Huize Vreugdenhil: de carnivoren versus de vegetariërs

Janneke kookt Lastig? Ik ben supertrots op die twee wereldverbeteraars én het is een interessante uitdaging.

Foto Janneke Vreugdenhil

Schreef ik hier ongeveer een jaar geleden niet dat mijn oudste kind had besloten vegetariër te worden? Wel, het duurde nog geen maand en toen nam mijn jongste dezelfde stap. Stoere stap, mag ik wel zeggen, want als iemand van kippenpoten, van chorizo, spek en sateetjes hield, was het Pep. Ik had het dan ook even niet zien aankomen. Later bleek dat er liefde in het spel was, de beste reden van de wereld om een nobeler mens te willen worden. Nog later was die liefde voorbij, maar bleef de overtuiging. En nu is mijn huishouden dus verdeeld in een vegetarisch en een carnivoor kamp.

Ik schets het dramatischer dan het is, hoor. Want de carnivoren aten sowieso al vaak en graag vegetarisch. En dus is er maar twee, hooguit drie keer in de week sprake van verdeeldheid. Op die dagen schipperen we wat met plantaardige kipstukjes voor het ene kamp en echte kíp-kip voor het andere, of met vegaburgers voor de vega’s en dorade voor de diereneters. Vind je dat niet lastig, wordt mij sindsdien soms gevraagd door vrienden met nog-wel-vleesetende kinderen. Welnee, luidt mijn antwoord dan. Ten eerste ben ik supertrots op die twee wereldverbeteraars en ten tweede is het juist een interessante uitdaging.

Het gekke is dat wanneer je zo’n antwoord eenmaal voor jezelf geformuleerd hebt, en hem een paar keer hebt geventileerd, je er ook echt in gaat geloven. Nee, natuurlijk vind ik het niet vervelend dat mijn kinderen vegetariër zijn: ik ben immers een vegavriendelijke omnivoor. Toch? De waarheid is dat ik het af en toe, zeg één keer in de maand, best een beetje jammer vind. Op die momenten mis ik het om een hele kip in de oven te kunnen schuiven in de wetenschap dat we ons daar anderhalf uur later met z’n allen omheen zullen scharen, van zullen smikkelen en zullen bekvechten om het laatste stukje krokante kippenvel, waarna ik de kale botten zal verzamelen om er een huiselijk bouillonnetje van te trekken voor de risotto van de volgende dag.

Enfin. Wie in het verleden blijft hangen zal de toekomst missen, om John F. Kennedy maar eens te parafraseren. Dat ik de nieuwe eetgewoonten van mijn kinderen een interessante uitdaging vind, is niet gelogen. The future is tenslotte vega(n). Van veel gerechten die ik vroeger met vlees maakte, verzin ik tegenwoordig een plantaardige versie. Met jonge jackfruit bijvoorbeeld, of met tofu, of paddestoelen, of aubergine, of kikkererwten. En maakte ik zo’n vegaversie in het begin vaak nog náást het origineel, vaak blijkt die plantificatie zo goed uit te pakken dat het betreffende gerecht voortaan vleesloos op het repertoire komt te staan. En zo groeien de twee kampen binnen mijn huishouden steeds meer naar elkaar toe.

Wat beslist ook helpt is dat er zoveel vega-inspiratie te vinden is op sociale media. Zo volg ik een medicijnenstudent uit Hamburg die zichzelf Dr. Vegan noemt. Deze Ahmad Noori deelt (op zowel TikTok als Instagram) aan de lopende band filmpjes waarin hij plantaardige versies van internationale klassiekers maakt. Veganistische stroganoff, bolognesesaus, gyros, philly cheesesteak, feta, tonijnsalade, hij blijft maar posten – als ik de moeder van Ahmad was, zou ik me toch zorgen gaan maken over zijn studie. Hoe dan ook, op een dag zag ik een video voor coccoi sardo, een soort plat groentebrood uit Sardinië voorbijkomen. Aan het eind van die dag stond dat platbrood op mijn keukentafel, en misschien aan het eind van deze dag ook wel op die van u.

Lees verder…….