In Afrika vult de plofkip het karige inkomen aan

Reportage

Pluimvee In Nederland wil bijna niemand nog plofkip, maar als exportproduct zijn ze onverminderd populair. Alleen al het West-Afrikaanse Mali importeert er zo’n één miljoen per jaar.




Foto Andrey Rudakov/Bloomberg

De gele kuikens lopen piepend door de stal. „Het zijn er ongeveer 1.200”, zegt bedrijfsleider Boucar Kasambara (30). „In zes weken mesten we ze vet.” Op het platteland even buiten Bamako, de hoofdstad van het West-Afrikaanse Mali, geeft Kasambara de jonge kippen te eten. Uit een jute zak strooit hij voedsel in rode plastic schalen. „Ze krijgen speciaal krachtvoer, zodat ze gezond en sterk blijven.” Als het pluimvee vet genoeg is, wordt het verkocht voor de slacht. Door het warme Afrikaanse klimaat hoeft de stal, met gemetselde muren en een golfplaten dak, niet verwarmd te worden. „De omstandigheden zijn hier ideaal.”

De herkomst van de snelgroeiende vleeskuikens, in Nederland plofkip genoemd, is onduidelijk. „De meeste schijnen uit Nederland te komen”, zegt Kasambara. „Maar ik weet niet of dat ook geldt voor deze lading. We bestellen ze via een lokale handelaar, die ze afhaalt van het vliegveld.”

In Nederland wil niemand nog plofkip, maar als exportproduct is het onverminderd populair. Een onderdirecteur van Cobb, het Amerikaanse bedrijf dat de plofkip ontwikkelde, zegt in een interview op pluimveeweb.nl dat wereldwijd 95 procent van de kippenboeren nog steeds de voorkeur geeft aan een snel groeiend kuiken. Ook in Afrika zijn ze gewild. De reden voor de populariteit is simpel: plofkip is goedkoop. Met evenveel voedsel groeien ze meer dan vier keer zo snel als een traditionele kip. Een efficiënte voerconversie, heet dat in vaktermen. Dierenwelzijn is in Afrika zelden een issue.

Eendagskuikens

De meeste plofkippen worden geëxporteerd als bevrucht ei en uitgebroed op de plek van bestemming, of ze gaan op transport als levend pasgeboren eendagskuiken in plastic kratten. Elke dag vertrekken ze zo vanaf Schiphol per vliegtuig naar het buitenland. Volgens cijfers van Eurostat exporteert Nederland jaarlijks ongeveer anderhalf miljard broedeieren en kuikens, waarmee het de grootste exporteur van Europa is. Ruim 57 miljoen gaan naar Afrika, waaronder meer dan een miljoen naar Mali. Eenmaal vetgemest worden ze in Bamako voor ongeveer 5 euro per stuk verkocht als poulet de chair (vleeskip). Overal maken winkeliers er reclame voor, door met grote hanenpoten poulet de chair op hun gevel of zelfgemaakte houten reclameborden te schrijven. Handelaren transporteren op brommers soms tientallen levende met touw gebundelde plofkippen.

Plofkippen zijn leverbaar in verschillende rassen. „Mijn voorkeur gaat uit naar de Cobb 500”, zegt Salif Keita, directeur van het Malinese pluimveebedrijf Walila dat vleeskuikens levert. In zijn kantoor in Bamako, gevestigd in een modern gebouw van twee verdiepingen, vertelt Keita (47) dat dit snelgroeiende kuiken de meeste winst oplevert. „Talloze Nederlandse bedrijven exporteren dit ras.” Inclusief transport naar Mali kost een Cobb 500-kuiken ongeveer anderhalve euro. „Als alles goed gaat en er geen ernstige ziektes uitbreken, maak je met 1.000 kuikens in zes weken tijd zo’n 300.000 CFA (500 euro) winst.” Ter vergelijking: het gemiddeld jaarinkomen in Mali is een kleine 800 euro.

Volgens een rapport van het Malinese ministerie van Landbouw leveren de geïmporteerde plofkippen jaarlijks ruim acht miljoen kilo vlees op, een derde van de totale Malinese kipconsumptie. Volgens datzelfde rapport stijgt de lokale plofkipproductie met zo’n 14 procent per jaar en komt een kwart van alle vleeskuikens uit Nederland. „Kippen vetmesten is een groeimarkt”, zegt Keita, tot voor kort een hoge ambtenaar op het ministerie van Werkgelegenheid. „Mijn bedrijf verkoopt alle technologie die je nodig hebt.” Walila levert ook onder meer krachtvoer en stallen. „In de agrobusiness is veel meer geld te verdienen dan met mijn oude baan”, zegt Keita. „De mogelijkheden zijn gigantisch.”


Lees ook: Alleen als het gras groen is, floreert de melkfabriek in Mauritanië

Vaccins

Westerse ontwikkelingshulporganisaties stimuleren het vetmesten van plofkippen. Volgens onder meer de Amerikaanse Bill & Melinda Gates Foundation, die in 2016 ruim 26 miljoen dollar doneerde voor kippenhouden in Afrika, is het een laagdrempelige manier om armoede te bestrijden. Iedereen met een stukje grond kan een kippenstal bouwen en vleeskuikens kopen. Met de winst, is het idee, kunnen mensen hun karige inkomen aanvullen. Oprichter Bill Gates schrijft dat hij zelf kippen zou vetmesten als hij in de schoenen van een arme Afrikaan stond.

Ook in Mali zijn talloze projecten om kleinschalig kippenhouden te stimuleren. Het geld, van organisaties zoals USAID en de Wereldbank, is niet specifiek bedoeld voor plofkippen, maar wordt in de praktijk meestal wel daarvoor gebruikt. Hulporganisaties bieden microkredieten aan en subsidiëren veeteelttechnische assistentie. De Malinese overheid levert een bijdrage door geen belasting te heffen op de import van vleeskuikens. Behalve als inkomen voor de armen is de lokale pluimveehouderij volgens hulporganisaties belangrijk voor de voedselzekerheid. Plofkip is immers een goedkope bron van eiwit. Scharrelkip, die ook in Mali te koop is en hier poulet sauvage (wilde kip) heet, kost al snel het dubbele.

Maar kippenhouden is niet eenvoudig. Plofkippen zijn tere dieren. Om niet vroegtijdig te overlijden, dienen ze op tijd gevaccineerd te worden. De meeste kuikenexporteurs leveren volgens Ya Sangaré, een Malinese landbouwingenieur gespecialiseerd in pluimvee, een gedetailleerde handleiding, waarin precies staat welke vaccins in welke hoeveelheid nodig zijn. „Ik volg een handleiding die drie doses aanraadt”, vertelt Sangaré (50). „Op dag 1, dag 17 en dag 28.” Wandelend door een kippenstal in Bamako vertelt Sangaré, gekleed in wit overhemd en spijkerbroek, dat de vaccins worden verneveld of toegevoegd aan drinkwater

Geïmporteerde vleeskuikens zijn vaak uitgeput als ze per vliegtuig in Mali arriveren. „Soms hebben ze al meer dan 24 uur geen voedsel gehad”, zegt Sangaré. „Daardoor zijn ze verzwakt.” Het is belangrijk de dieren vanaf het vliegveld snel op de plek van bestemming te krijgen, zodat ze goed gevoed kunnen worden. Vandaar dat de meeste pluimveebedrijven rond de hoofdstad liggen. Essentieel is ook dat de kuikens water krijgen dat de juiste temperatuur heeft. Het mag niet te warm zijn, want dan drinken ze te weinig. „Kippenhouden is moeilijker dan je denkt”, zegt Sangaré. „Ik heb er niet voor niets voor gestudeerd.”

Kippenantibiotica

Om zo snel mogelijk te groeien krijgen jonge kippen behalve maïs, poedermelk en soja geïmporteerde voedselsupplementen. Onder meer de Nederlandse firma Koudijs, onderdeel van veevoederfabrikant De Heus, verkoopt dit krachtvoer in Mali. De supplementen bevatten volgens de verpakking onder meer methionine (een essentieel aminozuur) en phytase (een enzym).

Critici beweren dat voedselsupplementen vaak hormonen en antibiotica bevatten, maar volgens de Nederlandse fabrikanten klopt dat niet. Wat volgens hen wel gebeurt, is dat lokale beunhazen op eigen initiatief allerlei medicijnen toedienen aan vleeskuikens.

In Bamako zijn opvallend veel rijk gesorteerde winkels met diergeneesmiddelen, die onder meer kippenantibiotica van het Nederlandse bedrijf Pantex verkopen.

Door de vele valkuilen mondt kippenhouden lang niet altijd uit in een succes. „Ik ben er tijdelijk mee gestopt”, zegt Allasane Ndiaye, chauffeur bij de Nederlandse hulporganisatie SNV in Bamako. „In mijn vrije tijd probeerde ik als pluimveehouder wat bij te verdienen. Maar dat was minder lucratief dan gehoopt.”

Ndiaye (56) kocht een hectare grond en bouwde daarop een kippenstal. Het vetmesten van de eerste lading van 800 plofkipkuikens verliep uitstekend. „Al na 25 dagen waren ze rijp voor de slacht.” Daarna had hij minder succes. „Vooral de derde lading was een catastrofe. Een kwart van de kuikens ging dood. Ik weet nog steeds niet waarom.”

Kweken van vis

In de kantine van de hulporganisatie, die onder meer geld krijgt van de Bill & Melinda Gates Foundation, drinkt Ndiaye samen met collega’s thee. Onderuit gezakt zit hij op een plastic stoel, wachtend tot hij weer op pad moet. Ondanks de problemen denkt Ndiaye erover toch weer opnieuw te beginnen met plofkippen. De handel in geïmporteerde auto’s, waarin hij investeert, loopt niet echt goed. En een ander project, het kweken van vis, is evenmin succesvol. „Ik ga het nu zorgvuldiger aanpakken”, zegt Ndiaye. Hij weet dat hulporganisaties kippenhouden stimuleren als extra inkomstenbron voor arme Malinezen. „Als zij erin geloven, moet het mij ook lukken.”

Lees verder…….