‘Niets zeggen is ook een statement’: cultuursector zoekt naar antwoord op Gaza-oorlog

Filmfestival IDFA bracht er drie persverklaringen over uit in drie dagen. De Museumvereniging zette een steunbetuiging op haar site waarin ze oproept tot een staakt-het-vuren, maar weinig musea doen hetzelfde. Theaters twijfelen of ze ruimte willen geven aan het nieuwe initiatief ‘Theater voor Gaza’.

Dat culturele instellingen het moeilijk vinden om zich te verhouden tot de oorlog tussen Israël en Hamas, is een understatement, blijkt uit gesprekken die NRC met directeuren en programmamakers voerde. Ze klinken behoedzaam, gevoelig, zoekend. Overal waar kunst en maatschappelijk debat samenkomen – theater, musea, film – vragen medewerkers en makers hen om betrokkenheid te tonen. Maar in dit complexe, bloedige conflict kan elk standpunt tot polarisatie leiden, en kan zelfs zwijgen worden opgevat als een politieke keuze. De Gaza-oorlog stelt culturele instellingen voor een basale vraag: waarom ze eigenlijk bestaan.

Afgelopen vrijdagochtend, na een doorwaakte nacht en een uurtje slaap, had de Haagse theaterdirecteur Cees Debets het gevoel dat hij een antwoord had gevonden. „Ik vind dat theater de plek moet zijn waar je bijeenkomt. Waar je enorm van mening mag verschillen, en waar je weet dat dat mag.”

Debets, directeur bij Het Nationale Theater, had die nacht het Theater aan het Spui opengesteld voor de ‘Slaapstaking’ waarmee theatermaker Laura van Dolron aandacht wilde vragen voor de oorlog in Gaza. Debets had extra bewaking geregeld, maar die was niet nodig. „De nacht is mild”, zegt hij. „Zo’n evenement heeft een hoog hippie-gehalte, dat realiseer ik me.”

Aan het begin van de avond had Debets kaarsen aangestoken, die waren opgebrand toen de ochtend kwam. Nadat Van Dolron voor de 45 bezoekers haar monoloog had voorgelezen over de pro-Palestijnse activist Rachel Corrie, die in 2003 in de Gazastrook werd overreden door een bulldozer, was het eerst lang stil geweest. „Niemand durfde te klappen, want iedereen voelde: we hebben toch de hele nacht.” Daarna was er gesproken, onder meer door de Palestijnse theatermaker Ibrahim Mousa, door een Nederlandse dominee, door barpersoneel dat spontaan het woord nam.

Ik vind dat theater de plek moet zijn waar je enorm van mening mag verschillen

Hoewel de nadruk lag op Gaza, was er ook aandacht voor Israëlische slachtoffers, zegt Debets. „Het was geen competitie in leed.” Er zijn „heel heftige verhalen” verteld, en hij voelde dat die nacht verbinding had gebracht. „Een kunstenaar moet op het podium ongemakkelijke en soms onveilige onderwerpen aansnijden. De theaterdirecteur moet een zo veilig mogelijke omgeving creëren om met het publiek dat onveilige gesprek aan te gaan.”

Lees ook Filmmakers boycotten IDFA vanwege statement over Palestina

Vlaggen van het Internationaal Documentaire Filmfestival Amsterdam op het Leidseplein in Amsterdam.

Politieke standpunten

Ruimte bieden voor emoties en debat, zonder een politiek standpunt in te nemen. Dat is wat de meeste culturele instellingen en organisaties lijken na te streven rond de Gaza-oorlog. Maar dat botst als makers juist uitgesproken politieke standpunten aanhangen en die, vanuit hun maatschappelijke motivatie als kunstenaar, ook uitdragen.

Het documentaire-filmfestival IDFA, dat van 8 tot 19 november werd gehouden in Amsterdam, wist dat conflict niet te vermijden. Directeur Orwa Nyrabia bood op de openingsavond ruimte aan demonstranten van de actiegroep Workers for Palestine, die een spandoek meevoerden met de als antisemitisch beschouwde leus ‘From the river to the sea, Palestine will be free’. Nyrabia had geapplaudiseerd.

Dat viel slecht. Nyrabia schreef in een persverklaring dat hij de leus niet had gezien, en excuseerde zich. Vervolgens werden Nyrabia’s excuses opnieuw als een politiek standpunt uitgelegd, maar nu door filmmakers die zich solidair voelden met de Palestijnen. Circa vijftien makers trokken zich terug van het festival.

Uiteindelijk lukte het IDFA om de zaak te sussen met een verklaring dat het festival wil dat „iedereen zich welkom en veilig voelt” en waarin het censuur afwijst. Vrijdag kondigde het bovendien aan een symposium te gaan organiseren over „de rol en verantwoordelijkheid van filmfestivals en culturele instellingen in tijden van wereldwijde crisis”.

Ongelofelijk ingewikkeld

De lijn tussen solidariteit en partijdigheid is dun, ondervinden IDFA en andere culturele instellingen. Ook Pepijn Kuyper, directeur van de drie Amsterdamse culturele centra De Rode Hoed, Felix Meritis en De Nieuwe Liefde, voelt dat zijn organisatie (samen de Amerpodia) zich niet afzijdig kan houden – maar noemt dat „ongelofelijk ingewikkeld”.

„We zijn programma’s aan het ontwikkelen, maar we willen geen partij kiezen.” Wat dat des te lastiger maakt, zegt hij, is dat hij medewerkers heeft met diverse achtergronden. „Dat is superinteressant en ik ben er heel trots op. Er zijn ook mensen met een moslimachtergrond bij. Daar leeft het heel erg, en er is ook verdriet.” Zelf voelt hij sterk de behoefte om iets met de kwestie te doen, om op te staan, zegt hij. „Dat klinkt abstract. Want wat dan?”

Felix Meritis organiseert aanstaande vrijdag een eerste evenement: ‘Solidarity Through Art: Palestinian Stories’. Een verklaring verwijst naar „de verwoesting en het onmetelijk menselijke lijden dat uit de hevige bombardementen tegen onschuldige mensen in Gaza voortvloeit”, en roept op tot een staakt-het-vuren en het vrijlaten van alle gijzelaars.

Het evenement, waar de film The Story of an Olive Tree in a Whirlpool (Mohammad Abou Chair, 2022) vertoond zal worden, wil „verschillende verhalen uitlichten over de Palestijnse gemeenschap en hun vrijheidsstrijd”. Als illustratie is een vrouw met hoofddoek getekend die oprijst uit een gebouw dat in puin ligt. Er zullen donaties voor de Palestijnse zaak worden opgehaald.

Gevraagd of dat alles wel bijdraagt aan neutraliteit en verbinding, is Kuyper even stil. „Ja, dat vind ik wel, maar dat is het moeilijke. Je wilt goed doen waar het maar kan. Tegelijkertijd kunnen we dan al gauw de suggestie wekken dat we aan een bepaalde kant staan.”

In poppodium de Melkweg in Amsterdam werd op 15 november een benefietavond gehouden. De opbrengst ging naar noodhulp voor kinderen in Gaza. Foto ANP / Ramon van Flymen

Dit evenement is pas het eerste in een reeks, zegt hij. De drie podia gaan in allerlei programma’s, van film tot debat en muziek, ruimte bieden aan verbinding, verdriet en dialoog; de Rode Hoed komt met een inhoudelijk programma over de context en impact van de Gaza-oorlog. „We willen echt breed kijken en bevragen.”

Ook kunstenaars en sommige medewerkers roepen het museum op om stelling te nemen

Geen verantwoordelijkheid

Bij een ander deel van de culturele instellingen leidt die twijfel tot de keuze om zich helemaal niet uit te spreken over Gaza en Israël. Het Stedelijk Museum in Amsterdam kiest daar bewust voor, vertelt directeur Rein Wolfs. „Het is een complex conflict dat enorm historisch belast is, en waarbij alles wat naar buiten gebracht wordt heel sterk gepolariseerd wordt. Daar willen wij geen verantwoordelijkheid voor nemen.”

Het Stedelijk Museum was een van de drie musea aan het Museumplein die op 4 november in de Museumnacht beklad werden met rode verf, een actie die werd opgeëist door Workers for Palestine, dezelfde actiegroep die ook bij IDFA demonstreerde. Ook kunstenaars en sommige eigen medewerkers roepen het museum op om stelling te nemen, zegt Wolfs.

Hij noemt Jonas Staal, de Nederlandse winnaar van de Prix de Rome die momenteel met andere genomineerden in het Stedelijk Museum exposeert. Toen Staal op 31 oktober de prijs in ontvangst nam, riep hij het Stedelijk op om solidair te zijn met kunstenaars wereldwijd die volgens hem monddood worden gemaakt als ze zich voor de Palestijnse zaak uitspreken.

Het Stedelijk gaf daar geen gehoor aan. „Dat we geen steunbetuiging naar buiten brengen, betekent niet dat we niet betrokken zijn”, zegt Wolfs. Hij voelt echter dat er geen manier is om dit goed te doen, ook omdat hij niet weet hoe het museum zou kunnen bijdragen. „Op dit moment is er in ons museum geen expositie die direct aansluit op de thematiek die dit conflict behelst. We zouden zo’n steunbetuiging ook een beetje een leeg statement vinden.”

Er zijn maar weinig musea die zich wel uitspreken over het conflict, en die doen dat behoedzaam. Het Nieuwe Instituut (Rotterdam), het Amsterdam Museum en de vier musea van het Nationaal Museum van Wereldculturen plaatsten steunbetuigingen online die in verschillende bewoordingen het geweld aan beide zijden veroordelen en oproepen tot een staakt-het-vuren.

Ook de Museumvereniging, die 467 Nederlandse musea vertegenwoordigt, publiceerde op 9 november, de dag van haar jaarlijkse congres, een korte steunbetuiging met die inhoud. Gevraagd naar de beweegreden van de vereniging is directeur Vera Carasso een paar seconden stil. „Ik vind het moeilijk hierop commentaar te geven. Je kan zoiets nooit helemaal goed doen. Niet alle musea waren ervan overtuigd dat dit nodig was, andere vinden het prettig dat we er woorden voor vinden. Onze rol als musea is om een dialoog tot stand te brengen, om de verbinding te zoeken. En niets doen zou voor een sector die zo maatschappelijk betrokken is, ook een statement zijn.”

Solidariteit

In de theaterwereld is het Haagse nachtprogramma van Laura van Dolron de afgelopen week uitgegroeid tot een landelijk initiatief ‘Theater voor Gaza’ dat de komende weken in theaters in Nederland en België programma’s organiseert.

Lees ook ‘Slaapstaking’ om aandacht te vragen voor Gaza

Theatermaker Laura van Dolron houdt volgende week donderdag in het Theater aan ’t Spui in Den Haag een ‘slaapstaking’.

De zes initiatiefnemers uit de theatersector willen de aandacht vestigen op het „geweld in Gaza, de Westelijke Jordaanoever en Israël” en „een plek bieden voor de gemeenschap om in solidariteit samen te komen”. Er zijn inmiddels veertien evenementen gepland, maar er zijn ook veel theaters die twijfelen.

Theater Rotterdam doet niet mee, vertelt hoofd programmering Dave Schwab. „Intern zijn de meningen hierover heel verdeeld. Het initiatief gaat over álle slachtoffers, maar toch. De schijn is dat je partij kiest.”

Zijn theater voelt betrokkenheid, zegt Schwab – het verspreidde in oktober een eigen steunbetuiging op Instagram. „Iedereen is het er over eens dat dit een verschrikkelijke oorlog is, maar we willen als theater een eigen manier zoeken om om te gaan met de vele brandhaarden in de wereld, zoals in Oekraïne, in de Democratische Republiek Congo. Daar waren we al mee bezig, om een vorm te zoeken waarin je de verbinding en dialoog aan kunt gaan.”

Dave Schwab van Theater Rotterdam en Cees Debets van Het Nationale Theater zeggen allebei dat deze oorlog doet hen meer doet nadenken over de functie van theater. „Ik snap de terughoudendheid van mijn collega’s”, zegt Debets. „Maar ik vind het belangrijk om deze plek als theater in te nemen, juist in deze tijd waar steeds minder ruimte is om van mening te verschillen.”

„Ik ben het absoluut eens met de initiatiefnemers: je kunt niet stil blijven”, zegt Dave Schwab. „Je kunt ook het theater openstellen zodat mensen daar troost kunnen vinden. We moeten iets doen wat zin heeft. We worden als theater geconfronteerd met onze eigen betekenis.”