Max van Rooy schreef biografie van H.P. Berlage: ‘Een opportunist kan ik ook bewonderen’

Max van Rooy en en Anita Soer


Foto Annabel Oosteweeghel

Interview

Biografie Berlage Max van Rooy, voormalig adjunct-hoofdredacteur van NRC, werkte veertig jaar aan de biografie van zijn grootvader, architect H.P. Berlage, onder meer omdat hij ziek werd. „Geweldig dat het boek er is, maar wat nu? ”

Het is maandag 7 november, drie dagen na de presentatie van Heb ik dat gemaakt?, de biografie die Max van Rooy (80) over zijn grootvader schreef, de architect Hendrik Berlage. Van Rooy heeft er meer dan veertig jaar aan gewerkt, met tussenpozen, want hij was ook kunstredacteur en adjunct-hoofdredacteur van NRC. En in 2011 werd hij ziek.

Hij had een kwaadaardige tumor in zijn rechterbeen en dat been moest worden afgezet, tot vlak onder de lies. Daar heeft hij toen eerst een boek over geschreven: Leve het been (snijtijd negentig minuten). Hij vertelt daarin over zijn liefde voor kunst en architectuur, en over zijn eerste vrouw, Hedwig Fortuin, die op haar zestigste stierf aan alzheimer. En hij vertelt over zijn tweede vrouw, Anita Soer, die hij in 2001 leerde kennen. Met haar kreeg hij twee zoons, een tweeling, Casper en Sebastiaan. Die zijn nu bijna 18.

Het vorige interview met Max van Rooy in NRC, in september 2012, ging over Leve het been en Anita Soer kwam toen even uit haar werk langs om broodjes te brengen. Ze is hoofd development van het Joods Cultureel Kwartier in Amsterdam, een paar minuten fietsen van hun huis. Ze vertelde over haar „stompvrees”, zoals Max van Rooy het noemde, haar angst voor wat er nog restte van dat been. Het voelde voor haar als een „voorbode van de dood” en daar was ze nog niet helemaal overheen. Waarna ze snel van onderwerp veranderde en over Casper en Sebastiaan begon. Die hadden nergens last van. Die leefden hun vrolijke jongensleven. Ze zei dat ze daar nog wat van kon leren.

Aan het eind van dat gesprek wapperde Max van Rooy met zijn hand in de richting van de boekenkast, voorbij de lego die over de vloer verspreid lag, en hij keek erbij alsof er een nest muizen zat. Daar lag zijn Berlage-archief, alles wat hij verzameld had, de gesprekken met zijn moeder (de jongste dochter van Berlage), de aantekeningen van de reizen die hij in de voetsporen van zijn grootvader gemaakt had. De eerste hoofdstukken van de biografie waren al geschreven, maar hij durfde ze niet te herlezen, bang dat ze niet goed genoeg zouden zijn.

In het interview van maandag 7 november laat de dood zich niet meer zo gemakkelijk negeren. Anita Soer (53) is er de hele tijd bij en doet deels het woord, want Max van Rooy is drie dagen na de presentatie van Heb ik dat gemaakt?, die hij „weergaloos” en „geweldig” noemt, nauwelijks tot spreken in staat. Hij zit, sterk vermagerd, in zijn rolstoel achter de met kranten overdekte tafel. Hij hoest en hoest en hoest.

Ja, de tumor is teruggekomen, vorig jaar zomer, in zijn rechterlong. En al is het de bedoeling om het over Berlage en de biografie te hebben, hoe hij de moed heeft gevonden om weer verder te gaan, het gesprek gaat toch eerst daarover. „Max heeft drieëntwintig bestralingen gehad”, zegt Anita Soer. „Na drie weken was zijn slokdarm zo beschadigd dat hij niet meer kon eten. Hij kreeg sondevoeding, met zo’n slangetje in zijn neus, echt verschrikkelijk, en vervolgens kreeg hij een longontsteking. Die kon alleen met prednison worden bestreden. Sommige mensen worden daar vrolijk van, maar andere mensen worden depressief en Max…”

Hij steekt zijn vinger op.

„…werd heel erg depressief. Begin januari besloot hij dat hij niet meer wilde leven. Toen hebben we met de huisarts euthanasie besproken. Goed, zei zij, dan haal ik nu die sonde uit je neus, dan ben je daar vast vanaf, en de prednison…”

„…werd afgebouwd.”

„Na twee dagen kon ik de hele familie bellen dat de euthanasie niet doorging. Max kreeg zijn eetlust terug en wilde weer leven.”

Ze had eerder tegen de uitgever gezegd dat de biografie er niet meer zou komen en die kreeg nu het „briljante plan” om van alles wat er al was toch een boek te maken en het deel 1 te noemen: de vormende jaren van H.P. Berlage, bouwmeester. En zo is het gegaan. Heb ik dat gemaakt? eindigt na de bouw van zijn bekendste werk: de Beurs van Berlage op het Damrak in Amsterdam.

Berlage verhuist daarna naar Den Haag, waar hij ondanks zijn socialistische idealen in dienst treedt van het echtpaar Kröller-Müller van de Algemene Exploitatie Maatschappij Müller & Co in Rotterdam, een cargadoorsbedrijf. Anton Kröller had er in de Eerste Wereldoorlog zijn fortuin mee gemaakt. Voor hen bouwde Berlage onder andere Jachthuis St. Hubertus op De Hoge Veluwe.

Max van Rooy maakte het boek in een paar maanden af met de hulp van Kirsten Hannema, die onder andere voor de Volkskrant over architectuur schrijft. „Onder Max’ regie”, zegt Anita Soer, „heeft zij alle losse eindjes aan elkaar geknoopt.”

Het gevoel van urgentie was er niet eerder?

Max van Rooy schudt nee.

Ook niet nadat de tumor was teruggekomen?

Hij schudt weer nee. In de depressie, zegt hij, wilde hij sowieso helemaal niets meer. „Ik werd geconfronteerd met de totale leegte. Voor zover je nog kunt denken denk je alleen maar aan er niet meer zijn. Ik had dat nooit eerder meegemaakt. Ik wist niet wat me overkwam.”

Anita Soer: „Het erge is dat ik het niet door had. Ik was vooral praktisch bezig met die sondevoeding. Ja, Max viel stil, maar hij was toch al nooit een prater. Toen hij over euthanasie begon, hadden de jongens iets van: doe even normaal, man. Waarom heb je niet eerder gezegd hoe je je voelde? Dan hadden we het erover kunnen hebben.”

Max van Rooy lacht, heel even.

Anita Soer: „Dat was in januari en nu ligt dat boek er, kan je nagaan. Ik dacht: dit wordt het verschrikkelijkste jaar van mijn leven en het werd…”

Max van Rooy: „…een van de leukste.”

En toch, een gevoel van tevredenheid heeft het hem niet gebracht. „Misschien komt het nog”, zegt hij. „Ik hoop dat het komt. Geweldig dat het boek er is, maar wat nu? Ik heb altijd gewerkt, altijd geschreven, en nu weet ik het even niet meer.”

U bereidt u niet voor op het einde?

„Helemaal niet. Oprecht niet.”

Tien jaar geleden zei hij dat hij zich in sommige eigenschappen van zijn grootvader wel herkende. Hij noemde de hekel die Berlage had aan geklets en wijdlopigheid, aan over zichzelf praten. Dat Leve het been over hemzelf ging paste eigenlijk helemaal niet bij hem. Hij schreef nooit ik-stukken voor de krant, nooit ik-boeken. Hij vond dat onbescheiden. Maar omdat het hem goed was bevallen, dacht hij erover om van de biografie van Berlage een persoonlijker boek maken dan hij van plan was. Hij had net het boek HhhH van de Fransman Laurent Binet gelezen, dat zich afspeelt in de Tweede Wereldoorlog – de letters staan voor Himmlers Hirn heißt Heydrich – en daaraan wilde hij een voorbeeld nemen. Binet vertelt in HhhH ook het metaverhaal: hoe het boek tot stand is gekomen, het onderzoek, het schrijfproces. Als kleinzoon van Berlage, dacht Max van Rooy, kon hij het zich wel veroorloven.

Toch is Heb ik dat gemaakt? geen ik-boek geworden.

Max van Rooy: „Duidelijk niet, nee. Ik heb gedaan wat het oorspronkelijke idee was en dat is een kunstenaarsbiografie schrijven van zijn persoon, zijn karakter, zijn werk, door wie hij is beïnvloed. Ik heb al zijn dagboeknotities gelezen, al zijn reizen nagereisd, Duitsland, Italië, Rusland, Amerika. Aan de hand van de schetsen die hij onderweg maakte heb ik gereconstrueerd wat hij gezien heeft en dat heb ik beschreven. Maar het boek gaat niet over mij.”

Wat vindt u uiteindelijk van hem?

Hij denkt lang na en zegt dan: „Een bewonderenswaardige man die bij zijn idealistische standpunten is gebleven en ze overtuigend heeft weten om te zetten in architectuur, zeker in de Beurs.”

Anita Soer: „Laatst noemde je hem een opportunist.”

„Dat was hij ook.”

Een roofvogel, schrijft u, die zijn ideeën overal vandaan haalde.

„Het een hoeft het ander niet in de weg te staan. Een opportunist kan ik ook bewonderen.”

Wat vindt u ervan dat hij voor het echtpaar Kröller-Müller ging werken?

„Daar ben ik nog niet uit en volgens mij is hij daar zelf ook nooit uitgekomen. Ik begrijp het wel, want na de Beurs kreeg hij in Amsterdam geen grote opdrachten meer. Gelukkig, zou je achteraf kunnen zeggen, kreeg hij na zes jaar herrie met Hélène Müller.”

Hélène Müller wilde een serre aan haar zitkamer op Jachthuis St. Hubertus en Berlage was daar faliekant op tegen, want daarmee werd de symmetrie van zijn ontwerp doorbroken. De serre kwam er toch en Berlage nam ontslag. Max van Rooy: „Maar toen had hij de opdracht voor de bouw van het Gemeentemuseum in Den Haag al op zak.”

Dan wordt het hoesten zo hardnekkig dat praten niet meer lukt. Het gesprek moet worden gestaakt. Bereidt Anita Soer zich voor op het einde van haar man? Ze aarzelt even en zegt dan: „Ik denk soms wel: o, god, als het nu maar niet misgaat. Maar verder, hoe is die uitdrukking ook al weer? We cross that bridge when we get there. Het leven zit vol verrassingen, dat is dit jaar wel gebleken.”

Toen ze Max net had leren kennen, in 2001, dacht ze dat ze al heel blij zou zijn als ze tien jaar met hem had. „Ik vond hem heel oud en hij was pas negenenvijftig.” Ze lacht. Zij was tweeëndertig. „Op de dag af tien jaar later ging zijn been eraf en weer tien jaar later…”

Max van Rooy, hoestend: „…was de tumor terug.”

Anita Soer: „Nu zijn we acht longontstekingen verder en de artsen staan versteld dat hij er nog is.”

In de gang, bij de deur naar buiten, zegt ze dat het met de jongens gelukkig goed gaat. Die leven nog steeds hun vrolijke jongensleven. Ze zijn bezorgd om hun vader, zegt ze, maar ze zijn vooral heel trots.

Lees verder…….