Offline-leven leuk? Je moet het een kind wel verkopen

De huistelefoon. En dat je eerst een moeder of broertje aan de lijn kreeg als je een klasgenoot belde. De belboom voor als het eerste uur uitviel.

Ik had een reünie van mijn middelbare school, en de gesprekken gingen – na de anderhalve tel die we nodig hadden om elkaar te herkennen – veel over de verschillen tussen toen en nu. De meesten van ons, midden-veertigers, hebben inmiddels zelf kinderen op de middelbare school. Alle veranderingen die we identificeerden waren op een of andere manier allemaal terug te voeren op dat ene apparaat, de smartphone.

Volgeplakte schoolagenda. Verveling. Pas met etenstijd thuiskomen zonder dat je ouders hoefden te weten waar je uithing.

Toch verlangden we niet per se terug naar onze walkman en gameboys. Dit voorjaar stelt Museum Beeld & Geluid in Den Haag allerlei voorwerpen tentoon die inmiddels zijn vervangen door apps: de telefooncel, fax, telegram, het spoorboekje, het stratenboek… En kent iemand de ‘cassettepost’ van PTT Post uit de jaren tachtig nog? Rode bandjes, voor maximaal tien minuten prehistorische voicemail.

Nee, van de zegeningen van het internet is moeiteloos een waslijst op te stellen, daarover waren we het eens. Het ging niet om die objecten en situaties, maar om iets subtiels, om de emoties en vaardigheden die eraan waren verbonden, en die wij, als laatste generatie die nog helemaal offline volwassen werd, nog kennen. Omgaan met verveling, geduld hebben, je verheugen, voor iets sparen, hunkeren naar iets onbereikbaars. Maar ook: onbespied, vrijuit je gang kunnen gaan.

Mijn 14-jarige zoon zei laatst: „Als ik een slecht cijfer haal, en ik ben daar zelf nét een beetje overheen, dan krijg ik het thuis van jullie opnieuw te horen.” In ons schoolleven zonder Magister keken ouders niet mee met elk telaatbriefje, elke onvoldoende, en zeurden ze niet over elk aankomend proefwerk.

Zou het mogelijk zijn om iets van de goede kanten van die pre-digitale belevingswereld alsnog door te geven? En kan dat zonder het harde gevecht dat wij allemaal elke dag leveren tegen de TikToks, Snapchats en Fortnites die onze tieners veranderen in vale zombies?

Opvoeden begint haast synoniem te worden aan ‘telefoonbeleid’. In mijn omgeving merk ik dat hier twee uiterste stijlen in bestaan. Dictatuur of anarchie. De een zet ’s avonds wifi uit en voert een regime met schermtijden, de ander heeft alles helemaal losgelaten. Wij thuis zitten ergens hier tussenin, maar het blijft een worsteling.

Eén mogelijke oplossingsrichting ontdekte ik op diezelfde reünie. Ik raakte in gesprek met Marjolein van Tilburg (45), die ook had gezien hoe haar dochter verstrikt raakte in haar telefoon. Nare situaties via appgroepen en Snapchat, dat permanent haar locatie zichtbaar maakte voor vrienden, verslavende nonsens-filmpjes… Het zat haar zo hoog dat ze er ’s nachts wakker van lag. Totdat ze een idee kreeg waarvoor ze uiteindelijk haar baan als topjurist bij een internationale organisatie opzegde.

Samen met onderzoekers van de Erasmus Universiteit ontwikkelde ze een platform en een app voor kinderen (en hun ouders) die voor het eerst een smartphone krijgen. ChatLicense heet het, een diploma waarmee je pas het digitale diepe in mag nadat je, in een spelwereld, bewezen hebt dat je wat basisvaardigheden beheerst.

Consequenties ervaren

„Als volwassenen krijgen wij allerlei trainingen in cybersecurity”, zegt Van Tilburg, als ik haar later opzoek, „maar een kind van tien geven we dit cyberbommetje en dan zeggen we: alsjeblieft, veel plezier ermee.”

In een spelsituatie laat ze kinderen daarom situaties doorlopen die zijn gebaseerd op gesprekken die onderzoekers van de Erasmus Universiteit voerden met kinderen op op basisscholen: over onlinepestgedrag, nepaccounts, sexting, overmatig schermgebruik, in-app-aankopen, enzovoorts.

Bijvoorbeeld: een meisje uit jouw klas hangt ondersteboven aan de rekstok, haar billen zijn half bloot te zien. Jij filmt het. Wat doe je ermee? Op TikTok zetten, in de klassenapp? Van Tilburg: „Die scenario’s confronteren de kinderen meteen met de gevolgen van een keuze. Als het kind het online zet durft het meisje niet meer naar school, en moet het filmende kind twee maanden de telefoon inleveren.” De boodschap is dat je beter kunt kiezen voor een handigere optie: toestemming vragen, en een smiley op die blote billen plakken.

Zo wordt er niet door ouders of instanties met het wijsvingertje gezwaaid, maar ervaren ze de consequenties van hun fouten spelenderwijs, is de gedachte. „Niet dat niemand hierna meer een asshole-actie uithaalt, maar je gaat je een beetje beter gedragen.” Inmiddels bieden telecombedrijven die app aan bij een mobiele telefoonabonnement voor kinderen.

Van één scenario dacht Van Tilburg dat het veel te belerend zou overkomen. Amir wil zo graag goochelaar worden dat hij de hele dag goochelfilmpjes kijkt en dan hoofdpijn krijgt. Vraag aan de kinderen tijdens het onderzoek: zou je het tegen je ouders zeggen? Echt niet, zeiden de meesten, want dan mag ik minder op mijn telefoon. Amir vertelt het wel, vervolgens komt hij bij de opticien en blijkt dat hij een bril moet hebben.

Van Tilburg: „Alle zestig zeiden ze: wat slim van Amir om het gewoon te zeggen. Op die Rotterdamse basisscholen leerden wij wat er echt speelt bij die kinderen. Ze vinden het zelf ook best zonde als ze de hele dag achter hun scherm zitten. Wij denken dat we in gevecht moeten, maar ze willen ook op weg geholpen worden.”

Illustratie Marike Knaapen

Een belangrijk inzicht, dat ook uit recente onderzoeken blijkt. Volgens onderzoeksbureau Newcom vinden 5,2 miljoen Nederlanders dat ze kostbare tijd aan sociale media verspillen. Hoe jonger ze zijn, hoe langer ze aan TikTok gekluisterd zitten, en hoe ongelukkiger dit hun naar eigen zeggen maakt.

De Volkskrant hield onlangs een enquête over het nieuwe mobieltjesbeleid op middelbare scholen. Van de 228 ondervraagde scholen blijkt 47 procent strengere regels te hanteren dan de overheid adviseert. Daar blijven de mobieltjes ook in de pauzes ‘thuis of in de kluis’, en dat stuit op veel minder verzet dan vooraf gedacht. Het is gezelliger, zeggen ze.

Of dat thuis ook zo is, kun je je afvragen, want eenmaal op de bank claimen ze het recht op een flink inhaalshot, merk ik. Zo is mijn 14-jarige zoon net als Amir verslingerd aan filmpjes, in zijn geval van chef-koks, grillmasters en patissiers. Zelfs op de wc gaat dat maar door. Dat culinaire gekakel telkens weer met harde hand afkappen is vermoeiend en werkt niet helemaal. Maar als ik de tijd heb, en hem vraag één recept te kiezen, vervolgens met hem naar de haven fiets om de beste zalm uit te zoeken, die we thuis samen bereiden, dan lukt het, en zijn off- en online geïntegreerd.

Dagdromen

Met je ene hand ruk je ze uit hun zombiemachientjes, en met de andere duw je ze terug in de zintuigelijke ervaringswereld. Of naar de goede oude verveling.

Geduld hebben, genoegen nemen met wat er is: het zijn vaardigheden die je niet langer als vanzelf ontwikkelt als je opgroeit met het internet in je broekzak, waar alles altijd overal beschikbaar is. Hetzelfde geldt voor de positieve keerzijden. Je verheugen. Op het rolletje vakantiefoto’s dat ontwikkeld wordt, op de film die pas zaterdagavond op tv is. Dagdromen, je eigen gedachten, gevoelens en opvattingen laten ontstaan terwijl je je verveelde.

Sinds de jaren 80 en 90 wilden we méér en snellere toegang, tot films, informatie, entertainment. Je was succesvol als je iets uitvond dat dit mogelijk maakte. Je was succesvol als je méér las, méér zag, méér hoorde, en de wereld veroverde.

Geduld hebben of dagdromen leer je niet als je opgroeit met internet in je broekzak

In onze tijd van maalstromen aan data en onzinfilmpjes begint het een essentiële vaardigheid te worden om je te kunnen afsluiten. Om mentaal gezond en succesvol te zijn moet je de pauzeknop kunnen vinden. Vertragen, verminderen.

Dat dit niet vanzelf gaat is niet de schuld van onze passieve tieners. De bigtechbedrijven maken hun apps doelbewust verslavend. Zolang overheden daar niet in kunnen ingrijpen, zoals met de verkoop van alcohol en tabak wel gebeurd is, moeten wij als ouders die pauzeknop aanreiken. Dat betekent actief moeite doen, en ook af en toe streng zijn op hun telefoongebruik.

En is het wel streng? Micha Wertheim kantelde dat beeld op een confronterende manier, toen hij in zijn oudejaarsconference een tirade hield tegen ouders die, op de prachtigste plek in Italië, toestonden dat hun kinderen tweeënhalf uur vastgekleefd aan hun telefoon zaten. „Als een vader een kind klappen geeft, komt er een moment dat je naar Veilig Thuis gaat en zegt: daar wordt een kind mishandeld!” Wow, dat kwam aan. Je kind bepaalde offline-ervaringen onthouden is een vorm van mishandeling.

Maar is streng zijn altijd de juiste weg naar positieve offline-ervaringen? Pamela Paul (1971), oud-hoofdredacteur van The New York Review of Books, schreef in 100 Things We’ve Lost to the Internet (2021) op komisch-nostalgische toon een verzameling van vroegere situaties en objecten, zoals mijn oud-klasgenoten die ook opsomden en waar ook Wertheim in zijn voorstelling aan refereert.

Dat je moest wachten op de tv-gids en keek naar programma’s die je niet per se leuk vond. (Wertheim: „de Teleac-cursus Portugees volksdansen”) Telefoonkaarten. En hiermee sporadisch naar huis bellen tijdens je interrailvakantie.

Terughoudender

Grofweg zijn ze in twee categorieën te verdelen: situaties waarbij iets of iemand voor jou niet of beperkt beschikbaar was (die televisie), en die waarbij jij als kind en puber onbereikbaar was voor anderen (de telefoonkaart). De reanimatie hiervan vereist voor elke categorie een andere aanpak. Tot nu toe ging het hier over die eerste categorie. In de tweede categorie gaat het om de vrijheid die het kind heeft om af en toe onopgemerkt te blijven.

Dat je de onvoldoende voor je proefwerk pas in de les overhandigd kreeg, en niet op zondagmiddag in Magister waarna je ouders je erop aanspreken, en iedere klasgenoot zijn cijfer deelt in de klassenapp. Dat het optreden met je schoolbandje niet werd gefilmd. Dat je vrienden niet voortdurend op Snapchat konden zien waar je uithing en, als je je locatie uitzette, achterdochtig vroegen wat je te verbergen had.

‘Goedaardige verwaarlozing’ (benign neglect) noemt Pamela Paul een van haar hoofdstukken. De ouder die in het internettijdperk níét zijn baby via een camera observeert, de kleuters en kinderen níét toerust met gps-tags, en de tieners níét met de FamilyLink-app surveilleert, voelt zich grof nalatig.

Ik merkte het zelf toen ik die laatste app van de telefoon van mijn zoon had gewist. Toen hij eens te lang wegbleef, ging ik toch maar even via mijn bankapp in zijn rekening kijken om te zien bij welke McDonald’s hij uithing. Waanzin. Niet doen. Vertrouw erop dat hij de juiste keuzes maakt, en geef hem de vrijheid om zich te ontplooien. Spreek met je kind af hoe je omgaat met Magister.

Illustratie Marike Knaapen

Om offline-ervaringen uit de tweede categorie te reanimeren moeten we juist soepeler en terughoudender zijn. Zo kunnen we ons als ouders ook afvragen of we élk dansoptreden, elke toneeluitvoering, elke sportwedstrijd moeten filmen. Misschien leren ze dan ook onderling dat niet alles gefilmd hoeft te worden en het leven geen voortdurend performance is. Juist als puber ben je nog van alles aan het uitproberen en ontdekken, en daarbij moet je een bepaalde onbevangenheid kunnen hebben, op je bek kunnen gaan zonder dat dit voor altijd in de cloud blijft hangen. Zoals Pamela Paul stelt: „Er gaat iets veel groters dan een persoonlijk merk verloren als we niet langer ongeremd zijn in onze momenten van vreugde, angst, pijn, intimiteit en bevrijding.”

Zes jaar geleden was er een reclamespotje van een telecomgigant. Een ventje van amper tien is in een boom geklommen, en durft niet meer terug. Gelukkig heeft hij een telefoon waarmee hij zijn moeder belt en zijn locatie doorgeeft. Prompt komt zij hem redden. Boodschap: ‘Ook de komende generatie kan niet zonder telefoon en internet.’

Weet je wat de vorige generatie deed? Die zat eerst een tijdje te huilen en te bibberen in die boom, overwon daarna haar angst en klauterde, voetje voor voetje, zelfstandig terug. Wat een triomf! De afroep-ouder ontneemt zijn kind die kans om dat zelfvertrouwen te ontwikkelen.

Mishandeling? Verstandige ouders moeten de moed hebben hun kinderen af en toe de bomen in te sturen die wij zelf inklommen. Onbereikbaar, op onbekende locaties.