Onder Jaap van Zweden speelt het Hong Kong Philharmonic Orchestra kraakhelder en puntgaaf

et Hong Kong Philharmonic Orchestra (HKPO) viert zijn 50-jarig jubileum met een tournee door Azië en Europa, onder leiding van scheidend chef-dirigent Jaap van Zweden. In Rotterdam leek het orkest zaterdagavond wel onder hoogspanning: spatgelijk spel, een kraakhelder geluid en puntgave orkestsolo’s.

Deze week werd bekend dat Jaap van Zweden in 2026 chef-dirigent wordt van een Frans toporkest. Hij bekleedt die rol nu nog bij drie andere orkesten – Seoul, New York en Hongkong – maar stopt na dit seizoen bij de laatste twee. In Hongkong stond Van Zweden meer dan tien jaar aan het roer.

Lees ook Jaap van Zweden:

<strong>Jaap van Zweden</strong> komt terug naar Euorpa als chef-dirigent, na tien jaar Amerika en Azië.

Het programmaboekje van De Doelen vermeldde met enige overdrijving dat het HKPO in 2019 door het Engelse muziektijdschrift Gramophone is uitgeroepen tot beste orkest ter wereld. In werkelijkheid werd het door lezers van dat blad verkozen tot ‘orkest van het jaar’, een erkenning die je vooral krijgt door jezelf met opvallende cd-opnames in de kijker te spelen. Kort daarvoor bracht het orkest een bewierookte opname uit van Richard Wagners integrale Ring-cyclus.

Opgescherpt

Maar dat Van Zweden zijn orkest met die onderneming behoorlijk gescherpt heeft, was zaterdag evident. Het openingsstuk Asterismal Dance van de Hongkongse componist Daniel Lo, speciaal voor de jubileumtournee geschreven, barstte van gejaagde ritmiek en korte frases die steeds halt hielden en weer verder spoedden. Het orkest volgde Van Zweden op de voet.

In Rachmaninoffs geliefde Rapsodie op een thema van Paganini viel, naast het warmvoelende spel van de jonge Franse pianist Alexandre Kantorow, de frisse helderheid in het orkestgeluid op. De vioolmotiefjes in de Zevende variatie klonken als elektrische schokjes, en de strijkersopmaat naar de heerlijk smeuïge Achttiende variatie was als een verkoelend briesje. Met zijn toegift, Franz Liszts pianobewerking van het Schubert-lied Der Müller und der Bach, zette Kantorow de tijd even stil.

Tijdens het klapstuk van de avond, Gustav Mahlers Eerste symfonie, klonk het HKPO homogener dan voor de pauze; een tandje minder helder maar nog minstens zo energiek. Met grote precisie leidde Van Zweden zijn orkest door een uitvoering waarin vrijwel alle solo’s perfect gingen en het dynamisch palet strekte van oorverdovend (sterke kopersectie!) tot fluisterzacht.

Na een overweldigende climax klonk het laatste akkoord gek genoeg wat onbevredigend, haast een understatement, alsof er nog iets achteraan moest komen. Maar dat kwam er ook, na lang applaus: een gepeperd slotstuk in de vorm van Antonín Dvořáks Slavische dans nr. 8.