Martin is een van de laatste klompenmakers: ‘Het is vijf voor twaalf voor de klomp’

Uitstervende ambachten In Luttendorp staat het atelier van Martin Dijkman, een van de laatste zeven klompenmakers die nog met de hand een klomp kunnen maken. „De echte klompendrager is een uitstervend ras.”

Martin Dijkman in zijn werkplaats.
Martin Dijkman in zijn werkplaats.

Foto Kees van de Veen

In het Overijsselse dorpje Luttenberg, gemeente Raalte, poseert een groepje toeristen voor de foto. Ze staan voor een gele klomp, zo’n vijf meter lang, die geplaatst is in een perkje met paarse en roze tulpen. Erachter ligt het atelier van Martin Dijkman (55). Aan de gevel wappert de Nederlandse vlag. „Op en top Hollands, hè!”, roept een oude man die achter zijn rollator voorbij schuifelt.

Dijkman begon twintig jaar geleden als klompenmaker. Hij leerde het ambacht van zijn vader, die klompen maakte voor boeren en voor Nederlandse beurzen in het buitenland. Martins eigen loopbaan in de klompenbusiness begon dan ook in het buitenland. Zijn vader was op promotietour in Japan en had het erg druk, dus vroeg hij zijn zoon te komen helpen. „En hij vond dat ik ook wel prima klompen kon maken.”

Zo ging Martin voor drie weken naar Japan om zijn vader te ondersteunen. Daar demonstreerde hij hoe de „echte Nederlandse klomp gemaakt wordt”. En dat bleef hij doen, met veel plezier. Toen zijn vader met pensioen ging, nam Martin dan ook zonder twijfel het bedrijf over.

Klompen maken zit de familie Dijkman in het bloed. Martins vader leerde het al van zíjn vader. Opa was boer, en maakte in zijn vrije tijd klompen voor de collega’s in de buurt. De klomp was het ideale schoeisel voor de modderige boerengrond; hout is immers zo weer schoongepoetst.

Toch is de bloedband geen garantie voor continuïteit. Dijkman heeft zijn beide zoons wel de fijne kneepjes van het vak bijgebracht, maar het voortbestaan van het familiebedrijf is onzeker. De ene zoon kan er om gezondheidsredenen niet mee verder, de andere houdt zich liever bezig met toerismemanagement.

Foto Kees van de Veen

Ook elders in Nederland hoeft Dijkman geen opvolger te zoeken. Hij behoort tot de laatste zeven mensen in het land die nog handmatig een klomp kunnen maken. Klompen die met de hand gemaakt worden, zijn maatwerk; je moet er goed op kunnen lopen. Hoewel draagbare klompen volgens Dijkman „helaas” bijna niet meer nodig zijn. „De echte klompendrager is een uitstervend ras.”

Verder zijn in Nederland nog wat machinaal werkende klompenmakers actief, die hoofdzakelijk voor souvenirwinkels produceren. Ook die groep is klein: volgens de Nederlandse Vereniging van Klompenmakers zijn er slechts tien actief.

‘Holland Villages’

In voorbije jaren bestond een belangrijk deel van Dijkmans werk uit promotiereizen voor Nederland. Samen met haringvissers, melkmeisjes en kaasmakers trok hij de wereld over om het nationale product te promoten. De coronapandemie maakte daar echter een eind aan, en die klussen zijn eigenlijk niet meer teruggekeerd. De prominente plek van de ambachten in Holland Villages – waarmee op beurzen in het buitenland het Nederlands product bekendheid werd gegeven – is tegenwoordig ingenomen door bedrijven die zich bezighouden met infrastructuur en glastuinbouw. „Op die manier wil Nederland zichzelf anders op de kaart zetten”, verzucht Dijkman. Zijn vrouw Marijke (58) valt hem bij: „Doodzonde, want niemand vindt dat leuk om naar te kijken.”

Dijkman richt zich in zijn dagelijks werk nu vooral op binnenlands toerisme. Dat is na „twee loeizware coronajaren” gelukkig wel weer op gang gekomen. Met zijn vrouw runt hij in Luttenberg een winkel in beschilderde klompen en gerelateerde snuisterijen, zoals klompenkoekjes en klompendropjes. Ernaast heeft Dijkman een werkplaats waarin hij groepen laat zien hoe klompenmaken in zijn werk gaat. Tijdens de demonstraties, die ongeveer anderhalf uur duren, maakt hij voor het publiek „een perfecte draagbare houten klomp”.

Voor de demonstratie vraagt hij zo’n tien euro per persoon – koekje, thee en koffie inbegrepen. In het toeristisch hoogseizoen geeft hij twee demonstraties per dag. Het echtpaar kan er net van rondkomen. Ze verdienen er ongeveer „een modaal salaris mee”.

Martin zou wel meer geld willen vragen voor zijn demonstraties, maar dat gaat niet. „Het is wel Luttenberg, hè, niet Amsterdam.”

Het is wel Luttenberg, hè, niet Amsterdam

Rollators

Dijkman staat, gekleed in geblokt roze-blauw overhemd, blauwe jeans, rode bretels en goudkleurige klompen, achter zijn werktafel, handen in de zij. Voor hem zit een veertigtal mensen, een groep uit Eibergen. Het zijn vooral grijze hoofden bij de demonstratie. In de winkelruimte staan de rollators in een rijtje opgesteld.

Humor voert de boventoon als Dijkman zijn demonstratie geeft. Hij maakt er een show van, noemt zichzelf de Herman Finkers van de Klompen – naar de cabaretier en streekgenoot. Naast het productieproces van de klomp toont Dijkman verschillende ‘historische modellen’. Een klomp met schaatsijzers gaat de groep door. „De pindakaas van [schaatser] Evert van Benthem zit er nog aan”, grapt Dijkman. Een oude vrouw grinnikt en stoot haar man aan. „Ik denk dat zijn voet er niet eens in past.”

Langzaam krijgt de nieuwe klomp vorm. Dijkman zaagt een blok wilgenhout in stukken en bewerkt een ervan vervolgens met een paalmes, een lang, scherp mes dat aan één kant aan zijn werkbank is bevestigd en aan het andere uiteinde een handvat heeft. Hij snijdt met op- en neergaande bewegingen de grondvorm van een klomp uit, waarbij het blok met de toekomstige neus schuin op de werkbank steunt. Dan zet Dijkman de klomp in een inkeping in de houten werktafel, waarna hij met een grote boor de ruimte voor de voet uitholt. Het werk luistert nauw: de maat moet kloppen, de voet moet er bij de hiel goed in kunnen glijden en er mogen geen scherpe randjes in de klomp zitten. „Anders krijg je ontzettend last van je wreef.”

Foto Kees van de Veen

Kunst met klompen

Als de klomp eenmaal klaar is, laat Dijkman het resultaat rondgaan in de groep. Er wordt luid geklapt, maar het „echte spektakelstuk” moet volgens de klompenmaker nog komen. Terwijl zijn vrouw koekjes en thee serveert, verdwijnt Dijkman achter de schermen. Hij keert terug in een jasje met op de achterkant een foto van De Nachtwacht. Dan loopt hij naar een groot object achter een zwart doek. In één ruk trekt hij het doek weg en onthult een replica van Rembrandts beroemde schilderij op ware grootte. Die heeft Dijkman gemaakt van kleine, handbeschilderde klompjes. De zaal reageert enthousiast, de oehs en ahs zijn niet van de lucht.

Het idee om deze ‘oude meester’ van klompjes te maken, kreeg Dijkman tijdens de coronapandemie. „Ik probeer altijd nieuwe plannen te verzinnen om de klomp onder de aandacht te brengen. Het is vijf voor twaalf voor de klomp en dit ambacht mag niet verdwijnen.”

Bij het Rijksmuseum vroeg Dijkman een digitale versie op van het doek. Die liet hij uitvergroten, zodat hij de pixels kon invullen met klompjes. Twee jaar later en 30.000 klompjes verder was het werk af.

Dijkman hoopt dat de combinatie van kunst en ambacht bezoekers naar zijn atelier blijft trekken. Inmiddels werkt hij samen met het Kunstlab in Arnhem, een centrum voor creativiteit. Met studenten versiert hij er klompen en maakt er kunstwerken van.

Al worden klompen steeds minder gedragen, wat Dijkman betreft blijft de klomp altijd bestaan. Zijn volgende kunstproject is Het Melkmeisje van Vermeer.

Lees verder…….