‘Ik kom er nu achter dat ik mensenschuw ben’

Het dorpje Ruigoord bij Amsterdam werd in 1973 gekraakt. Jarenlang woonden er hippies, kunstenaars, dichters en: hun kinderen. Het leven van die kinderen kon, vanuit de al te dichtgeregelde burgermaatschappij, benijdenswaardig lijken. Hoe vrij, wild en onbezorgd zouden zij wel niet opgroeien? Dichter bij Pippi Langkous kon je niet komen. En inderdaad, er waren Ruigoord-kinderen die met hun blowende ouders mee naar China reisden in een blauwe omgebouwde lijnbus beschilderd met wolken: de Luchtbus.

Een van hen was acteur Daniël Boissevain (54). Hij schreef een boek, Het magische kind, waarin hij „met verbazing” terugkijkt op de eerste zeventien jaar van zijn leven. „Ik had eigenlijk nog nooit teruggekeken. Ik dacht altijd: dat was toen, dat is voorbij, nu heb ik mijn eigen gezin.”

We zitten in een hoog, licht Amsterdams restaurant. Buiten regent het. Met zijn weelderig golvende haar, lichtbruine ogen en wat vragende glimlach doet Boissevain af en toe denken aan de Britse acteur Jeremy Irons. Eerst zit hij stil, later praat hij luider en met steeds wildere gebaren, zodat het bedienend personeel soms ietsje uit moet wijken. Dan heeft hij meer weg van de grofgebekte Johnny Meeuwissen, zijn personage in All Stars & Zonen, waarvan seizoen twee onlangs op televisie was. Boissevain speelde ook zanger Herman Brood in de film Wild Romance en piloot Tom in Gooische Vrouwen.

Vrij was hij in Ruigoord zeker, zegt hij. „Ons leven speelde zich buiten af. Hutten bouwen, rondrennen op de zandvlakte, in bomen klimmen.” Zijn stiefvader was de regisseur van ‘het Amsterdams Ballongezelschap’ dat de boer op ging met straatoptredens, feesten, festivals. „In ons huis waren altijd vergaderingen. Er werd altijd weer iets bedacht met toeters, bellen, vuur spuwen, leuzen, hi ha happening, lachgas tegen traangas.” Tijdens reizen naar Marokko, Rusland, India werden ook voorstellingen gegeven. In ‘de verdwijntruc’ was Daniël Boissevain degene die verdween. „Ik vond het podium fantastisch. Daar ligt absoluut de basis van mijn passie voor acteren.”

Maar de kinderen van Ruigoord moesten ook naar school, in het nabijgelegen Spaarndam. „Daar werden wij gepest. Als we per ongeluk tegen iemand aanstootten, was het aargh, vlooien.” Hij had de neiging een stuk hout te halen en erop te slaan. Zijn ouders lieten dat aan hem over, zoals ze alles aan hem overlieten. „Het was nooit ‘nee dat mag niet’. Er zat geen strengheid in onze opvoeding. Er waren geen regels, alleen meningen. Mijn stiefvader vond: als je geslagen wordt, moet je je andere wang toekeren.”

Hij maakte de lagere school af, onderbroken door reizen. Soms ging hij niet mee op reis en kwam zijn vader, „een flierefluitende kunstenaar”, voor hem zorgen. „Die kwam dan om twee uur ’s nachts lam terug uit de stad.” Andere keren brachten zijn moeder en stiefvader hem onder bij kennissen. Hij miste hen wel maar kan zich niet herinneren dat hij zich eenzaam voelde. „Als kind heb ik nooit gedacht: wacht even, jullie dumpen mij hier gewoon. Terugkijkend was dat natuurlijk wel de realiteit.” Na de basisschool ging hij drie jaar niet naar school. „Mijn moeder vond: als je kan lezen en schrijven heb je een basis, de rest leer je in de wereld.” Neutraal: „Daar valt zeker iets voor te zeggen.”

Theeserviesje

Op zijn veertiende vertrok hij in zijn eentje naar India. Hij zou zes weken meereizen met een Franse vriend van zijn ouders, een astroloog die handelde in halfedelstenen. „Dat wilde ik ook leren. Ik dacht: dat is handig, daar kan ik overal ter wereld iets mee.” Voor vertrek kreeg zijn moeder een brief van de vrouw van de Franse vriend. Haar man had een terugval in zijn heroïneverslaving, meereizen was voor Daniël nu misschien niet zo’n goed idee. Zijn moeder was het daarmee eens. „Ik las die brief en ik zei: ‘sorry mam, dat vind ik onzin, ik ga toch.’ Ik vond die reis een briljant idee. Het kon mij helemaal niet schelen hoe die man er aan toe was.”

Dus hij ging. De vrouw van de man had niet overdreven. „Die gast was gewoon een junk, die lag de hele dag out te gaan. Zijn eigen dochtertje zat met haar theeserviesje te spelen naast volwassenen die een shot aan het zetten waren.” Daniël werd van harte uitgenodigd mee te doen. Daar zag hij vanaf. „Ik vond het zoiets walgelijks: met zo’n spuit in je arm en dan weer terugtrekken om te kijken of je een ader had geraakt. Echt smerig.” Min of meer aan zijn lot overgelaten doolde hij door Indiase steden. „Dat ik dat in mijn eentje deed gaf me ook een soort kracht, ik voelde me heel sterk. Zo’n stad als Calcutta vond ik fantastisch. Wel was ik altijd een toeschouwer. Het gleed van me af.”

Véél later heeft hij zijn moeder gevraagd waarom ze hem liet gaan. „Ze zei: ‘je was heel erg overtuigd en je was heel sterk. Het was wat jij wou en daar had ik vertrouwen in’.” Véél later besefte hij ook dat hij toch liever naar de middelbare school was gegaan. „Ik vind dat de plek waar je als kind je eigen zijn ontdekt. Waar je je één voelt met met jouw generatie. Dat wij-gevoel ontstaat op die leeftijd. Dat is je scene, daar wortel je in. Ik voel me niet zo geworteld. Het is af en toe een beetje lossig.” Hij heeft geen wrok, benadrukt hij. „Maar terugkijkend vind ik het jammer dat ik die periode heb gemist.”

Foto Frank Ruiter

Karavaan

Hij kreeg een zoon op zijn 27ste, later een dochter. Wilde hij het anders doen dan zijn ouders? „Niet bewust. Ik heb nooit gedacht: zo deden mijn ouders het en zo ga ik dat absoluut niet doen. Maar in mijn gezin was het wel: mijn wil is wet. Ik was degene die verantwoordelijkheid nam, of mijn vrouw. Wij als ouders waren het gezag, de basis waar de kinderen op terug konden vallen.” Zijn vrouw Vanessa groeide op in hetzelfde milieu. „Haar moeder was verliefd geworden op een acteur uit een internationaal theatergezelschap, ze reisden met zijn allen met hem mee. Mijn vrouw vond dat verschrikkelijk, zij wilde gewoon naar school. Ik denk dat zij veel sneller dan ik dacht: dit is niet mijn wereld.”

Ruigoord, legt hij uit, was de gemeenschap van hun ouders. „Het was de vrijplaats die zij voor zichzelf hadden ontdekt. Maar zij waren op zoek naar die vrijheid doordat ze al een heel leven achter zich hadden. Snap je? Als je er opgroeit, is het alsof je meedraait in het bedrijf van je ouders.”

Zeker voor de kinderen was het minder vrij dan het moest lijken. „Mijn stiefvader was de regisseur. Wij leefden in zijn verhaal. Dat verhaal bood heel veel ruimte, voor iedereen, maar het was zíjn verhaal.” Hij herinnert zich een moment dat dat hem begon te dagen. „Ik was zestien of zo en we zaten in Rusland met een soort karavaan van trommelaars, steltlopers, vuurspuwers. Er kwam een optocht aan door een stad. Mijn stiefvader zei: ‘Daan, pak die djembé, hang hem alvast om, heb je je cape?’ Maar ik had die keer voor mezelf een andere act bedacht. Ik zei: nee, ik doe niet mee vandaag. ‘Sorry, wat?’ Ik zei: nee-ik-doe-niet-mee, ik-ga-mijn-eigen-act-doen. Daar was hij het niet mee eens. Hij werd niet kwaad, we kregen geen ruzie, maar het was wel een discussie. Nu denk ik: nee gast, dat klopte niet. Jij wou mij in jouw verhaal proppen.”

Ruigoord had donkere kanten waar Boissevain – hij doet het voor met een zwenkend lichaam – op miraculeuze wijze langs is gescheerd. Rond zijn twaalfde kwam hij over de vloer bij een zekere Louis, die ook weleens een pornofilm opzette. „Dat was dus gewoon een pedo. Dat was Vieze Louis. En je had ook nog Vieze die en Vieze die. Daar werd niet over gepraat. Dat heb ik allemaal later pas gehoord. ” Hij ging aan het eind van zo’n filmavondje naar huis, maar sommige anderen bleven.

De kinderen van Ruigoord hebben later geen vriendengroep gevormd die regelmatig gezellig jeugdherinneringen ophaalt. Verschillende vrienden van Boissevain raakten verslaafd aan harddrugs. Een van zijn twee jongere halfbroers stierf op zijn 32ste aan een overdosis. Boissevain blowde alleen – hasj was er in Ruigoord altijd en overal. En hij vloog op zijn zeventiende met bolletjes in zijn maag de wereld over, met medeweten van zijn ouders. „Te belachelijk voor woorden. Maar tekenend voor die tijd.” De verkoop van de bolletjes leverde hem 5.000 gulden op, waarvan hij zijn rijlessen betaalde. Het bleef bij één keer. „Vrij snel daarna merkte ik dat ik serieuzer wilde leren acteren.” Zonder diploma werd hij aangenomen in een ‘theatervormingsklas’, daarna volgde de toneelschool. „Dat is ook een van de redenen waarom ik hier nog zit, of ben wie ik ben: ik ben weggegaan. Omdat ik mijn eigen verhaal wou vertellen en omdat ik eigenwijs genoeg was om dat ook te doen.”

Aan het eind van je boek bedank je je ouders voor je ‘bestaan’.

„Ja.”

Waarom koos je die formulering?

„Naja, omdat ik eigenlijk niet wist waarvoor ik ze anders moest bedanken. Daar komt het wel op neer. Ook al is het niet een heel kritisch boek, ik zou het raar vinden om hen aan het eind te bedanken voor mijn fantastische jeugd. Er was liefde, en warmte. Maar ‘bedankt voor de liefde’ vind ik stom klinken, dan wordt het weer zo flowerpower.” Zwijmelend: „Thanks for the love. Namasté.”

Fel: „Ik denk dat het heel belangrijk is als kind om gezien te worden. Dat je het vertrouwen hebt dat jouw ouders of degenen die je opvoeden jou zien voor wie en wat je bent. En ik vind, dat meen ik echt, dat het jouw taak is als ouder om het talent dat je kind in zich draagt een kans te geven om zich te ontwikkelen. Als ouder moet je de steppingstone zijn voor je kinderen. En als je dat niet kunt zijn” – hij remt zichzelf af, lacht – „laat ik dit netjes zeggen: dan moet je geen kinderen nemen. Dan moet je eigenlijk optiefen, vind ik, als ouder. Als je je kind niet ziet, dan is dat schadelijk.”

En duurt het lang voor het kind zichzelf leert kennen. „Als volwassene merk ik dat ik eerder mensenschuw ben dan dat ik denk ‘kom op we gaan naar Lowlands’. Terwijl ik heel lang heb gedacht: ‘ik ben prins Festival. Hallo! Ik ben in een tent geboren!’ Nu pas kom ik erachter dat het helemaal niet mijn ding is. En dat dat oké is. Vroeger dacht ik: dat moet je leuk vinden, en anders moet je misschien nog een biertje nemen. De huismus in mij heb ik pas laat durven omarmen. Want oei, dat was misschien wel burgerlijk. En wij waren Ruigoord. De rest was een truttige bende.”