Nederland spaart weer minder. Hoe komt dat?

Het tempo waarmee Nederlanders sparen is vorig jaar afgenomen. Uit cijfers die De Nederlandsche Bank maandag heeft gepubliceerd, blijkt dat huishoudens vorig jaar 576 miljard euro op de bank hadden staan, 15 miljard meer dan een jaar eerder. Vorig jaar lag de groei nog op 33 miljard, in 2020 was dat zelfs 43 miljard.

De pandemie verklaart slechts ten dele waarom Nederlanders minder sparen. Toen het coronavirus zich in het voorjaar van 2020 verspreidde, kelderde de consumptie, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Voor sparen was dus meer ruimte.

Maar ook in het jaar voor de coronacrisis groeide het totaalbedrag dat huishoudens op Nederlandse banken hebben staan harder dan afgelopen jaar. Dat terwijl de rente op dit moment juist hoger is dan toen, waardoor sparen aantrekkelijker zou moeten zijn. DNB schrijft dat spaarrekeningen vorig jaar ruim 1,7 miljard euro aan rente erbij kregen, ruim drie keer zoveel als in 2022. Nederlanders schoven ook miljarden van betaal- naar spaarrekeningen, waarschijnlijk om meer rente te incasseren.

Geld verdampt

De spaarrente is wel nog steeds lager dan de inflatie. Geld op de bank verliest dus relatief gezien aan waarde. Mogelijk hebben daardoor juist meer huishoudens gekozen voor andere manieren om hun geld te besteden, zoals beleggen. Recente DNB-cijfers laten inderdaad zien dat huishoudens honderden miljoenen aan beleggingen hebben bijgekocht.

Het kan ook meespelen dat huishoudens meer geld in het buitenland onderbrengen. Afgelopen najaar was dat in Eurozonelanden buiten Nederland 10,5 miljard euro, een verdubbeling ten opzichte van twee jaar daarvoor, meldde DNB. Landen met een hogere spaarrente zijn „in opkomst”. En toch: als dat bedrag bij al het spaargeld wordt opgeteld, was het spaartempo vorig jaar nog steeds lager dan in 2019.

De inflatie biedt een derde verklaring. De gestegen prijzen zorgden in 2022 voor de grootste koopkrachtdaling in veertig jaar. Geld dat Nederlanders hadden willen sparen, waren ze kwijt aan vaste lasten.

Ongelijk verdeeld

„Vergeleken met andere landen hebben Nederlanders relatief weinig spaartegoed”, zegt Marike Knoef, hoogleraar economie aan de universiteit van Tilburg. „Het zou voor een deel van de huishoudens niet gek zijn om wat meer spaartegoed te hebben om negatieve schokken op te kunnen vangen. Aan de andere kant: in Nederland wordt relatief goed voor je gezorgd als je iets overkomt. Daardoor kunnen we ons ook een kleinere buffer veroorloven.”

De DNB-cijfers laten niet zien bij wie het spaargeld terechtkomt. Dat is wel een belangrijke vraag, vindt Knoef: „Spaartegoeden zijn ongelijk verdeeld. Sommigen sparen vaak meer dan ze eigenlijk nodig hebben, terwijl anderen meer zouden willen sparen, maar aan het eind van de maand niet genoeg overhouden.”

Met medewerking van Eva Smal.

Lees ook Meeste huishoudens gaan er in 2024 op vooruit, maar alleenstaanden met laag inkomen niet

Winkelend publiek op de Nieuwendijk in Amsterdam.