Moderne Japanse prentenmakers wilden alles zelf doen

Recensie


Beeldende kunst

Japanse prentkunst Voor het eerst in Europa is in Leiden een overzicht te zien van creatieve Japanse houtsnedekunstenaars van na 1900, die klem raakten tussen westerse invloeden en Japans patriottisme.

Kawanishi Hide (1894 - 1965), ‘Meisjes van de schiettent’, (1933).
Kawanishi Hide (1894 – 1965), ‘Meisjes van de schiettent’, (1933).

Foto Collectie Nihon no hanga, Amsterdam

Een jonge Japanse vrouw zit op de rand van het biljart, keu recht omhoog, klaar om een kopstoot te geven. Ze draagt westerse kleren, de haren kort. Ze is duidelijk een van de modan garu, zoals Japanners jonge, door het Westen beïnvloede zelfstandige vrouwen in het Japan van na de Eerste Wereldoorlog noemden. Ze stonden mijlenver af van de traditionele Japanse vrouw in kimono.

Die tegenstelling is mooi te zien op de tentoonstelling Sōsaku hanga. Creatieve prentkunst uit Japan in het Japanmuseum Sieboldhuis in Leiden. Daar hangt een houtsnede van de kekke biljartende Japanse, uit 1933, van Nakagawa Isaku. Er is ook een mooie houtsnede van Kamei Tobei uit 1935, van een knielende Japanse, in kleurige kimono met traditioneel opgestoken haar. Ze knipt haar teennagels.

Wat beide houtsneden gemeen hebben, met de honderdvijftig andere op de expositie, is dat het geen traditionele Japanse prenten zijn. Ze zijn allemaal door de kunstenaars zelf uit hout gesneden, gedrukt en uitgegeven – zoals dat in de westerse prentkunst gebruikelijk is. En niet, zoals bij de traditionele Japanse prenten, door een uitgever bedacht, door een kunstenaar getekend, door aparte houtbloksnijders nagemaakt en door drukkers afgedrukt.

Moderniseringsgolf

Net als de modan garu (of moga) zijn die zelfdrukkende kunstenaars een teken van de grote Japanse moderniseringsgolf rond 1900. Om de achterstand na ruim twee eeuwen isolatie in te halen, ging Japan open voor het Westen – ook op kunstgebied. Er kwamen westerse kunstenaars op bezoek, Japanse kunstenaars gingen op reis door Europa. De traditionele prentkunst, vaak met beelden van het uitgaansleven, ukiyo-e, de ‘prenten van de vlietende wereld’ vonden ze ouderwets. De nieuwe prentenmakers wilden zelf het hele creatieve proces beheersen.

In het Sieboldhuis is nu voor het eerst in Europa een overzicht te zien van deze Japanse kunststroming. Maureen de Vries, die ook de catalogus schreef, stelde de chronologische expositie samen uit de prentencollectie van Elise Wessels. Het geeft een mooi beeld van hoe deze kunstenaars al houtsnijdend hun weg zochten tussen de Japanse en westerse tradities.

Er zijn prenten die westers aandoen, zoals Dorp aan de oever van de Seine van Yamamoto Kanae. Of een vrouwelijk naakt dat op Manets Olympia lijkt: Ontblote huid op wit doek van Onchi Koshiro. Er zijn ook circusscènes en stadsgezichten, die op Europees expressionistische houtsnedes lijken. Er zijn stadsgezichten die passen in de oude prenttraditie, maar dan met nieuwe gebouwen – inclusief moderne ruïnes, bijvoorbeeld van na de aardbeving in 1923 in Tokio, van Hiratsu Uniki. Hij maakte ook een ingetogen prent van puinhopen in Nagasaki, nadat daar de tweede Amerikaanse atoombom was ontploft.

Verbod op berg Fuji-prenten

De expositie adresseert zo ook de onderstroom in deze Japanse creatieve prenten, gemaakt tussen 1910 tot 1962: ze tonen hoe de modernisering en liberalisering, en de westerse invloeden in Japan uitmondden in een ultra-nationalistische reactie. Oorlogszuchtige militairen kwamen vanaf 1936 aan de macht, en stortten het land mede in naam van de keizer in de Tweede Wereldoorlog. Er was censuur, kunst moest patriottistisch zijn, en mooi Japan uitbeelden. Inclusief veroverde gebieden als Mantsjoerije. Daarvan zijn voorbeelden te zien. Er hangt ook een mooi grote prent van Sekino Junichiro, Dorp bij de zee uit 1942, getekend in een traditionelere Japanse stijl. De propagandistische, patriottistische lading die deze kunst toen had, is nu met onze westerse ogen soms moeilijk te traceren: wij zien vooral een fraai landschap. In de roman Een kunstenaar van de vlietende wereld beschrijft Kazuo Ishiguro mooi hoe het zo’n patriottistische kunstenaar na de oorlog in Japan verging.

Afbeeldingen van de Japanse heilige berg Fuji waren zo ultra-nationalistisch besmet, dat de Amerikaanse bezetters ze na de WO II aanvankelijk verboden, aldus de catalogus. Toch groeide de waardering voor de nieuwe creatieve Japanse prentkunst na 1945, ironisch genoeg mede door interesse van de Amerikaanse overwinnaars. Die leidde ook weer tot vernieuwing van de traditionele Japanse houtsnedekunst, shin hanga, die in een vervolgexpositie in het Sieboldhuis aan bod komt.

Lees verder…….