Met enkele geruchtmakende uitspraken in de laatste weken – abortus, godsdienstvrijheid, klimaatbeleid, vuurwapenbezit – heeft het Amerikaanse hooggerechtshof vrijdag de eerste termijn met een conservatieve supermeerderheid afgerond. De uitspraken zijn door progressief Amerika met verbijstering ontvangen. President Joe Biden noemde het opheffen van de landelijke bescherming van het recht op abortus „de verwezenlijking van een extremistische ideologie en een tragische vergissing van het hof ”.
Het was een ongekend toeval dat toenmalig president Donald Trump liefst drie rechters aan het hof mocht benoemen. Het is géén toeval dat het hof met zijn uitspraken zo’n beslissende invloed kan uitoefenen op het beleid van de regering en op het leven van burgers. De polarisatie van het afgelopen decennium heeft geleid tot een politieke patstelling, waarbij geen afdoende meerderheid meer te vinden is voor belangrijke beslissingen. Dat wil zeggen: de minderheid beschikt over een uitgebreid parlementair instrumentarium om alle betekenisvolle wetten te blokkeren. In dat machtsvacuüm regeert de rechterlijke macht en deze conservatieve meerderheid van zes tegen drie is niet bang om die macht te gebruiken.
Na de aanstelling van Amy Coney Barrett, twee weken voor de verkiezingen van 2020, was de grote vraag hoe zwaar de religieuze en ideologische achtergrond van de zes conservatieve rechters zou wegen bij hun oordelen. Vorige week waren de meeste Amerikaanse media het erover eens: heel zwaar. „Dit was nog maar de warming-up voor het conservatieve hof”, schreef Politico. Een balans in vier recente zaken.
Vuurwapenbezit New York State Rifle & Pistol Association v. Bruen
Juridisch bezien is het belangrijkste kenmerk van de conservatieve rechters aan het hof dat zij originalists zijn : ze zeggen de grondwet te lezen met de ogen van degenen die de bepalingen zo’n tweeënhalve eeuw geleden hebben opgesteld. Dat de grondwet door de eeuwen heen verschillend is uitgelegd door hun voorgangers, brengt hen niet af van het idee dat zij het bij het rechte eind hebben. Het deert hen evenmin wat de maatschappelijke consequenties zijn van hun besluit.
De uitspraak in de zaak over vuurwapenbezit in New York illustreert dat helder. Sinds 1913 had de staat een strenge controle op de uitgifte van vergunningen. Wie een (opgeborgen) wapen mee over straat wilde nemen, moest de overheid daarvoor een goede reden geven. De conservatieve meerderheid van het hof oordeelde, in een uitspraak die door rechter Clarence Thomas werd geschreven, dat dit een ontoelaatbare beperking was op het grondwettelijk recht om wapens te houden en te dragen (to keep and bear arms ).
De lezing dat wapenbezit een individueel grondrecht is, was lange tijd omstreden : de grondwetstekst is niet kraakhelder. Pas in 2008 hakte het hof de knoop door. Het is niet relevant of de bezitter van een vuurwapen deel uitmaakt van een ‘militie’, zoals die in het tweede amendement wordt genoemd; elke burger heeft dit recht. Juist in 2008 maakte het aantal wapenvergunningen een reuzensprong , van bijna 109.000 afgegeven vergunningen in 2007 naar bijna 113.000. Dat zal minder met de uitspraak van het hof te maken hebben dan met de verkiezingszege van Barack Obama. Bij zijn herverkiezing is net zo’n sprong te zien: van 123.500 in 2011 naar 131.000.
Het aantal moorden en schietpartijen in New York begon na twee zware coronajaren juist een beetje te dalen. De uitspraak van het hof „bezorgt New Yorkers een groter risico op vuurwapengeweld”, zei burgemeester Eric Adams.
Kernpassage van de uitspraak: „Omdat veel mensen een ernstig risico lopen op dodelijk geweld als zij hun huis uitgaan […] mag een staat geen wet, zoals New Yorks Sullivan Law, opleggen die het gezagsgetrouwe burgers verbiedt om die reden een wapen te dragen.”
Abortus Dobbs v. Jackson Women’s Health Organization
Weinig uitspraken hebben zo veel stof doen opwaaien als die waarin het hof een algemeen beschermd recht op abortus afschafte . In een zaak van de staat Mississippi legde het hof met zes tegen drie rechters vast dat de uitspraak Roe v. Wade, uit 1973, geen serieuze basis vormde voor abortuswetgeving en dat bij gebrek aan landelijke wetgeving elke staat nu voor zichzelf mag uitmaken welke regels er voor abortus gelden. In de praktijk betekent dit dat ongeveer de helft van de staten en ongeveer de helft van de 64 miljoen Amerikaanse vrouwen in de vruchtbare leeftijd geen toegang meer hebben tot wettige abortus.
De redenering erachter draagt een kenmerkende conservatieve signatuur : tegen ‘rechterlijk activisme’. Ook in 1973 was abortus een omstreden keuze voor vrouwen. De politiek was opgelucht dat een meerderheid (7-2) van het hof het besluit voor zijn rekening nam. Op grond van het recht op privacy uit het veertiende amendement beschermde het precedent de vrije keuze voor abortus. Maar ook toen al schreef een van de niet-instemmende rechters bij de uitspraak dat „het hof simpelweg een nieuw constitutioneel recht voor zwangere vrouwen heeft verzonnen, met amper een reden of bevoegdheid voor zijn handelwijze”.
Het was de verre voorbode voor de conservatieve vernietiging van ‘Roe’ , vorige maand. „Als het probeert vast te leggen wat ‘vrijheid’ betekent, moet het hof waken voor de normale menselijke neiging om dat wat het veertiende amendement beschermt te verwarren met zijn eigen vurige gevoelens over de vrijheid die de Amerikanen zouden moeten genieten”, schreef rechter Samuel Alito namens de meerderheid. Om vervolgens een recht af te nemen dat Amerikaanse vrouwen een halve eeuw bezaten – onder verwijzing naar de „morele vraag” die abortus opwerpt.
Kernpassage van de uitspraak: „Abortus is anders doordat het vernietigt wat Roe ‘mogelijk leven’ noemde en wat in de wet die hier ter discussie staat een ‘ongeboren mens’ wordt genoemd. Geen van de andere uitspraken die in de zaken-Roe en -Casey worden aangehaald, betreffen de delicate morele vraag die abortus opwerpt.”
Klimaatbeleid West Virginia et al. v. Environmental Protection Agency
Op de laatste dag van deze zittingstermijn ontmantelde het hof nog een bestuursinstrument waar conservatieve Amerikanen en de Republikeinse Partij wantrouwig over zijn : overheidsdiensten die zelfstandig regels stellen die in de praktijk de kracht van wet hebben. In dit geval ging het om het milieuagentschap EPA en regels voor de uitstoot van broeikasgassen. Maar opperrechter John Roberts citeert in de uitspraak verscheidene precedenten rond andere diensten, zoals de voedsel- en warenautoriteit FDA en meer recent de CDC, de Amerikaanse pendant van het RIVM.
De CDC vond dat de volksgezondheid tijdens de coronapandemie was gebaat bij een voortdurende bevriezing van huisuitzettingen. Eind 2020 oordeelde het hof – in dezelfde samenstelling als nu – dat de gezondheidsdienst hiermee op een veel te iele basis handelde om zo’n „ongekende” autoriteit op te eisen, temeer daar het parlement in meerderheid had besloten het moratorium op huisuitzettingen niet te verlengen.
Daarin ligt de crux van deze en soortgelijke uitspraken. Zoals de conservatieve meerderheid van het hof in de zaak-Dobbs ageerde tegen ‘rechterlijk activisme’ , zo wijst ze hier eigenstandig optreden van een agentschap inzake major questions af. Zaken die zo veel gewicht hebben als het veranderen van het energiebeleid mogen niet door een agentschap worden doorgevoerd – daartoe aangemoedigd door de zittende regering – maar moeten worden beslecht door de wetgevende macht, het Congres.
Daarmee is de cirkel rond, want het hof krijgt zoals gezegd de ruimte om dergelijke verreikende uitspraken te doen door de onmacht van de volksvertegenwoordiging. Volgens rechter Elena Kagan, die namens de progressieve minderheid een afwijkende opinie schreef, redeneert de conservatieve meerderheid van het hof vanuit een ideologisch perspectief. „Ze belemmert overheidsdiensten om hun werk te doen, ook al heeft het Congres daarom gevraagd. Die aversie van ambtelijk bestuur is wat we terugzien in de uitspraak.”
Kernpassage van de uitspraak: „Misschien dat het begrenzen van de uitstoot van broeikasgassen tot op een niveau dat dwingt tot stoppen met de opwekking van energie uit kolen een verstandige oplossing is voor de klimaatcrisis. Maar het is niet aannemelijk dat het Congres het EPA de bevoegdheid heeft gegeven om op eigen houtje zo’n reguleringsprogramma op te stellen.”
Godsdienstvrijheid Kennedy v. Bremerton School District
Een Americanfootballcoach op een openbare middelbare school in de staat Washington had God beloofd dat hij hem op de middenstip zou danken na elke wedstrijd die zijn schoolteam speelt. In de loop der tijd kwamen ook enkele leerlingen bij knielen om mee te bidden. De school waarschuwde de coach dat hij daarmee de grondwet overtrad: op scholen met een openbaar bestuur mag nooit de indruk worden gewekt dat de een of andere godsdienst wordt bevorderd. Toen de coach bleef bidden – daartoe „gedwongen door oprecht-religieus geloof” – heeft de school hem ontslagen.
De coach , schrijft rechter Neil Gorsuch namens de meerderheid van het hof , zegde op de middenstip een „persoonlijk, stil gebed” op, „terwijl zijn leerlingen met iets anders bezig” waren. Filmpjes weerspreken dat. De coach bidt hardop in een brede cirkel van spelers en samen sluiten ze af met een luidkeels ‘amen!’
De school voerde aan dat een coach een bijzondere positie inneemt omdat hij niet alleen leerkracht is, maar ook degene die beslist wie van zijn leerlingen hij als spelers opstelt. Degenen die niet samen met hem baden, zouden zich achtergesteld kunnen voelen ten opzichte van meebiddende teamgenoten.
De huidige samenstelling van het hof is uitzonderlijk : zeven van de negen rechters zijn katholiek. Toen president Trump drie conservatieve katholieken benoemde, klonken er zorgen dat de rechters hun persoonlijk geloof zouden laten prevaleren boven de wet. Een zin als deze lijkt daarop te wijzen. ,,In plaats van de dubbele bescherming voor geloofsuitingen uit het eerste amendement te respecteren, probeert het schoolbestuur ons te dwingen voorrang te geven aan niet-gelovige activiteiten.”
Namens de progressieve minderheid schrijft rechter Sonia Sotomayor dat de coach met zijn ,,demonstratieve gebeden”, waarvoor hij leerlingen ,,uitnodigde” wel degelijk een vorm van drang uitoefende. Door zijn gedrag goed te keuren ,,verheft het hof het belang van één individu bij zijn persoonlijke geloofsuiting, op precies die tijd en plaats die hem goeddunken, boven het maatschappelijk belang van de scheiding tussen kerk en staat, waarmee het hof de bescherming van godsdienstvrijheid voor iedereen uitholt.”
Kernpassage van de uitspraak: ,,De enige betekenisvolle rechtvaardiging die het schoolbestuur gaf voor zijn strafmaatregel, berust op de misvatting dat het de plicht heeft om geloofsuitingen op te sporen en te onderdrukken, terwijl het gelijksoortige uitingen van seculiere opvattingen wel toestaat.”
Een versie van
dit artikel
verscheen ook in
de krant
van 4 juli 2022