Nederlands slavernijverleden: soms moet je verteld worden wat je ziet

Slavernijtentoonstelling De expositie ‘Slavernij’ in het Rijksmuseum vertelt aan de hand van tien persoonlijke, waargebeurde verhalen de geschiedenis achter objecten uit de Nederlandse slavernijtijd. Zo komt die geschiedenis tot leven.

Rembrandt, Marten en Oopjen (1634).
Rembrandt, Marten en Oopjen (1634).

Collecties Rijksmuseum/ Louvre

Of Oopjen wist hoe duur de suiker was, weten we niet. Wat we wel weten is dat er jaren van politiek overleg en veel geld voor nodig waren om haar weer ‘thuis’ te laten komen. De portretten van Marten en Oopjen zijn niet alleen een demonstratie van Rembrandts kunde, maar ook een illustratie bij onze slavernijgeschiedenis. Marten, de eerste man van Oopjen, stamde uit een familie die rijk was geworden dankzij de suiker die van de Braziliaanse plantages kwam. Hij overleed op zijn 28ste, waarna Oopjen hertrouwde met WIC-kapitein Maerten Daey. Die had in Brazilië gezeten, was daar aangeklaagd omdat hij de slaafgemaakte Francesca had mishandeld, verkracht en zo zwanger gemaakt. Hij had haar weggestuurd omdat hij niets van het kind wilde weten. Francesca klaagde hem aan, werd in het gelijk gesteld, maar er waren geen consequenties voor Daey.

Marten en Oopjen zijn een mooi voorbeeld van hoe er óók gekeken kan worden naar schilderijen en objecten uit die tijd. Objecten voor de tentoonstelling Slavernij in het Rijksmuseum waren niet altijd even makkelijk te vinden. „De authentieke voorwerpen die er zijn, zijn in de koloniale jaren gemaakt door en voor de mensen die aan de macht waren. De authentieke objecten die de keerzijde tonen, ontbreken in onze collectie”, vertelde Valika Smeulders, hoofd geschiedenis van het Rijksmuseum, onlangs in NRC.

Om de keerzijde goed over het voetlicht te brengen, is er gekozen om aan de objecten tien waargebeurde verhalen te koppelen. Verschillende vertellers van wie een voorouder een rol had in de slavernijgeschiedenis begeleiden de bezoeker met verhalen. Het gaat niet alleen om de trans-Atlantische slavenhandel, maar ook over de slavernij in de gebieden waar de VOC op voer.

En dan hoor je over bijvoorbeeld Sapali, de vrouw die toen ze door mensenhandelaren werd meegenomen naar Suriname rijst in haar haar verstopte, die ze plantte na haar vlucht van de plantage. Nog steeds wordt in Suriname de Sapali-rijst verbouwd. Een ander verhaal is dat van Joao Mina, die uit Elmina (Ghana) verkocht werd aan een Portugese eigenaar van een suikerplantage in Brazilië. In 1646 weet hij te ontsnappen, belandt in Recife en valt in Nederlandse handen. De Nederlanders vinden zijn verhaal interessant, omdat Mina kan vertellen over de Portugese vijand.


Lees ook een interview met architect Afaina de Jong, die de tentoonstelling ontwierp

Een slaafgemaakte die niet wist te ontsnappen is Wally. Hij kwam met zijn twee broers in opstand toen de opdracht kwam de suikerproductie te verhogen op de plantage Palmernibo. Ze moesten nog vroeger beginnen. Na hun weigering en de reactie van de plantagehouders kwam er een opstand. De straf was gruwelijk: Wally was een van de opstandelingen die veroordeeld werd tot dood door levende verbranding.

De Indonesische slaafgemaakte Untung Surapati heeft eveneens een verhaal te vertellen. Hij was door Chinese handelaren verkocht aan de koopman Pieter Cnoll. Toen Pieter Cnoll in 1672 overleed, ging Surapati ervan uit dat hij vrij zou komen, maar dat gebeurde niet. Hij werd als bezit doorgeschoven naar de volgende generatie. Surapati wist te ontsnappen, sloot zich enige tijd bij de VOC aan, totdat enkelen binnen het leger zich tegen hem keerden. Hij ging het gevecht aan en wist uiteindelijk een hof in Oost Java op te bouwen. Inmiddels wordt Surapati gezien als een van de voorvechters van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. Hij staat onder meer nog afgebeeld op een schilderij van de familie Cnoll.

Ook aan bod komt Dirk van Hogendorp: de regentenzoon die in civiele dienst van de VOC in Nederland-Indië werkte. Hij stelde de misstanden bij het Indische bestuur en de slavernij aan de kaak, en dat maakte hem niet erg populair. Uiteindelijk kwam hij in Brazilië terecht, waar hij een kleine plantage had en waar hij in 1822 stierf. Naar verluidt hing in de plantagewoning een portret waarop hij stond afgebeeld in zijn gloriedagen als generaal van Napoleon.

De orale geschiedenis is een belangrijke toevoeging, legde Smeulders in NRC uit: „Als je voor een schilderij staat waarop plantages zijn afgebeeld, maar niet de ellende van de mensen die daar moesten werken, en je hebt op je koptelefoon een oud interview van iemand die nog kan vertellen over zijn grootouders, dan verandert dat schilderij.”

Slavernij t/m eind zomer 2021 in het Rijksmuseum. Voor de startdatum zie: rijksmuseum.nl

Lees verder…….