Column | Het Couperusspook

Je zou het bijna vergeten, maar 2023 is naast 52 weken vol klimatologische, geopolitieke en sociale problemen ook nog het Couperusjaar. Zelf ben ik de afgelopen maanden bibliotheken, buurthuizen en scholen langsgegaan om nieuwe generaties lezers voor hem te interesseren en wat daarbij telkens weer terugkwam, was een soort weerzin. Laatst sprak ik bijvoorbeeld een club studenten en vroeg ik of ze weleens iets van Couperus hadden gelezen. Meteen zeiden ze dat hij duf, saai, truttig en achterhaald was. Daarna bleek dat zij nog nooit een boek van hem hadden opengeslagen.

Door ons land dwaalt een zogenaamd Couperusspook: een bundeling vooroordelen die lezers ervan weerhoudt zijn romans op te nemen. Ik weet niet of de Hagenaar ooit van dat slechte imago af zal komen, maar goed, het geeft ons fans weer iets te doen, dus bij deze: waarom moeten we nog steeds Couperus lezen? Omdat zijn werk nog steeds actueel is. In zijn vertellingen maakt hij gehakt van ideeën die in de 21ste eeuw nog steeds veel navolging hebben. Dat het bestaan bijvoorbeeld maakbaar is of dat de mens voor elk probleem wel een redelijke en vooral pijnloze oplossing kan bedenken. Dat we met al ons wetenschappelijk en technologisch vernuft automatisch ook beschaafd zijn. Wie tegenwoordig op een willekeurig tijdstip het nieuws aanzet, weet wel beter.

In zijn oeuvre waarschuwt Couperus voor een te rooskleurig mensbeeld, door het contrast tussen de binnen- en de buitenwereld van zijn personages dik aan te zetten. Poëtische innerlijke monologen worden in zijn romans afgewisseld door hyperrealistische gesprekken. Op zijn observatie in de novelle Noodlot dat een huisje in de sneeuw „een nestje in watten” lijkt, volgen dialogen waarin wordt gestotterd, talloze grammaticale fouten zitten, men zichzelf constant tegenspreekt en een taal hanteert die boers aandoet vergeleken bij de fantasierijke, overgestileerde zinnen waarmee Couperus omgeving, uiterlijk of steden beschrijft.

Tegenover de doorvoelde, dromerige gedachtewereld van personages als Eline Vere of Constance van der Welcke vormen alle levensechte conversaties een dompelbad van stikstof. Couperus toont keer op keer aan dat er een groot verschil zit tussen wat we denken en wat we zeggen. Door het gebruik van verschillende taalregisters waarschuwt hij de lezer voor de bedwelmende werking van de geest, schoonheid en optimisme, wat je scherp houdt in een wereld die er soms voor lijkt te zijn gemaakt om ons alleen maar af te stompen, teleur te stellen of te verbijsteren.

En dat maakt Couperus tot een van de waardevolste schrijvers die ons taalgebied rijk is. Juist in dit soort gekke tijden.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.