Met het oude ‘superfood’ amarant verweert dit Mayadorpje zich tegen de droogte die El Niño brengt

Van ‘El Niño’ heeft Cecilia Xitumul nog nooit gehoord. Maar inderdaad, zegt de Maya-vrouw: elke paar jaar vallen haar oogsten tegen. Zoals dit jaar, vertelt ze, terwijl ze een spichtig maïskolfje uit zijn jasje pulkt en de verpieterde korrels door haar handen op de kurkdroge grond laat vallen. „Moeder Aarde geeft me hier dit jaar helemaal niets.”

Op een andere milpa (kostgrondje) die Xitumul aan de andere kant van het dorp beheert, is de oogst dankzij een nabijgelegen waterput gelukkig niet mislukt. Hier groeien maïskolven tot op schouderhoogte en liggen pompoenen zo groot als voetballen op de akker. Toch moet ook zij regelmatig naar de markt om maïs te kopen, voor haar kippen en voor de tortilla’s, de pannenkoekjes die in Guatemala het dagelijks brood vormen.

De inflatie drukt Xitmul dan ook niet in procenten uit, maar in het aantal tortilla’s dat je krijgt voor 1 quetzal (omgerekend 12 eurocent). „Voorheen kreeg je wel vier of vijf tortilla’s. Nu nog slechts drie. In de grote stad zijn dat er zelfs maar twee, hoorde ik.”

El Niño – de periodieke opwarming van de oostelijke Stille Oceaan en daardoor afzwakkende passaatwind – heeft wereldwijd impact. Aan de kust van Peru en Ecuador kan het verschrikkelijk plenzen, terwijl het elders rond de evenaar snikheet wordt. Maar het naar het kindeke Jezus vernoemde weerfenomeen (omdat het in Peru rond Kerst piekt) kan op weinig plaatsen harder toeslaan dan in de hooglanden van Guatemala. Dit gebied heet de corredor seco, een droge strook die dwars door Midden-Amerika loopt en waar miljoenen mensen een toch al zeer precair bestaan leiden. Eén mislukte oogst kan hier rampzalig uitpakken.

Door de droogte is Xitumuls maïsoogst grotendeels mislukt.
Foto Luis Echeverría
Cecilia Xitumul en haar kleindochter thuis in het dorpje Panacal.
Foto Luis Echeverría
Xitumul haalt een emmer op uit haar waterput. Dankzij de putten is de maïs op een ander kostveldje niet verpieterd.
Foto Luis Echeverría
Door de droogte is een deel van de maïsoogst mislukt.
Foto’s Luis Echeverría

In Panacal, het gehucht van Xitumul nabij het Maya-stadje Rabinal, leren de inwoners zich echter wapenen tegen de almaar langduriger droogte. Niet door steeds maar diepere putten te slaan of door met vervuild rivierwater te irrigeren, zoals ze eerst probeerden. Toenemend vallen ze terug op een gewas dat hun voorouders al teelden voordat de Spanjaarden dit deel van de wereld veroverden: het ‘superfood’ amarant. In het Westen ook al wel ‘het nieuwe quinoa’ genoemd.

Ook lekker door de maïspap

Overal in Panacal hebben inwoners de kruidachtige plant met zijn felgekleurde, pluimvormige bloemen geplant – en zijn ze er enthousiast over. Ze kunnen hem in principe al vroeg in de winter zaaien, de jonge plantjes hebben aanvankelijk wel wat water nodig, maar daarna vooral niet te veel. Ze schieten zó twee meter de lucht in. Ideaal, nu de regens steeds onvoorspelbaarder worden.

Ook het oogsten is eenvoudig. Na drie maanden kunnen de eerste bloemen al worden geplukt, verzameld, geslagen en uitgeschud. De graanachtige korreltjes die dan loskomen, hebben een volle, aardse smaak. Je kan er meel van malen, ze door de maïspap doen – of ze roosteren, waardoor ze bijna nootachtig gaan smaken.

José Tahuilca (66) heeft dit jaar rode en oranje amarant geplant (er zijn ook een zwarte en groene variant) en is deze ochtend met wat familieleden bloemen aan het oogsten. Ze zitten in een kring op een kleed en woelen de amarant los door de bloemen in plastic mandjes heen en weer te schudden. Ondertussen gaan grote kommen maïspap rond met chili-olie erin.

Lees ook Door El Niño is de Amazone op sommige plaatsen veranderd in een smal stroompje

Houseboats and a stranded boat are seen on the Rio Negro, in the Cacau Pirera District, in Iranduba, Amazonas, Brazil, on September 25, 2023. The Government of Amazonas declared a State of Environmental Emergency on September 12 due to the high number of fires and a strong drought in the rivers, affecting navigation and food distribution to the interior of the state.

Tahuilca ondervindt de gevolgen van de klimaatverandering aan den lijve. Hij heeft al zeker vijf jaar last van de droogte in deze streek. Na de intense droogte van 2019 (ook een heftig El Niño-jaar) zijn de waterniveaus in de dorpsputten nooit meer hersteld. Vervolgens trokken eind 2020 kort twee heftige orkanen (Iota en Eta) over Guatemala. „Als het een keer regent, regent het heel veel.”

De amarant is een uitkomst, zegt Tahuilca. Hij begon met slechts een pond aan zaad, maar heeft dit steeds verder weten uit te bouwen en inmiddels is het zijn belangrijkste gewas. „Het is het meest weerbaar tegen de droogte. Min of meer dan. Het moet wel eerst een beetje kunnen opkomen.”

Uit de vergetelheid

Dat de inwoners van Panacal amarant herontdekken, is mede te danken aan Qachuu Aloom. Deze groep van Maya-boeren redt inheemse gewassen van de vergetelheid door lokale gemeenschappen te helpen ze op de markt te brengen. Dit om hen minder afhankelijk te maken van grote agromultinationals, die hen – met hulp van de autoriteiten – jarenlang hun genetisch gemodificeerde maïs en bestrijdingsmiddelen hebben opgedrongen.

Medewerkers van Qachuu Aloom maken koekjes van amarantdeeg.
Foto Luis Echeverría
Qachuu Aloom heeft van verschillende inheemse gewassen zaden opgeslagen in een zadenbank.
Foto Luis Echeverría
Qachuu Aloom is een organisatie van Maya-boeren die inheemse gewassen van de vergetelheid probeert te redden.
Foto’s Luis Echeverría

Die maïsteelt maakt de landbouw minder divers en heeft veel oude boerenkennis verloren doen gaan, zegt Cristóbal Osorio Sánchez van Qachuu Aloom. In het geval van amarant is dat extra pijnlijk, meent hij. „Toen de Spanjaarden hier kwamen, zagen zij al dat dit supervoedsel was. Ze hadden door dat de oorspronkelijke bevolking hier zo sterk was door hun dieet. En dat dit uit amarant bestond, daarom hebben ze het toen verboden want ze wilden niet zo’n sterke lokale bevolking.”

Nog meer aloude agrarische kennis ging verloren tijdens het gewapend conflict dat Guatemala tussen 1966 en 1996 in een bloedige greep had. Onder het mom van anticommunisme openden opeenvolgende militaire regimes toen de jacht op Maya-gemeenschappen, omdat zij zouden heulen met linkse guerrillero’s. Ruim tweehonderdduizend mensen werden slachtoffer van die genocide en nog veel meer werden er verjaagd van hun voorouderlijke gronden naar vluchtelingenkampen – zeker ook in Rabinal en directe omgeving.

Deze twee grote historische trauma’s (burgeroorlog en kolonisering) zouden mede kunnen verklaren waarom het gewas nu zo enthousiast onthaald wordt. Cristóbal Osorio overleefde zelf vijf bloedbaden, vertelt hij. „Onze dorpen werden platgebrand, onze zaden verbrandden en wij werden de bergen ingejaagd. Maar beetje bij beetje hebben we de oorspronkelijke zaden weten te redden. We hadden eerst maar een onsje zaden en deelden alle boeren een handje uit. Dat leverde in het eerste jaar maar een pond, een half pondje, vier ons op. En daarna verveelvoudigden de oogsten. Maar het is wel een lang proces.” Inmiddels is de stichting bezig met het papierwerk om de amarant ook te mogen exporteren naar de VS.

Beter dan in de stad

Aniceta Toj (77) woont al haar hele leven in Panacal en heeft sinds een paar jaar de amarant omarmd. Eerst teelde ze alleen maïs. Daar kreeg ze de kunstmest en de bestrijdingsmiddelen gratis bij. „Dat is bij amarant allemaal niet nodig. Ze groeien zo”, vertelt ze, staand tussen de manshoge planten met hun dieprode bloemen en groen-gelig blad. Ze maalt de amarant tot een fijne bloem die ze overal doorheen doet.

De afgelopen decennia zag ze vele dorpsbewoners wegtrekken, vertelt ze. Eerst na de moordpartijen die de militairen hier vooral in de jaren tachtig aanrichtten onder de Maya-bevolking, tijdens de burgeroorlog. Later trokken mensen naar de grote stad of naar de VS, op zoek naar een beter bestaan.

Niet dat ze daar het beter hebben, zegt Aniceta Toj in korte zinnen. Spaans is niet haar moedertaal; in Panacal spreken de inwoners onderling de Mayataal Achí. Toj: „In de stad is alles duur. Maar de jongeren weten niet meer hoe ze moeten boeren. Hier heb je mieren. Er is stof. De zon. Ze houden het niet vol. Zo is het.”

Toch komt haar dochter, die ook al met haar kinderen naar de hoofdstad is getrokken, nu steeds vaker terug naar het dorp. „Ze was er dit weekeinde nog. Ze wilde mijn gewassen zien. Ze gelooft dat haar moeder betere kansen heeft. ‘Mijn moeder is nu rijker dan wij’, dat zei ze.”