In het Koerdische Tunceli wordt een festival van politieke buitenbeentjes gedwarsboomd

Reportage

Alevitische Koerden Het Turkse gezag blokkeert een geliefd cultureel festijn voor een minderheid in Oost-Turkije met een lange traditie van verzet tegen het centrale bewind.

De cemevi, het gebedshuis van Tunceli. Tunceli is de enige Turkse provincie met een alevitische meerderheid, maar de inwoners praktiseren een andere vorm van alevitisme dan elders in Turkije.
De cemevi, het gebedshuis van Tunceli. Tunceli is de enige Turkse provincie met een alevitische meerderheid, maar de inwoners praktiseren een andere vorm van alevitisme dan elders in Turkije.

Foto Mehmet Çetin/Alamy

De Koerdische stad Tunceli in het oosten van Turkije is veranderd in een vesting. Op de toegangswegen heeft de politie de ene na de andere controlepost opgezet, waar auto’s worden aangehouden en de inzittenden om hun papieren wordt gevraagd. Op de weg vanuit de naburige provincie Erzincan staat hierdoor een flinke file. In het centrum van Tunceli, een pittoreske stad van 40.000 inwoners die ligt verscholen tussen de stoffige, zongeblakerde bergen en de turquoise rivier de Eufraat, wemelt het van de oproerpolitie.

Het machtsvertoon heeft te maken met het Munzur Cultuur- en Natuurfestival, dat eind juli voor de twintigste keer zou plaatsvinden. Het wordt sinds 2000 georganiseerd om de lokale taal (het Iraanse dialect Zazaki), cultuur en muziek uit te dragen, en groeide uit tot een links-ecologisch festijn dat duizenden artiesten en bezoekers uit heel Turkije en de diaspora in Europa trekt. Goed voor de economie van Tunceli, dat een van de hoogste werkloosheidscijfers van het land heeft.

De gouverneur van Tunceli heeft dit jaar echter een gedeeltelijk verbod op het festival afgekondigd. Het voetbalstadion waar de grootste concerten zouden worden gehouden mag niet worden gebruikt, officieel vanwege reparaties. Het optreden van de fameuze, socialistische band Grup Yorum, die traditionele Turkse, Koerdische en Armeense folkliedjes speelt, is verboden. En de studentenslaapzalen mogen niet worden gebruikt om muzikanten en bezoekers onderdak te bieden, zoals voorheen gebeurde om het gebrek aan hotelcapaciteit te ondervangen.

Op de eerste dag van het festival komen de organisatie en honderden bezoekers ’s middags bijeen in het snikhete centrum van Tunceli. Het gezelschap marcheert naar een park en scandeert ‘Dersim zal het kerkhof van het fascisme zijn’. (Dersim is de Koerdische naam van de regio rond Tunceli.) De communistische burgemeester Fatih Mehmet Maçoglu, die is verkozen bij de lokale verkiezingen van 2019, loopt mee in de mars. De woede van de betogers richt zich tegen de door president Erdogan benoemde gouverneur van Tunceli.

„We accepteren het verbod van het festival niet”, zegt Maçoglu, een kleine, kalende man met een imposante Stalinistische borstelsnor, die de verzamelde pers in het park te woord staat. „De lange rijen voor de checkpoints van de politie bij de ingang van de stad, en het fouilleren van bezoekers, zijn bedoeld om mensen gefrustreerd te maken”, meent hij. „Terwijl het festival juist een manier is om mensen samen te brengen voor kunst, cultuur en ecologie.”

Maçoglu onderhandelt uiteindelijk tot op het laatste moment met de gouverneur om het festival toch door te laten gaan. Want in 2020 en 2021 kon het vanwege de pandemie ook al niet worden gehouden. Maar het mag niet baten. Daarop besluit de organisatie om het volledige vierdaagse programma van het festival af te blazen – uit protest tegen het beleid van de gouverneur. „Een gedeeltelijke blokkade van het festival is een algeheel verbod”, aldus de organisatie.

De enige communistische burgemeester van Turkije, Fatih Mehmet Maçoglu, is landelijk bekend.
Foto Bulent Kilic/AFP

Na Maçoglu’s toespraak blijven teleurgestelde bezoekers rondhangen in een theehuis naast het park. „Eén speech en we gaan naar huis? Moeten we niet meer verzet tonen?”, zegt Cemile, een psychologe uit de mediterrane stad Mersin, die een rode zakdoek om haar lange, zwarte haar heeft geknoopt. Ze is in Tunceli aan het liften met Zafer, een bevriende leraar uit de stad Artvin aan de Zwarte Zee die een Pink Floyd-shirt draagt. „Ik had me verheugd op enkele goede optredens”, zegt Zafer, een alevitische Koerd. „Heel jammer. Nu moeten we andere plannen maken voor de komende dagen.”

Mystieke stroming

Het dwarsbomen van het festival is een voetnoot in de lange geschiedenis van repressie en verzet tussen de staat en de alevitische Koerden die deze bergachtige regio bevolken. Tunceli is de dunst bevolkte provincie van Turkije, en de enige met een alevitische meerderheid. Alevieten zijn aanhangers van een mystieke stroming binnen de islam, en vormen de grootste religieuze minderheid van Turkije (10 tot 15 procent van de bevolking). Ze werden vervolgd door Ottomaanse sultans, die hen zagen als ketters.

De meeste alevieten in Tunceli zijn Zaza-Koerden, die een minderheid van een minderheid vormen. Ze spreken een ander dialect dan Koerden elders in Turkije en de regio, en praktiseren een andere vorm van alevitisme dan etnisch Turkse alevieten. Het ontoegankelijke en fel onafhankelijke Tunceli stond nooit volledig onder controle van de staat, tot een opstand in 1938 bloedig de kop in werd gedrukt. Het was een bepalend jaar voor Tunceli, waar inwoners nog vaak aan refereren.

Dat blijkt in Hozat, een dorp van zevenduizend zielen hoog in de bergen, waar de gevels van woningen en winkels zijn versierd met portretten en citaten van beroemde alevitische dichters en linkse leiders, onder wie de onvermijdelijke Che Guevara. Langs de toegangsweg tot het dorp ligt een militaire basis die bijna even groot is als het dorp zelf. Verderop staan borden met grote zwart-witfoto’s, vrijgegeven door het leger, waarop het meedogenloze militaire optreden in 1937 en 1938 is vereeuwigd.

„Dit is wat de soldaten hebben gedaan”, zegt een oude man met een grijze baard en een wandelstok. „Deze foto’s zijn allemaal genomen door het leger. Dit is sjeik Seyit Riza, de leider van de opstand”, zegt hij, wijzend naar een foto van een gehurkte man met een zwarte tulband en een lange, grijze baard, die ongeïnteresseerd in de camera kijkt. Op een andere foto wordt Riza met een zak over zijn hoofd naar het schavot geleid. „Omdat Riza en vijf andere sjeiks zich schuilhielden in grotten in de buurt”, zegt de oude man, „zijn hier duizenden burgers vermoord.”

Riza kwam in opstand tegen de pogingen van de staat om Dersim onder controle te krijgen, en de Koerdische stammen, die onder Ottomaans bestuur veel vrijheid genoten, te dwingen belasting te betalen en dienstplichtigen te leveren. Een grote rol speelde de gedwongen assimilatiecampagne die in 1935 begon, en waarbij tienduizenden burgers omkwamen of naar het westen van het land werden gestuurd. Erdogan bood in 2011 namens de staat excuses aan voor de slachting, die hij „een van de meeste tragische gebeurtenissen in onze recente historie” noemde.

Dorpen platgebrand

Tunceli leverde ook een aandeel aan de opstand van de Koerdische terreurbeweging PKK, die in de jaren tachtig bases vestigde in de bergen van Tunceli. Het was een van de regio’s die het meest te lijden hadden onder de strijd van de PKK tegen het Turkse leger, die in de jaren negentig op zijn hoogtepunt was. De PKK voerde vanuit de bergen een guerrilla, het leger brandde dorpen plat, en er kwam een grote migratiestroom op gang. Tunceli was een belegerde provincie, die veel Turken het liefst vermeden. Het Munzurfestival hielp om dat imago te verbeteren.

De provinciehoofdstad werd tot 2016 bestuurd door de pro-Koerdische oppositiepartij HDP. Maar tijdens de noodtoestand die na de mislukte coup was afgekondigd, werden veel burgemeesters van de HDP opgepakt op basis van vage terreurgerelateerde aanklachten, ook die van Tunceli. Erdogan benoemde een loyalist tot waarnemend burgemeester. Die zette de lokale democratie buiten spel en liet een betonnen barrière rond het gemeentehuis neerzetten.

Een van eerste dingen die Maçoglu deed nadat hij in 2019 de verkiezingen had gewonnen, was die barrière weghalen. Hij wilde de obstakels tussen burgers en de overheid verwijderen. Hij werkt ook niet met afspraken, vertelt zijn secretaresse in het gemeentehuis. Burgers kunnen gewoon zijn kantoor binnenlopen als hij beschikbaar is. De centrale hal heeft hij vol met boekenkasten laten zetten – ter verheffing van het volk.

Als de enige communistische burgemeester van Turkije geniet Maçoglu landelijke bekendheid. „Ons motto is transparantie en dienstbaarheid”, zegt hij in zijn kantoor, waar de beeltenis van Che Guevara uiteraard niet ontbreekt. Omdat burgers toegang moeten hebben tot alle overheidsinformatie, hing hij de volledige stadsbegroting aan een uithangbord naast het gemeentehuis. „De gemeente behoort toe aan de gemeenschap”, zegt hij. „We proberen een socialistische traditie te vestigen in Tunceli, maar zo ver zijn we nog niet.”

Sjeik Seyit Riza leidde in 1937 en 1938 in Tunceli een opstand tegen het centrale gezag.
Foto Bulent Kilic/AFP

Vanwege het onherbergzame karakter van Tunceli, en de precaire veiligheidssituatie, wordt er nauwelijks in de regio geïnvesteerd. De overheid is veruit de grootste werkgever. „We richten ons vooral op het creëren van banen”, zegt Maçoglu. „We zijn bezig met het openen van een gaarkeuken en een bakkerij, waar alle medewerkers vrouwen zullen zijn. Ook hebben we staatsland aan boeren gegeven zodat ze kikkererwten en bonen kunnen verbouwen.” De oogst wordt verkocht in winkels in Istanbul, en de opbrengst gaat naar studiebeurzen voor jongeren.

Politieke buitenbeentjes

Maçoglu beschouwt het als zijn missie om het socialisme te verspreiden naar de rest van Turkije. Maar de vraag is of zijn linkse, ecologische boodschap buiten Tunceli in net zulke vruchtbare aarde valt. Want de alevitische Koerden die de regio bevolken zijn politieke buitenbeentjes in een land waar rechts nationalisme de boventoon voert en de soennitische, Turkse identiteit dominant is.


Lees ook dit opiniestuk van Hebe Willems: De Koerden krijgen stank voor dank voor hun strijd tegen Islamitische Staat

De Zaza alevieten van Tunceli zien zichzelf niet als moslims. Hun geloof is beïnvloed door pre-islamitische sjamanistische praktijken, het Armeense christendom en de sjiitische islam. Ze beschouwen de natuur als heilig, en aanbidden alles wat bijdraagt aan het leven, van het water van de rivier tot het licht van de zon. De bergen van Tunceli zijn bezaaid met kleine heiligdommen, zoals bomen en grotten die worden vereerd. Dit heterodoxe karakter maakt het voor de autoriteiten moeilijk om de Zaza’s in een hokje te stoppen.

„We zijn van vóór de islam”, zegt Ali Naki, een lange man met een stoppelbaard en een afritsbroek in de cemevi, het alevitische gebedshuis van Tunceli waarvan hij de woordvoerder is. Hij is de zoon van een dede (grootvader of religieus leider). „We woonden hier al tijdens het Romeinse rijk, toen het christendom nog de staatsgodsdienst was en de Sasaniden heersten over Perzië. We zijn altijd bang geweest voor de heersende macht omdat die probeerde om ons te assimileren of te verjagen.”

Ali Erbas, hoofd van het departement voor religieuze zaken Diyanet, bracht in juni nog een bezoek aan het gebedshuis in Tunceli. Hij werd met alle egards ontvangen, ook al is er onvrede onder alevieten over het feit dat Diyanet cemevi’s officieel niet erkent als gebedshuizen en ze financieel ook niet ondersteunt. „Alevieten worden door de Turkse regering nu enigszins omarmd”, verklaart Naki het bezoek. „Uit angst dat ze zich zullen bekeren tot het sjiisme en gaan samenspannen met het regime in Iran. Maar het blijft bij woorden.”

Lees verder…….