‘In the Black Fantastic’: nieuwe horizon voor de zwarte cultuur

Recensie


Beeldende kunst

Beeldende kunst De expositie ‘In the Black Fantastic’ in Londen is als een reis naar nieuwe, onbekende werelden, een Odyssee

Beeld uit de video ‘The End of Eating Everything’ van Wangechi Mutu, onderdeel van de expositie ‘In the Black Fantastic’ in Londen.
Beeld uit de video ‘The End of Eating Everything’ van Wangechi Mutu, onderdeel van de expositie ‘In the Black Fantastic’ in Londen.

In the Black Fantastic, in de Londense Hayward Gallery, is een verraderlijke expositie. De tentoonstelling, ambitieus samengesteld door curator Ekow Eshun, wil een andere blik bieden op de hedendaagse zwarte kunst dan de laatste tijd vaak gebruikelijk, minder politiek, minder documentair. Alleen: aanvankelijk zie je nauwelijks dat politiek of maatschappij een rol spelen. De getoonde werken lijken eerder te gaan over verleiding: allemaal zijn ze veelkleurig, uitbundig, veelvormig, en eigenlijk sowieso in alle opzichten veel – veel referenties aan verschillende culturen, geschiedenissen, tijden.

Neem de zogenaamde ‘Soundsuits’ van de Amerikaanse kunstenaar Nick Cave (nee, niet de zanger) waarmee de tentoonstelling opent: grote, glimmende, veelkleurige pakken zijn het, die de drager volledig omhullen en zo uit een futuristische carnavalsoptocht lijken te zijn weggelopen – al zouden ruimtewezens zich in deze pakken ook prachtig onder de mensen kunnen mengen.

Rodney King

Cave maakte de eerste ‘Soundsuit’ in 1992 echter naar aanleiding van de geruchtmakende mishandeling van de zwarte Rodney King door de Amerikaanse politie. Het idee van de pakken is dat de drager door alle kleur en geluid aan de ene kant ultra-veel aandacht oproept (zoals zwarten extra aandacht krijgen van, bijvoorbeeld, de politie), maar dat door het pak de echte mens die erin zit, van welke kleur of ras of gender dan ook, onzichtbaar blijft – en door de pakken de dagelijkse vooroordelen overstegen worden.

Of neem, qua weelde, Chris Ofili’s schilderijen Odyssey II en Calypso. Beide zijn geïnspireerd op Homerus’ Odyssee, een verhaal dat je (zeker in de hedendaagse context) heel goed kunt opvatten als de zoektocht van een man naar een thuis. Bij Ofili, die al meer dan vijftien jaar op Trinidad woont, wordt dit thema een fascinerende combinatie van verleiding (zowel in zijn stijl als in de figuur van Calypso) en vervreemding: de doeken verwijzen zowel naar de Caraïbische traditie, naar Europese, begin twintigste-eeuwse jugendstil, als naar allerlei vormen van futurisme – sterren, melkwegstelsels, nieuwe, onbekende werelden, zoals Homerus die op zijn reis ook tegenkwam.

Ondertussen ben je als toeschouwer ook al aardig aan het dolen.

Dat is het fascinerende aan deze expositie: alle werken lokken en lonken, als Odysseus’ Sirenen, om, als je hun wereld eenmaal hebt betreden, je in verwarring achter te laten.

Dat slaat in dit geval prettig hard terug op de eigen identiteit van de toeschouwer: ligt die verwarring aan mij? Natuurlijk, het gebeurt de laatste jaren steeds vaker dat kunst een geschiedenis en een referentiekader heeft die niet langer per se uit de witte bubbel afkomstig zijn, maar die verhouden zich dan vaak nog wel nadrukkelijk tot de oude witte machthebber, al is het maar in de vorm van kritiek of reactie.

In the Black Fantastic, vanaf november overigens ook in de Rotterdamse Kunsthal te zien, gaat een stap verder. Lopend over de tentoonstelling dacht ik regelmatig aan een van mijn eerste kunstervaringen, toen ik als zeventienjarige in Brussel Dali’s Verzoeking van de heilige Antonius zag. Ik was verbaasd door de olifanten op hun ultralange, dunne poten, de gouden bouwwerken die ze opstuwden tot in de hemel, de magere man die deze gevaartes zowel omhoog leek te duwen als af te weren – wie die Antonius was: geen idee, dat moest ik opzoeken, maar ik was wel zo geïntrigeerd dat ik dat graag deed.

Zo gaat het ook op In the Black Fantastic: eenmaal verleid wil je verder. En meer. Hoe aantrekkelijk (en makkelijk) het ook is deze verbeeldingen van kleurige melkwegstelsels, verre oorden en nieuwe wezens van kunstenaars als Hew Locke, Kara Walker en Ellen Gallagher te beschouwen als een vorm van escapisme, het zijn vooral verkenningen, blikken op nieuwe mogelijkheden en werelden, die het beperkte leven van alledag van een nieuwe horizon voorzien.

Niet voor niets wordt er in de tentoonstelling regelmatig gerefereerd aan het ‘Afrofuturisme’: een begrip dat in 1993 door de criticus Mark Dery werd geïntroduceerd en dat zoiets betekent als een vorm van fictie die, vaak met behulp van technologische fantasieën, Afro-Amerikanen nieuwe perspectieven en mogelijkheden toont. Dat zie je bijvoorbeeld terug in het werk van Cauleen Smith, die een groot cirkelvormig stilleven toont van allerlei objecten, vaak Afrikaans-gerelateerd, om die tegelijk te projecteren op grote schermen op de achtergrond, waardoor ze larger than life worden, en uit een heel ander universum afkomstig lijken.

In Smiths werk zie je ook het hedendaagse belang voor zwarte cultuur van het hernemen van beelden die in het verleden vaak een koloniale betekenis hebben gekregen – alsof zwarte kunstenaars ze opnieuw toe-eigenen, ze een nieuwe betekenis geven, los van de kolonisator.

Klont

Tegelijk zit er ook een nadeel aan deze opzet: het heeft iets mals en beperkends om ‘zwarte cultuur’ als één monolitische klont af te doen. Als In the Black Fantastic één ding bewijst dan is het juist dat er net zomin één zwarte cultuur bestaat als één witte cultuur, en dat kunst altijd het beste functioneert als het zich van dit soort labels weet los te maken. Misschien dat ik om die reden het meest geïntrigeerd was door het recente werk van Wangechi Mutu. Zij is al langer bekend met haar grote, surrealistische, vervreemdende collages en films, maar komt nu met een serie beelden van staande figuren, die ze Sentinels noemt.

Deze figuren tonen zowel de kracht van kunst als de kracht van een rijke visie: op het moment dat je je nauwelijks nog kon voorstellen dat er nieuwe, verrassende mensfiguren zouden kunnen worden geschapen, komt Mutu met wezens die zowel dier lijken als mens, zowel uit het verleden stammen als naar de toekomst verwijzen, zowel machteloos lijken als alles-kunnende tovenaars, en die ook als afzonderlijke beelden volkomen overtuigen. Prachtige nieuwe universele wezens zijn het – en daarmee de perfecte verbeeldingen van de grote ambitie van In the Black Fantastic. Odysseus zou ze op zijn reis vast met verbazing zijn tegengekomen – en toch veel in ze hebben herkend.

Lees verder…….