Hoe de Syriër Shekho bondscoach van de Nederlandse boksers werd

Interview

Boksen Waleed Shekho (41) kon niet meer terug naar Syrië nadat in zijn vaderland de oorlog was uitgebroken. Nu is hij bondscoach van de Nederlandse elitemannen. „Ik kan alleen mensen trainen die op mij lijken.”

Een goeie bokser, zegt Waleed Shekho, is een technische bokser. Met snel voetenwerk, precies geplaatste stoten. Iedere stap moet uitgekiend zijn, als een danspas, het lichaam soepel meebewegend, of boksers nu lang of kort zijn. In de ring moet techniek het winnen van snelheid en kracht, zegt de in december aangestelde bondscoach van het Nederlandse mannenboksteam. Maar het begint met de mentaliteit. Een winnaarsmentaliteit.

Shekho kan het weten. In zijn geboorteland Syrië bokste hij op het hoogste niveau. Hij beloofde zichzelf de beste ter wereld te worden. Lukte dat niet als bokser – in Syrië eindigde hij altijd als tweede – dan als coach. Nu wil hij de Nederlandse boksers naar de Olympische Spelen begeleiden en daar goud winnen.

Zijn ster rees in Nederland toen hij, op eigen kosten, jonge boksers begon te trainen voor internationale toernooien. Bij het EK in 2018 in Italië won Cas van Peer, toen zeventien, brons. Het was de eerste medaille in achttien jaar voor een Nederlandse jeugdbokser. Shekho speelde zichzelf ermee in de kijker, ook omdat aanvankelijk niemand iets zag in Van Peer, nu een van de beste boksers van Nederland. „Cas was een dunnetje en een lange jongen. Iedereen lachte om hem”, zegt Shekho, die Van Peer traint sinds hij vijftien is. „Ik zag vooral een lange jongen met veel kracht.”

In The Collosseum Gym, een grote sporthal op een onopvallend bedrijventerrein aan de noordrand van Utrecht, traint Shekho met de Nederlandse elitemannen. Hij staat voor een van de drie boksringen, waarin twee jongens met hoofdbeschermers tegen elkaar boksen. Daarnaast, op de knalrode vloer, slaan vijf anderen tegen zakken aan. Shekho is klein van stuk en heeft een hoge, zachte stem. Maar iedereen luistert. Een man met gezag, noemt technisch directeur van de Nederlandse boksbond René Braad, hem. „Met zijn toewijding en grote kennis dwingt hij respect af.”

Dat komt, zegt bokser Tony Jas, omdat Shekho scherp ziet waarin iemand zich kan verbeteren, en hoe. „Waleed is gedisciplineerd, maar fair. Hij kan stevige kritiek hebben, maar ik begrijp altijd waarom. Jas torent fors boven Shekho uit, maar hij praat zacht en uit zijn woorden spreekt genegenheid. „Waleed analyseert al mijn tegenstanders en past de trainingen daarop aan. Hij kent mijn hele familie, ik vertrouw hem volledig.”

Ook Cas van Peer is vol lof over de bondscoach. „Waleed is geen lieve coach. Hij is best hard en kan goed boos worden. Maar door hem heb ik een doel, een focus: de Olympische Spelen.”

Zwaar gemoed

Waleed Shekho werd geboren in Syrië, in de noordoostelijke stad Hasaka, in Koerdisch gebied, als zevende van acht kinderen. Zijn vader werkte in de bouw, zijn moeder, analfabeet, was naaister. „Zij mocht niet naar school, dus wij moesten studeren”, vertelt Shekho (41) bij hem thuis op de bank in Dordrecht. „Al haar kinderen hebben een master behaald.”

Dat Shekho wilde boksen, werd hem niet in dank afgenomen. Wanneer zijn zeven jaar oudere broer op hem moest passen, maar ook wilde boksen, nam hij Shekho mee. Op zijn twaalfde bokste Shekho zijn eerste wedstrijd. „Maar ik kreeg meer klappen van mijn vader, dan in de ring”, grinnikt hij. „Als ik een wedstrijd won en mijn naam in de krant stond, was mijn vader trots, al zei hij dat nooit. Maar als ik een dag later naar de boksschool ging, werd hij boos.”

In The Collosseum Gym, aan de noordrand van Utrecht, traint bondscoach Waleed Shekho met de beste Nederlandse boksers.
Foto Merlin Daleman

Het doet hem verdriet dat zijn vader zijn successen nooit heeft meegemaakt. Die overleed onverwachts in 2006, terwijl hij op bezoek was bij Shekho, die destijds in de Syrische hoofdstad Damascus woonde. „Hij ging met maagproblemen naar het ziekenhuis, maar door een fout van de artsen kwam hij daar niet levend vandaan”, zegt Shekho. Met een zwaar gemoed – en het lichaam van zijn vader – reisde hij terug naar zijn geboortestad. „Mijn tante zei: we hebben hem levend naar jou gestuurd en je hebt hem dood teruggebracht.” Shekho begon met roken. Hij raakte in een depressie en stopte met boksen.

Vijf jaar na de dood van zijn vader besloot Shekho naar Nederland te vertrekken. Die bestemming lag voor de hand, omdat hij de jaren daarvoor werkte voor het NIASD, het Nederlands Instituut voor Academische Studies Damascus.

Vlak voor de oorlog in Syrië in alle hevigheid losbarstte, in 2011, landde Shekho op Schiphol. Voor vertrek was hij opgeroepen voor het leger, maar had hij zijn dienstplicht onderhands afgekocht. Eenmaal in Nederland bleek dat hij niet meer terug kon naar Syrië. Hij heeft zijn familie sindsdien nooit meer gezien.

Hoe pijnlijk ook, Shekho besloot zich er niet door uit het veld te laten slaan. „De eerste tijd las ik iedere dag het nieuws, tot ik er tussen 2012 en 2013 niet meer van kon slapen. Toen besloot ik: ik ga nooit meer nieuws lezen, ik kan er toch niets doen.” Hij verwijderde al zijn relaties uit het Midden-Oosten van sociale media, alleen met zijn familie hield hij contact.

Kiem in Rijswijk

Voor Shekho is boksen vrijheid, zegt hij. Het lichaam, de concentratie en de tegenstander, verder niets. „Het is de enige vrijheid die ik voel. In Syrië kon je niet praten. Niet over politiek, over niets. Anderen bepalen met wie je moet trouwen, wat je moet doen. Alles wordt bepaald, of je nu man of vrouw bent. Als ik in de ring sta, voel ik me altijd vrij.”

De kiem van Shekho’s Nederlandse succes werd gelegd in de Rijswijkse boksschool Nicolaas. Daar kreeg hij de ruimte om talentvolle boksers te trainen, onder wie Tony Jas. De boksschooleigenaar Vincent Stikkolorum bracht Shekho in 2014 in contact met de Nederlandse boksbond. De bond beschikte in die tijd niet over een mannenteam dat via sportkoepel NOC-NSF trainde. Dus ging Shekho op eigen kosten naar internationale toernooien.

Dat was moeilijk, vooral de eerste jaren dat Shekho in Nederland was. Hij teerde op spaargeld, woonde samen met zijn Nederlandse vriendin antikraak om huurkosten te besparen en verdiende wat geld als personal trainer. Via vrijwilligerswerk bouwde hij een netwerk op, ook in de sportwereld.

Het viel hem niet mee zich als buitenlander in de kleine wereld van het Nederlandse boksen te bewijzen. Aanvankelijk werd Shekho genegeerd, sommige mensen weigerden zelfs hem een hand te geven. Het was Abdul Fkiri, coach en partner van topboksster Nouchka Fontijn, die Shekho de gouden tip gaf. Breng één bokser naar de top, dan vestig je je naam, zei hij. Shekho antwoordde dat hij tien boksers groot ging maken. „Abdul lachte en antwoordde – terecht – dat dat misschien in Syrië mogelijk was, maar in Nederland heel moeilijk zou worden. Ouders bemoeien zich hier met alles en de bond betaalt niets.”

Nederlandse boksers zijn ook veel minder gedisciplineerd dan hun collega’s in Syrië, of grote bokslanden als Cuba, Kazachstan en Rusland, zegt Shekho. „Daar oefenen zij soms dagenlang voor de spiegel dezelfde stoot. Dat geduld hebben boksers hier niet.”

Het viel Shekho niet mee zich als buitenlander in de kleine wereld van het Nederlandse boksen te bewijzen.
Foto Merlin Daleman

Een hecht team

In één van de drie boksringen in The Colloseum Gym trainen de Nederlandse mannen, in de andere twee boksen de vrouwen. Zij krijgen aanwijzingen van bondscoach Sayit Yanik, die in december gelijktijdig met Shekho werd aangesteld. „Het lijkt misschien alsof we nieuw zijn”, zegt Yanik, die van Turkse komaf is en naast zijn werk als bondscoach ook een pluimveebedrijf heeft. „Maar we gaan allebei al even mee. In déze rol zijn we nieuw, nu ziet iedereen onze prestatiedrang pas echt.”

De twee hebben beiden hun eigen boksers, maar vormen een hecht team. Ze overleggen, stemmen af wie meegaat naar welk toernooi en ondersteunen elkaar waar mogelijk. Shekho is blij dat hij zich alleen met de mannen hoeft bezig te houden, zegt hij. „Ik kan alleen mensen trainen die op mij lijken.” Ook volgens Yanik is vrouwen trainen echt anders dan mannen trainen. „Ze hebben een andere belastbaarheid”, zegt hij. „Maar ook de hormonen zijn een beetje ingewikkeld. Dat moet je niet willen snappen. Wij als mannen kúnnen dat niet snappen.”

Corona maakte reizen moeilijk, maar Shekho heeft goede hoop dat de resultaten die hij in 2021 behaalde verder zullen verbeteren. Zo won Shekho’s ‘eigen’ bokser Mustafa Akraa, die ook uit Syrië komt, op het EK onder 22 in Italië vorig jaar zilver. Akraa maakt nu ook deel uit van het Nederlands team.

Voor Shekho is het belangrijkste dat hij zich kan concentreren op zijn doel: de Olympische Spelen. Om echt te winnen zijn die van Parijs in 2024 nog te vroeg, daarvoor moet er nog te veel gebeuren in het Nederlandse boksen. Shekho denkt aan de Spelen van Los Angeles in 2028. En daarna? Dan stopt hij. Met boksen én met roken.

Lees verder…….