‘Mijn vader ging werken in moeders dameshoedenzaak’

‘Mijn moeder is geboren in een groot katholiek gezin op Scheveningen, aan de Kanaalweg bij het chique Van Stolkpark – maar rijk waren ze niet. Na de avondhuishoudschool had ze haar eerste baan bij een atelier voor dameshoeden. Ze werd daar opgeleid voor modiste: het ontwerpen en vormen van mooie dameshoeden. Ze werkte niet alleen in het atelier, maar ook in de zaak om hoedjes te verkopen. Zo ontwikkelde ze zich in de dameshoedenbranche en begin jaren 30 opende ze haar eigen zaak.

In die tijd leerde ze mijn vader kennen, grossier in groente en fruit. Het lukte hem niet goed daarmee een handel op te bouwen, maar met de hoedenzaak ging het bergopwaarts. Vader is toen ook in de zaak gaan werken en leerde het vak van mijn moeder. Verder regelde hij het huishouden, hij was dus ook een echte huisman. Op het hoogtepunt van de handel hadden mijn ouders drie zaken, één in Den Haag, twee op Scheveningen.

In 1941 ben ik geboren, ik ben enig kind. In de oorlog moesten wij evacueren en kwamen terecht op de Paul Krugerlaan, in een echte volksbuurt. Voor de hoedenzaak geen goede buurt, maar later voor de ruilhandel wel – mijn vader ging veel op hongertocht. In augustus 1945 verhuisden wij naar de Laan van Meerdervoort en daar openden mijn ouders weer een dameshoedenzaak.

In de jaren 50 gingen de dames minder hoeden dragen of kochten ze simpel fabrieksgoed of een sjaaltje. Daarom besloten mijn ouders te emigreren naar Nieuw Zeeland, maar omdat ze geen permit kregen ging dat helaas niet door. Medio jaren 60 is de zaak gesloten. Kamers verhuren aan badgasten bracht soelaas. Na twee actieve levens zijn zij in de jaren 80 overleden.’

Leeslijst

Lees verder…….