Ook in India gaan opnieuw duizenden boeren de straat op, toegangswegen naar Delhi met prikkeldraad en cement afgegrendeld

New Delhi leek afgelopen week op een vesting, omgeven door blokkades op de belangrijkste toegangswegen tot India’s hoofdstedelijk gewest. Prikkeldraad, cement en dranghekken, zelfs traangas en rubberkogels werden ingezet tegen duizenden boeren uit de Noord-Indiase ‘graanschuren’, de deelstaten Haryana en Punjab. Zij willen een beter inkomen en voeren daarom actie tegen de federale en deelstaatregeringen.

De agrarische opstand en de forse maatregelen ertegen doen denken aan drie jaar terug. In 2020 en 2021 wisten honderdduizenden boeren uit Punjab en Haryana de ringweg van New Delhi wél te bereiken. Ze vestigden een protestkamp aan de rand van de hoofdstad dat maanden standhield, en demonstreerden tegen wetten die meer marktwerking in de landbouw beoogden. Die zouden afbraak van subsidie en andere steunmaatregelen kunnen inluiden, vreesden de boeren. Hun actie had effect; de regering-Modi trok de wetten in.

Ditmaal worden, volgens de boeren, op een lager overheidsniveau opnieuw pogingen ondernomen hun positie te verslechteren. Daarom voeren ze de druk op de regering weer op en eisen wettelijke minimumprijzen voor hun gewassen.

Dit soort minimum support prices – de afkorting MSP is gangbaar geworden – zijn al langer bekend in de Indiase landbouw. De Commissie voor Landbouwkosten en Prijzen berekent die aan de hand van onder meer de productiekosten en de ontwikkelingen op de binnenlandse en internationale markten. Voor die minimumprijs kopen overheden dan oogsten in. Dat gebeurt bijvoorbeeld met rijst en tarwe in Haryana en Punjab. Ook wordt in sommige regio’s voor katoen een minimumprijs bepaald.

Lees ook de boerenprotesten in India in 2021

Boeren <strong>blokkeren</strong> een snelweg uit protest tegen nieuwe ‘marktvriendelijke’ landbouwwetten.

Dat is de boeren niet genoeg. Ze willen voor 22 gewassen een ondergrens (waaronder meerdere graansoorten, maar ook verschillende soorten fruit), waar bovendien ook de handel aan wordt gebonden. Landbouwpublicist Devinder Sharma verdedigt die eis: „Slechts 14 procent van de boeren verkoopt de oogst aan de overheid. De rest, 86 procent, is afhankelijk van marktwerking – en op de markt ligt de prijs meestal een derde lager”, zegt hij aan de telefoon. Als voor alle landbouwproducten en iedere inkoper een verplichte minimumprijs geldt, biedt dat de boeren een belangrijke, structurele garantie. „Die zal de hele sector omhoogtillen.”

Protesterende boer bij de grens van Haryana en Punjab, 14 februari, die zich beschermt tegen traangas.
Foto Rajat Gupta/EPA

Volgens de tientallen agrarische vakbonden en actiecomités die de protesten steunen is een marge van 50 procent boven op de productiekosten van de boeren eerlijk. Voor elk gewas moeten dan de kosten worden berekend – en vervolgens wat de minimumprijs moet zijn. Maar door de grote variatie in gewassen en grond in het enorme land is een eenduidige berekening moeilijk, zeggen analisten.

De hoofdeconoom van kredietbeoordelaar India Ratings and Research waarschuwt in het Indiase tijdschrift Business Today dat minimumprijzen in een wet vastleggen tot problemen leidt. „De overheid moet dan elk jaar een bepaald bedrag uitbetalen, ongeacht haar financiële situatie. Er is geen speelruimte voor aanpassingen.”

Volgens Sharma vallen de extra overheidsuitgaven mee. Compensatie van het verschil tussen marktprijzen en minimumprijzen zou volgens hem vorig jaar voor alle 22 gewassen zo’n 2,3 miljard euro hebben gekost.

Het aantal boeren dat al van de prijssteun voor rijst, tarwe en katoen profiteert, lag in 2021 en 2022 tussen de 16 en 19 miljoen. De overheid besteedde in 2022 aan inkoop van rijst en tarwe, basisvoedsel, ruim 300 miljard euro.

Zondag stelde de regering, na een vierde gespreksronde met vertegenwoordigers van de boeren, een aangepast pakket voor, met prijsminima voor enkele gewassen en alleen voor overheden, niet voor de handel. De boeren hebben het afgewezen. „Te weinig”, volgens Sharma.

Grootgrondbezitters

Landbouw is in India van groot belang, zowel in economisch als in maatschappelijk opzicht. Twee derde van de Indiërs is ervan afhankelijk. Slechts een klein deel van hen bezit genoeg land om de oogst te verkopen aan groothandel of overheid. Het merendeel van de boeren voedt alleen de eigen familie of werkt op andermans grond. Critici van het boerenprotest wezen er dan ook op dat minimumprijzen vooral ten goede komen aan grootgrondbezitters.

Minimumprijzen en andere steunmaatregelen kwamen op in de jaren zestig, toen de ‘Groene Revolutie’ de landbouwproductie aanzienlijk moest verhogen. Dit leidde tot minder armoede en meer voedselzekerheid. Inmiddels is India na China de grootste producent van rijst en tarwe, en een belangrijke exporteur. Landbouwproducten maakten in 2022 7 procent uit van de Indiase uitvoer, en vertegenwoordigden een waarde van zo’n 24 miljard euro. Volgens overheidscijfers is de landbouwsector (inclusief daarmee verbonden sectoren) goed voor bijna een vijfde van het bruto binnenlands product.

Protesterende boeren bezetten een spoorweg bij Amritsar, Punjab, op 15 februari.
Prabhjo Gill/AP

De overheidsinvloed op de Indiase landbouw is groot gebleven. Niet alleen door de minimumprijzen voor rijst en tarwe, maar ook door subsidies voor watervoorziening en pesticiden. De intensivering van de landbouw bracht ook problemen; bodemuitputting bijvoorbeeld in de noordelijke deelstaten, waar die gewassen veel worden verbouwd, en grotere afhankelijkheid. De lange hete zomers van de afgelopen jaren, waarbij de moesson uitbleef of te laat kwam, deden oogsten mislukken.

Het grote publiek

Hoe verbonden India ook met zijn landbouw is, het huidige protest spreekt het grote publiek minder aan dan de langdurige acties van drie jaar terug. Dat zegt althans onderzoeker Sudha Narayanan, in New Delhi werkzaam voor het International Food Policy Research Institute, adviesorganisatie van ontwikkelingslanden over honger en ondervoeding. De minimumprijzen worden volgens haar vooral gezien als een eis die van belang is voor de boeren in de noordelijke deelstaten Haryana en Punjab. „Dit is echt anders dan in 2021. Ik denk dat er nu minder brede maatschappelijke steun zal komen”, schrijft zij aan NRC.

Sharma ziet dat anders: „Als de minimumprijzen volledig worden ingevoerd, hebben juist de boeren in het zuiden en westen van het land, die andere gewassen verbouwen, daar baat bij. Het zou de positie van boeren met verschillende gewassen en in verschillende regio’s gelijktrekken. En als alle agrariërs een hoger gegarandeerd inkomen hebben, gaat de hele economie erop vooruit: iedereen kan meer besteden.”

De boerenprotesten komen op een saillant moment, enkele maanden voor de algemene verkiezingen. In de landbouwgebieden woont een enorm deel van het electoraat. Om die reden waren de autoriteiten in 2021 huiverig de demonstranten aan te pakken. En nu treden ze weliswaar hard op tegen protestacties, maar politici waken er wel voor de boeren en hun grieven volledig af te wijzen.

De Congrespartij, de belangrijkste oppositiepartij, ziet in de protesten juist een politieke kans. Leider Rahul Gandhi, die tot nu moeite had de campagne naar zijn hand te zetten, beloofde vorig week er bij winst voor te zorgen dat de minimumprijsgaranties wettelijk worden vastgelegd.