Column | Collectief roesje

Pieter Omtzigt irriteerde al, maar het wordt steeds meer. Helemaal eerlijk is dat niet want als een lijsttrekker eenmaal in die zone zit, komt-ie daar ook niet meer uit. Nee, het ongemak zit ’m in de grote groep voor wie hij wel een messias is.

Het is een blinde vlek, een groep die ik niet ken. De achterban van de andere partijen van VVD, BBB, PVV tot D66, BIJ1 en GroenLinks-PvdA heb ik in kaart, maar juist de onzichtbaarheid van aanhangers van Nieuw Sociaal Contract maakt me bang. De dreigende electorale aardbeving speelt zich niet af op straat maar in schimmige zolderkamers. Ik heb daar niet verifieerbare beelden bij. Van mannen van middelbare leeftijd die met treinen spelen, van vrouwen die Excel-sheets uitprinten voor hun gezinnen. Van twee boterhammen hartig en dan eentje met zoet. Sleutelhangers aan een riem. Van mensen die de politie bellen als bij de buren een verjaardag wordt gevierd. Van mensen die met een metaaldetector op het strand lopen. Van vaders die op zaterdagochtend wél met plezier al om kwart voor acht langs de lijn staan voor hun kinderen. Van mensen die het mooi vinden dat ze als een van de eersten konden afrekenen met hun horloge.

Het wikken en wegen en dan toch geen antwoord kunnen geven van Pieter Omtzigt, ik kan er niet tegen. Het gecalculeer om vooral niemand tegen de haren in de strijken. Het genoegzame gezicht als hij Mariëlle Tweebeeke bij Nieuwsuur in een hoekje denkt te hebben gedreven, dat hele cohort van onberispelijken dat hem blind achtervolgt.

Hoe zou het met Rosanne Hertzberger gaan? Ik had me op heel veel van haar voorbereid deze campagne, maar ze lijkt wel stil gemaakt. Wat geen hoofdredacteur ooit lukte heeft Pieter Omtzigt in nog geen maand voor elkaar gekregen. Alle tegendraadsheid is eruit… geslagen wilde ik zeggen, maar gekwezeld is een beter woord.

Pieter Omtzigt wil ons collectief in een roesje brengen. Hij gaat voor ons zorgen, alles regelen, we hoeven alleen maar te functioneren, ons aan het ons opgedrongen contract te houden.

In mijn hoofd reis ik dertig jaar terug in de tijd, mijn vader is weer eens jarig, zijn collega’s, allemaal ambtenaren bij de Dienst Water van de Provincie Gelderland, zitten in een kring met hun vrouwen, het ruikt naar pinda’s. Er wordt wel gepraat, maar weinig gezegd, het is net alsof ze op hun werk zijn. Vanuit de keuken een gil, mijn moeder denkt dat de mini-appelflapjes zijn aangebrand, het blijkt gelukkig mee te vallen.

Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.