Ontwikkelingslanden keren zich tegen wereldwijde aanpak belastingontwijking

Belastingparadijzen Ontwikkelingslanden hebben forse kritiek op plannen van de OESO voor een nieuw belastingstelsel. De landen vrezen dat ze onder de nieuwe regels juist slechter af zullen zijn.

Een kritiekpunt is dat individuele landen geen aparte heffing meer mogen opleggen aan techbedrijven zoals Google.
Een kritiekpunt is dat individuele landen geen aparte heffing meer mogen opleggen aan techbedrijven zoals Google.

Foto Bloomberg

Een groep van 24 opkomende economieën en ontwikkelingslanden heeft forse kritiek geuit op de huidige plannen van de OESO, de organisatie van industrielanden, voor een nieuw wereldwijd belastingstelsel. Dat blijkt uit stukken die de OESO op haar website heeft gepubliceerd.

De nieuwe internationale belastingregels, die de OESO vanaf 2024 hoopt te introduceren, zijn bedoeld om belastingontwijking door multinationals te voorkomen. Met name ontwikkelingslanden zouden hiervan moeten profiteren, omdat bedrijven dan meer belasting betalen in de landen waarin ze actief zijn, in plaats van winsten weg te sluizen naar een belastingparadijs. Wereldwijd zullen de plannen volgens de OESO 125 miljard euro extra aan belastinginkomsten opleveren.

Maar de landen uit de zogeheten G24 – waar onder meer India, Brazilië, Zuid-Afrika, Mexico en Argentinië toe behoren – vrezen dat ze onder de nieuwe regels juist slechter af zullen zijn. In de zienswijze die ze eerder deze maand naar de OESO stuurden, noemen ze het „zeer zorgwekkend” dat individuele landen straks geen zogeheten bronbelasting meer kunnen heffen op dividenden, royalty’s en rente die multinationals naar het buitenland sturen.

Daarvoor in de plaats moet er een systeem komen waarbij multinationals een hogere winstbelasting per land gaan betalen. Maar volgens de G24 komt dat neer op „uitholling van bestaande heffingsrechten” en is de maatregel „onaantrekkelijk en zinloos voor ontwikkelingslanden”, omdat deze per saldo geen extra inkomsten zou opleveren. Dat individuele landen volgens de nieuwe plannen geen aparte heffing meer mogen opleggen aan techbedrijven als Facebook en Google – een zogeheten digital services tax – noemen de ontwikkelingslanden een „inperking van de bevoegdheden van soevereine rechtsgebieden”.

Opmerkelijke kritiek

De kritiek van de groep is opmerkelijk: 18 van de 24 landen stemden in oktober vorig jaar juist in met de plannen om multinationals wereldwijd meer te belasten. In totaal werden de OESO-plannen door 136 landen gesteund. De gezamenlijke aanpak moet een eind maken aan het bestaande labyrint van nationale belastingregels en internationale verdragen. Een wereldwijd minimumtarief van 15 procent winstbelasting moet daarnaast het verschuiven van winsten naar belastingparadijzen voorkomen. Betrokken regeringsleiders spraken van een „historisch” akkoord.


Lees ook: Belastingparadijzen EU zijn obstakel voor fiscaal plan OESO

Harmen van Dam, belastingexpert bij advocatenkantoor Loyens & Loeff, begrijpt de kritiek van ontwikkelingslanden wel. „Zij zien aankomen dat het nieuwe systeem met name voordelig zal uitpakken voor de rijkere landen. De nieuwe regels raken bovendien maximaal vijfhonderd bedrijven [multinationals met een omzet van twintig miljard euro of meer]. Voor die relatief kleine groep moeten zij straks nieuwe, complexe systemen van belastingheffing gaan inrichten. Het is zeer twijfelachtig of dat de investering waard is.”

In totaal dienden 71 betrokken partijen deze zomer een ‘zienswijze’ in bij de OESO. Tijdens een bijeenkomst in Parijs op 12 september krijgen alle partijen de mogelijkheid deze nader toe te lichten. Ook het bedrijfsleven heeft kritiek op de plannen die voorliggen, blijkt uit de stukken. Zo vrezen grote techbedrijven als Apple en Google straks dubbele belastingheffing: bij lokale dochterbedrijven in verschillende landen én bij het wereldwijde moederbedrijf. Ook noemen veel multinationals de plannen te complex, omdat ze per land veel meer gegevens moeten gaan bijhouden. Onder andere Unilever, Microsoft en Nestlé uitten bezwaren met die strekking.

Bedrijven zoeken naar voorspelbaarheid en efficiëntie, maar krijgen nu te maken met onduidelijke wetgeving waar ze onmogelijk aan kunnen voldoen

„Bedrijven zoeken naar voorspelbaarheid en efficiëntie, maar krijgen nu te maken met onduidelijke wetgeving waar ze onmogelijk aan kunnen voldoen”, zegt Van Dam. Hoe bedrijven hun winst per land straks precies moeten berekenen, is volgens hem nog niet helder. Dat geldt bijvoorbeeld voor fabrikanten van producten met onderdelen uit verschillende landen, zoals auto’s, zegt hij. „Bedrijven zitten met veel vragen: moeten we hiervoor een nieuw accountingsysteem gaan inrichten?”

Aanvankelijk was het de bedoeling het nieuwe belastingstelsel per 2023 in te voeren, maar secretaris-generaal Mathias Cormann van de OESO maakte eerder dit jaar bekend dat het zeker een jaar later wordt. Dat komt onder meer door weerstand binnen de Europese Unie, waar Hongarije de plannen tot nog toe blokkeert. Eerder deed ook Polen dat. Ook is nog onzeker of het Amerikaanse Congres de plannen volledig zal steunen.

Paul Tang (PvdA), voorzitter van de belastingcommissie in het Europees parlement, is desondanks optimistisch: „Invoering vanaf 2024 is haalbaar. Dat de Amerikaanse president Biden onlangs het minimumtarief van 15 procent in zijn klimaatwet meenam, was een belangrijke stap. Dat helpt enorm om ook Europese landen die misschien nog twijfelen, zoals Ierland en Malta, mee te krijgen. Het einddoel is zeker nog in zicht.”

Lees verder…….