel, al gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat hij en zijn vrouw na twee doorwaakte nachten vanwege dronken kostgangers in datzelfde hostel een kamer namen voor twee personen.

En dan is het bijna half acht, tijd voor de avonddienst in de gemeenschapskapel. We lopen een klein stukje over straat, over de Oudezijds Achterburgwal met zijn sekstheaters, uitsmijters en portiers, en betreden dan de kleine kelderruimte. Banken rondom. Er druppelen nu wat medebewoners binnen, er liggen liedboeken waaruit gezongen gaat worden, en er is een geprinte liturgie voor deze dienst. Een man met een gitaar neemt het woord en gaat ons voor in gebed. Er wordt uitgebreid gedankt voor wat de dag ons bracht, er wordt gebeden, ook voor de prostituees en uitsmijters die op nog geen tien meter van ons verwijderd zijn; voor de vrede, voor de Oekraïners, die in oorlog zijn. Vrijblijvend is het niet, want in ons midden is een Oekraïense moeder met haar zoontje, die de gelezen bijbeltekst van vandaag in het Russisch voordraagt. Het jongetje humt door de tekst van zijn moeder heen, misschien zegt hij wel een gebed op.

Amen, einde dienst. En dan de lage deur door, en pardoes in het gewoel van de Wallen terechtkomen – de slenterende toeristen, de schreeuwende mannen die de seksshows aanprijzen.

Het verband tussen het voorafgaande is losjes, maar het verband is er.

Lees verder…….