Ons staatsschuldgeluk raakt een keer op

Column Blakende overheidsfinanciën – en toch leven we op de pof, legt uit.

Illustratie Roland Blokhuizen

Over de schatkist valt al jaren geen eendimensionaal verhaal meer te vertellen. Het gevallen kabinet Rutte IV wilde historisch veel extra geld uitgeven en liet het begrotingstekort in zijn plannen fors oplopen. Je zou denken: dat zie je terug in de staatsschuld. Logisch.

Maar nee. Die is lager dan die in 15 jaar was: minder dan 50 procent van het bbp. Dat is ver beneden de Europese norm van 60 procent en ver beneden het Europese gemiddelde. Tientallen miljarden euro’s aan steun voor burgers en bedrijven tijdens de coronacrisis en de energiecrisis: andere landen hielden er een opgeblazen staatsschuld aan over, hier is er niks meer van te zien. Weggesmolten in een warm financieel-economisch zonnetje.

Hoe kan dat? Lang verhaal. Eerst was de rente zo laag dat geld uitgeven gratis leek. Vervolgens groeide na de coronacrisis de economie hier zo hard dat de coronaschuld er klein bij afstak.

Toen kwam de energiecrisis en stegen de prijzen hard. Inflatie maakt schulden minder waard, en de economie groter. Dus weer kromp de schuld verhoudingsgewijs. En er was nog wat geks. Rutte IV wílde veel uitgeven, maar dat lukte maar deels. Het ontbreekt aan mensen om alle plannen uit te voeren, dus blijft er veel geld op de plank liggen.

Rutte IV wílde wel veel uitgeven, maar dat lukte maar deels

Zo zit een nieuw kabinet met de gekke situatie dat de staatsschuld meevalt en economische adviseurs toch zeggen dat het wat minder royaal moet begroten. De plannen die Rutte IV achterliet, zorgen voor een snel oplopend tekort. De gestegen rente is een kostenpost. En dan zijn er de stijgende uitgaven aan de vergrijzing en de zorg. De schuld kan de komende decennia snel oplopen. Keihard bezuinigen of fors belastingen verhogen hoeft niet, wel zou het tekort wat minder groot moeten zijn.

In de dagelijkse praktijk van Den Haag betekent dit dat een nieuwe coalitie zo’n 17 miljard euro zou moeten vinden, volgens economische adviseurs, door meer belasting te heffen of minder uit te geven dan Rutte IV van plan was. Maar in belastingverhogingen hebben de vier rechtse partijen weinig trek en dure wensen zijn er wel. De PVV, bijvoorbeeld, wil het eigen risico in de zorg en de btw op boodschappen schrappen.

Economisch gezien is er niet zoveel aan de hand met de overheidsfinanciën, zegt Bas Jacobs, hoogleraar en specialist in overheidsfinanciën. Er is ruimte om publieke investeringen te doen. De rente gecorrigeerd voor inflatie is nog steeds historisch laag. „Als je kijkt naar de schuld en het tekort staan we er heel goed voor.” Waar zijn zorg zit, is hoe het geld wordt uitgegeven. „Ik ben bang dat ook deze partijen met geld gaan smijten om politieke tegenstellingen af te kopen. Bijvoorbeeld door het eigen risico te schrappen zonder dat te dekken. Dan verslechtert de begroting structureel.”

De kern van het geldprobleem is politiek, zegt Jacobs. Het beleid lijkt slechter te worden als er veel financiële ruimte is. „Het lukt maar moeilijk om tot goed beleid te komen dat de extra uitgaven rechtvaardigt.” Beleid dat de maatschappij meer welvaart oplevert dan het kost, alle voor- en nadelen meegewogen, zoals bijvoorbeeld schade aan natuur en klimaat.

Juist nu zijn dat soort investeringen hard nodig, om de economie te vergroenen bijvoorbeeld, of de problemen in het onderwijs te verhelpen. Want als ik naar Nederland kijk, dan zie ik een land dat lang de financiële en economische wind in de rug had. Maar nu wordt het leven duurder terwijl het verdienvermogen langzaam achteruitgaat. Dat is geen fijne combinatie.

Eerst het verdienvermogen.

Onze productiviteitsgroei, hoeveel we extra verdienen per gewerkt uur of geïnvesteerde euro, is sterk afgenomen. Dat is extra vervelend nu door de vergrijzing de beroepsbevolking krimpt. Juist dan zou het enorm helpen als we productiever worden. Maar de kans daarop lijkt klein nu steeds meer vijftienjarigen (inmiddels een kwart!) laaggeletterd het schoolsysteem dreigen te verlaten.

Er zijn meer van die problemen: de te hoge stikstofuitstoot van de agrarische sector, de tweedeling tussen huurders en huizenbezitters op de vastgelopen woningmarkt, de toenemende verschillen tussen kansrijk en kansarm op de arbeidsmarkt. „Nederland heeft allerlei structurele problemen en het paradoxale is dat dat niet leidt tot slechte overheidsfinanciën,” zegt Jacobs. „De gevolgen manifesteren zich pas op de lange termijn.”

Dan de economische wind.

Nederland is een handelsland. Een land dat leunt op een open economische wereld waarin vrede veelal de norm was – en daardoor niet te veel buffers aanhield. Nu komen we in een nieuwe realiteit terecht. Handel is een wapen, grondstoffen en cruciale producten worden onderdeel van geopolitieke strijd. Houthi’s nemen de scheepvaart onder vuur, Rusland draait de gaskraan dicht, de VS en China bevechten elkaar via handel.

Het vredesdividend verdwijnt. Europa moet meer uitgeven om zich te verdedigen. Terwijl tegelijk het globaliseringsdividend verdwijnt. Europa wil meer zelf maken en niet te afhankelijk zijn van China voor cruciale producten zoals aardmetalen, chips, batterijen en zonnepanelen. Om dit aan te jagen deelt Europa subsidie uit. Toegenomen handelsbelemmeringen maken producten bovendien duurder.

Lean and mean is niet meer in. Buffers zijn belangrijk. Ook dat kost geld. Als je precies genoeg IC-bedden hebt in gezonde tijden, heb je er te weinig tijdens een pandemie. Als je de energiemarkt liberaliseert heb je lang lage prijzen, maar die exploderen als je voornaamste leverancier de gastoevoer stillegt. Nu willen rechtse partijen kerncentrales bouwen: liever duurdere energie dan te weinig energie.

De overheid heeft de financiële wind nu nog mee, maar die kan draaien. En het geld komt onze economie minder makkelijk aanwaaien. De economische orde verandert, de politieke wensen ook. Juist dan moet je elke euro die je uitgeeft zorgvuldig wegen. Anders leef je op de pof van de toekomst, hoe laag de staatsschuld ook is.

Lees verder…….