‘Misschien bén ik mijn voorvader, de eerste Surinaamse dichter Rustwijk’

Mathieu Wijdeven in ‘Het waarom beantwoord’.


Foto Bart Grietens

Interview

Genomineerden Toneelschrijfprijs Vier nieuwe Nederlandstalige toneelteksten zijn genomineerd voor de Toneelschrijfprijs. De auteurs vertellen over hun werk: „Ik zoek altijd naar een balans tussen grappen en tragiek. Waar je de humor toelaat krijgt het drama de ruimte.”

1. ‘Het waarom beantwoord’ van Mathieu Wijdeven en Raoul de Jong, (gespeeld door Mathieu Wijdeven bij Productiehuis Rotterdam)

In Het waarom beantwoord vertelt Mathieu Wijdeven hoe hij de ontdekking doet dat zijn betovergrootvader G.G.T Rustwijk een Surinaamse schrijver, activist en theatermaker was, eens bekend, maar nu vergeten. Hij zoekt uit wie hij was, wat resulteert in een serie uitsnedes van de theatrale lezing van vijf uur die Rustwijk gaf in Theater Thalia in Paramaribo op 19 juni 1911, over de armoede, achterstand en ziekte in Suriname, die bestreden dienden te worden.

De bedoeling was een Nederlandse commissie die Suriname bezocht te voeden met informatie en ideeën. Tussendoor becommentarieert Wijdeven heel soms de situatie, waarin een man van kleur optreedt voor voornamelijk witte mensen. Typerend zinnetje: „Om te overtuigen moest hij onderdanig zijn, omdat hij wist: dat is wat ze willen.”

Raoul de Jong.

Foto Hilde Harshagen

De dichtbundel van zijn betovergrootvader vond hij pas een paar jaar geleden, in de boekenkast van zijn ouders. Wijdeven: „Dat wekte mijn interesse. Volgens mijn moeder was het de eerste dichtbundel van een Surinamer. De tekst is een soort detective-achtige zoektocht naar het Suriname van die tijd, zijn leven en alles eromheen. Zijn moeder was nog een totslaafgemaakte. Zij behoorde tot de eerste generatie vrijgemaakte mensen van kleur.”

Wijdeven kwam er ook achter dat zijn voorvader kritisch was op de omgang van de Nederlanders met Suriname. „In zijn theatrale lezing, ‘Het waarom beantwoord’, ook de titel van mijn tekst, voert hij een monster op. Dat noemt hij Het Wee, een octopusachtig wezen, met op de armen de problemen van die tijd: verboden onderzoek, verkeerd beleid, watergebrek, intimidatie, verouderde wetten.”

Die kritiek maakt dat de lezing ook actueel is, zegt Wijdeven. „Anton de Kom beginnen mensen te kennen als criticus van het Nederlands kolonialisme, maar hij maakt deel uit van een bredere kring critici. Die kritiek is in de doofpot gestopt. Ontwikkelingen als Black Lives Matter worden nu afgedaan als modieuze trend, maar de traditie van verzet is veel ouder en groter.”

Zijn zoektocht start Wijdeven midden in een persoonlijke crisis. „Ik was op zoek naar een fundament, naar iets om me aan op te trekken. Dat zijn vaak de momenten dat je iets vindt. Deze ontdekking was een soort sprookje, een mysterie, waar ik me graag op wilde storten.”

De jury van de Toneelschrijfprijs looft de ingenieuze constructie van de tekst, een mengeling van zijn zoektocht en de lezing van Rustwijk. „Raoul de Jong heeft me daarbij gecoacht. Hij werkte toevallig aan een verhaal dat hier op lijkt en kon veel in een context plaatsen. Ook mijn regisseur Maarten van Hinte en schrijver Sanneke van Hassel hebben geholpen.”

Zijn betovergrootvader bezigt een plechtig, wat statig Nederlands. „Het is pas een eeuw geleden, maar toch klinkt de taal oud. Toch wilde ik het zonder aanpassingen laten horen, want dan voel je de schoonheid. Je hoort dat hij een dichter was. Dat vergt wat uitleg en bij het spelen moest ik wat rustiger door zijn zinnen heen, maar het maakt de fantasie los om zijn woorden te gebruiken.”

Van zijn oudtante hoorde Wijdeven dat een geest zeven generaties leeft, waarop hij zich afvroeg of hij wellicht G.G.T. Rustwijk ís. „Ik vind het spannend om me op die manier tot hem te verhouden. Het staat ook voor mijn complete overgave aan hem. En het staat voor het terugvorderen van de geschiedenis, het terugbrengen van het verdrongen Surinaamse perspectief. Wij zijn het heden van die mensen. Die verantwoordelijkheid voel ik.”

Beeld uit ,Rosa., uitgevoerd door TG Vagevuur.

Foto Sien Verstraeten

2. ‘,Rosa.’, geschreven door Koen Boesman, opgevoerd door TG Vagevuur.

In zijn toneeltekst ,Rosa. geeft de Vlaamse schrijver en regisseur Koen Boesman (1979) uiting aan zijn fascinatie voor de activiste Rosa Luxemburg (1871-1919). „Ze liep mank, was vrouw, Joods, geboren in Polen: geen gunstige uitgangspositie. Maar ze promoveerde, werd vooraanstaand lid van de socialistische beweging, sprak op internationale conferenties, verzette zich tegen de Duitse keizer en tegen de oorlog van 1914-18, waardoor ze in de gevangenis raakte, en bleef toch doorschrijven. Ze is zo dapper. Haar verhaal moet verteld worden, vond ik.”

Politieke strijdster werd ze al jong. Ze ziet op straat mannen die zijn opgehangen omdat ze socialist zijn. „Dat moment beschouw ik als een keerpunt. Maar ze signaleert ook de ontreddering van de armen. Onrechtvaardigheid raakt haar. Als 14-jarige schrijft ze al in gedichtjes dat ze de machtigen een geweten wil schoppen.”

Koen Boesman.

Foto Erik Van Grieken

Rosa Luxemburg sprak heldere taal, zegt Boesman. „Ze kon een menigte van werkmensen meekrijgen.” Haar redenaarskunst wordt geïllustreerd met een verhaal over een meubelmaker die voor een baas gaat werken. Zo legt ze de giftige werking van het kapitalisme bloot aan mannen in het café. „Daarin was ze uniek. Net als haar politieke lijn binnen het communisme: een democratische variant, met veel inspraak van onderaf, en met vrede en samenwerking als basis. Ze verzette zich ook tegen de aanpak van Lenin in Rusland.”

Haar onafhankelijke denken zorgde er ook voor dat ze met veel mensen ruzie kreeg en hoogstwaarschijnlijk werd vermoord door of dankzij haar socialistische kameraden. Die kwamen in 1919 in Duitsland aan de macht. Ze wordt van een brug in het water gegooid in de Tiergarten in Berlijn. Boesman fixeert haar in die val, en laat haar van daaruit terugkijken en praten met de mensen uit haar leven. „Dat beeld van haar val is een goed theatraal vertrekpunt. Ze vraagt zich af: heb ik juiste keuzes gemaakt, hoe ben ik hier terecht gekomen, is mijn overtuiging dit waard? Het is een prettige manier om historische informatie over dat turbulente tijdperk over te brengen. Het is fijn als het publiek een leuke avond heeft, maar ook als het na afloop iets slimmer weer buiten staat.”

Boesman plukte onder meer tekst uit haar brieven. Vanuit de gevangenis schreef ze bijvoorbeeld over wat ze zag, wolken en planten. „Dat zijn brieven waar je je aan kan optrekken als je zelf in de put zit, want ze bleef in de diepste ellende altijd de schoonheid vinden.”

De belangrijkste en mooiste zin in het stuk is volgens de auteur: ‘Ik sta hier en ik kan niet anders.’ „Ze moet vechten, met de pen. De zin zit in een lied en als de zangeres hem zingt, is dat een kippenvelmoment. Dat is de strekking van het stuk: houd vast aan je overtuiging, ook al is het moeilijk en stormt het om je heen.”

Hij vergelijkt Rosa Luxemburg op dat punt met „hedendaagse heldinnen” als AOC (de Amerikaanse politica Alexandria Ocasio-Cortez), de Zweedse klimaatactiviste Greta Thunberg en de Wit-Russische activiste Svetlana Tichanovskaja. „Allemaal dappere vrouwen. Mannen leiden de wereld, maar de vrouwen moeten hem redden.”

Aan het schrijven ging een bijzonder proces vooraf. „Aan schrijvers vragen we of we ze in een theatrale context mogen brengen die zich verhoudt tot het thema van de voorstelling. Deze keer was de vraag: mogen we u zes uur in een cel opsluiten op het podium? Een fractie van de tijd dat Rosa gevangen zat, maar het geeft een idee. De zes vrouwelijke schrijvers kregen materiaal van en over Rosa Luxemburg mee. Dat leverde bijdragen op met verschillende thema’s en invalshoeken en dat heeft mij weer geïnspireerd bij het schrijven. Net als de teksten van Rosa Luxemburg die in de tekst verweven zitten. Dus ik ben niet de enige schrijver van het stuk. Er zijn meerdere bronnen.”

,Rosa. (de leestekens in de titel verwijzen naar haar brieven) speelde afgelopen seizoen in België, maar nog niet in Nederland, al wil Boesman dat graag. „Misschien dat deze nominatie een springplankje kan zijn.”

‘Trojan Wars’ uitgevoerd door HNTJong.

Foto Bowie Verschuuren

3. ‘Trojan Wars’ van Peer Wittenbols, uitgevoerd door HNTjong.

Noël Fischer, regisseur bij HNTjong, vroeg Peer Wittenbols om een toneelstuk, gebaseerd op een klassieker, dat moest dienen voor een theatermarathon. En het moest gaan over de oorlog. Dat werd de Ilias van Homerus. Wittenbols: „Ideaal aan de Ilias is dat het personages heeft die blanco de oorlog ingaan en daar beschadigd uitkomen, als ze er al uitkomen. Ik heb verhaallijnen en personages uit de Ilias gebruikt, maar het verhaal verder naar mijn hand gezet.”

Een cruciaal verschil dat hij noemt is dat Achilles in Trojan Wars bij aanvang een puber is. In deel 1 van het drieluik vieren hij en zijn vrienden feest. Deel twee is de eigenlijke oorlog, met alle veldslagen. Deel drie komt weer geheel uit de koker van Wittenbols, want dat is een gang door het dodenrijk. „Het is jammer dat de Ilias ophoudt als iedereen dood is. Terwijl de naweeën van oorlog zo groot zijn. Ik wilde laten zien dat mensen die helden worden genoemd na hun dood voor eeuwig met twijfel en schuld blijven zitten. En dat oorlogsverhalen vaak een geromantiseerde versie van gruwelen weergeven.”

Opvallend is ook dat Wittenbols de goden naar de achtergrond drukt. „De verantwoordelijkheid voor alle ellende ligt bij de mens. Langzaamaan verdwijnen de goden uit het stuk en wordt zichtbaar dat het de mensen zijn die de beslissingen nemen. Achilles en zijn vrienden zijn jongens die zin hebben in oorlog. Ze laten zich meeslepen, maar dan gaandeweg gaat hun geweten knagen.”

Wittenbols bracht veel humor in zijn toneeltekst. „Ik zoek altijd naar een balans tussen grappen en tragiek. Waar je de humor toelaat krijgt het drama de ruimte.”

Een komische scène schrijft hij door te laten zien dat het de personages grote ernst is, legt hij uit. „Er is een scène met twee geneesheren die klagen over hun drukke dagen aan het slagveld. Ze komen niet aan hun boterhammetje toe, omdat er steeds een bataljon met gewonden arriveert. Die ambtelijke houding wordt grappig als ze oprecht klagen.”

Komisch is daarbij ook het jeugdige taalgebruik. Als Helena – de door de Trojanen ontvoerde vrouw om wie de oorlog wordt gevoerd – terug is in Griekenland, laat ze blijken dat het allemaal niet aan haar lag, met de woorden: „Ik ben een lekker wijf. Is dat mijn schuld?”

Wittenbols: „Mijn kinderen hadden tijdens het schrijven de leeftijd van de personages en ik heb veel geleend van wat ik hoorde: de dynamiek, het eigen vocabulaire. En bij het herlezen van wat ik schreef, dacht ik aan hoe de tekst in de oren van mijn zoon zou klinken.”

Met het feit dat het een tekst was voor 14-plus besloten de makers geen rekening te houden. „Een zaal met 900 kinderen geboeid houden, klinkt toch al als een zelfmoordpoging. De opdracht aan mezelf was om de tekst zo beeldend te schrijven dat ze zelfs naar een monoloog van vier minuten zouden luisteren. Toen dat lukte, voelde ik wel wat ongepaste trots.”

‘TAL’, uitgevoerd door collectief BOG.

4. ‘TAL’ door collectief BOG, uitgevoerd door collectief BOG.

Collectief BOG schreef met TAL een klankconcert dat leest en klinkt als een eigentijdse variant op de sonische kunstwerken van bijvoorbeeld Paul van Ostaijen (‘Boem Paukeslag’) en Jan Hanlo (‘Oote’). TAL bestaat uit losse woorden, korte zinnetjes, kreten en veel herhaling, veelal rond het woord ‘bal’, maar zonder ogenschijnlijk verband. Hoofdstuk twee begint bijvoorbeeld met: „Dit is de bal. De Bal Is. Dit is. Dit is de bal.”

De tien acteurs die de tekst ritmisch uitspreken zijn ook de tien auteurs. Dat zijn de vier leden van de kern van BOG: Lisa Verbelen, Sanne Vanderbruggen, Judith de Joode en Benjamin Moen, plus muzikant Jens Bouttery. Later voegden zich daar vijf tweetalige acteurs bij, die scènes meeschreven. Drie van hen beantwoorden (in een vergelijkbaar ritmisch patroon) de vragen.

Bouttery: „TAL is een taalconcert. De tekst is muziek en de muziek dient ook de tekstuele inhoud.” Verbelen: „Het is een spel met taal in een voorstelling over spelen.” Vanderbruggen: „Taal wordt vaak gezien als een obstakel en een vorm van miscommunicatie. Maar er is van alles mogelijk als je taal benadert als een spel.”

Vandaar dat ze TAL spelen op een tennisveld. Bouttery: „Het tennisspel heeft vreemde, onnavolgbare regels, net als grammatica. Die analogie sprak ons aan.” Verbelen: „Vaak schieten woorden tekort. Dat heeft iets triestigs. In TAL zie je wat je er wel met taal mee kan.” Vanderbruggen: „Niet door te verdwalen in een abstracte uitleg, maar door het mechanisme van de taal open te leggen en te etaleren.” Bouttery: „Een voorbeeld is dat mens fouten maken die in de taal gehandhaafd wordt. Dat is een manier waarop taal zich ontwikkelt.” Verbelen: „In het begin van de voorstelling zegt iemand ‘nuut’ in plaats van ‘nu’ en zo blijven we het dan zeggen.”

Hoe schrijf je zo’n taalconcert? Bouttery: „We hadden al eens een lidwoorden-lied gemaakt. Nu is er een dit-en-dat-lied. De beweging van de taal in het stuk is analoog aan hoe taal zich voortbeweegt of groter, hoe een groep of de samenleving zich voortbeweegt, als een zwerm vogels.”

Er zit ook zekere structuur in het stuk, zegt Vanderbruggen. De tekst is thematisch geordend. Vanderbruggen: „We zetten alle stappen waarin je taal kunt opknippen, te beginnen bij uh en uhm.” Verbelen: „Er is een hoofdstuk met werkwoorden, met metaforen, met het geven van namen, met eigenschappen, met abstracties (dat de bal rond is, maar ook mooi). Die hoofdstukken hebben we in een lijn van simpel naar complex geplaatst.”

Bij vlagen wordt het ook geestig. Verbelen: „Dat gaan vanzelf. Het concept is vrij absurd. Taal is ook absurd.” Vanderbruggen: „We schreven TAL toen er net corona was en je elkaar niet kon ontmoeten. De taal voelde zwaar en gewichtig. In reactie wilden we, als we dan bij elkaar kwamen, het leuk hebben.”

Lees verder…….