Groen is het nieuwe zwart: hoe de beeldende-kunstsector worstelt met de klimaattransitie


Illustratie Ming Ong

Duurzaamheid in de kunstwereld Klimaatverandering is voor veel kunstenaars een belangrijk thema. Maar hoe doet de kunstwereld het zelf, als het gaat om duurzaamheid?

Stel je een strand aan de Middellandse Zee voor – met azuurblauw water en een wit strand. Kijk je beter, dan zie je een dode octopus, een kapotte iPad, een sneaker en rottende etensresten. De Franse Laure Prouvost stelde afgelopen jaar in het Bonnefantenmuseum in Maastricht een kunststrand van zand en siliconen tentoon, met het afval dat wij produceren als naargeestige versiering. In Prouvosts tentoonstelling was dit strand een waarschuwing: zo ziet onze idylle er inmiddels uit.

In het Amsterdamse Stedelijk Museum vestigde vorig jaar op de tentoonstelling It’s our f***ing backyard een stoet aan ontwerpers de aandacht op de klimaatcrisis en hoe het tij te keren. De „grootste uitdaging van deze tijd”, schreef het museum. Of neem fotograaf Arko Datto, die in het Fotomuseum Den Haag een serie onthutsend sprookjesachtige foto’s toont waarop te zien is hoe land in de Gangesdelta door klimaatverandering letterlijk wegspoelt onder de voeten van 300 miljoen bewoners. „De wereld staat aan de vooravond van een humanitaire ramp waarvan de omvang niet te bevatten is”, schrijft het museum. Al deze kunstwerken laten zien dat het zo niet langer kan met het smeltende gletsjerijs, bossen die in vlammen opgaan, mensen die op de vlucht slaan voor droogte of juist overstromingen, dieren die uitsterven.

De beeldende-kunstsector heeft een progressief imago. Dat komt vooral door die maatschappelijk geëngageerde tentoonstellingen met vooruitstrevende kunst ‘aan de voorkant’ van instellingen. Maar hoe vooruitstrevend is de ‘achterkant’? Hoe voegen musea, fondsen, galeries, kunstbeurzen zich naar de ook door Nederland ondertekende afspraken van de klimaattop in 2015 in Parijs? Om de opwarming van de aarde nog te beperken tot 1,5 graad moet de wereldwijde CO2-uitstoot al in 2030 gehalveerd zijn. Rond 2050 moet de uitstoot naar nul.

NRC onderzocht die ‘achterkant’ en sprak de afgelopen vier maanden met een kleine veertig vertegenwoordigers van musea, galeries, belangenverenigingen, culturele fondsen, kunstenaars, wetenschappers en kunsttransporteurs. Daarnaast bestudeerde NRC rapporten, jaarverslagen en verklaringen van onder andere de Verenigde Naties, de International Council of Museums (ICOM), de Museumvereniging, de Boekmanstichting en tal van internationale ngo’s die zich bezighouden met klimaatbewustzijn in de beeldende sector.

Uit het onderzoek blijkt dat klimaatbeleid en klimaatadaptatie nog lang niet in het DNA zitten van veel Nederlandse kunstinstellingen en fondsen. In vrijwel alle meerjarenbeleidsplannen en jaarverslagen die de krant doorzocht, schittert het onderwerp door afwezigheid. Verduurzaming van gebouwen is een punt van zorg, waar vooral galeries, gemeentelijke en provinciale musea mee worstelen. Internationaal tentoonstellingsbeleid is ondanks alle vervuilende reisbewegingen die daarbij horen, na corona weer terug in full swing.

Van de 10 musea die NRC onderzocht, hebben er 8 banden met vervuilende en fossiele industrie of instellingen die daar in investeren

Van tien grote Nederlandse musea die NRC onderzocht, hebben er acht banden met vervuilende bedrijven of met financiële instellingen die in fossiele industrie investeren. Veranderingen gaan moeizaam en traag, en het helpt niet dat er in Nederland, anders dan in het buitenland, geen cijfers worden verzameld. Buiten dat heerst de angst dat de transitie naar een CO2-neutraal 2050 het hart aantast van de bedrijfsvoering van musea. Zij maken hun huishoudboekjes sinds de bezuinigingen van VVD-staatssecretaris van Cultuur Halbe Zijlstra in 2011 noodgedwongen kloppend door de jacht op almaar groeiende bezoekcijfers en hogere eigen inkomsten.

In Den Haag groeit inmiddels de aandacht voor duurzaamheid binnen het cultuurbeleid. Het ministerie van Binnenlandse Zaken maakte afgelopen jaar 150 miljoen euro vrij voor verduurzaming, maar „die pot”, zegt Vera Carasso, directeur van de Museumvereniging, „was binnen een middag dubbel overtekend”. In november 2022 heeft staatssecretaris van Cultuur Gunay Uslu (D66) in een beleidsbrief geschreven geld vrij te willen maken voor het verduurzamen van monumenten en musea. De Raad voor Cultuur werkt aan een advies dat deze lente wordt verwacht.

Het Mondriaan Fonds, het grootse beeldende-kunstfonds in Nederland, heeft verduurzaming nog niet in haar langetermijnvisie opgenomen. „Het klimaatakkoord van Parijs is geen onderdeel van de opdracht vanuit het ministerie van OCW aan het Mondriaan Fonds binnen het beleidskader 2021-2024 of binnen eerdere kaders en wordt daarom ook niet verantwoord of toegelicht”, schrijft het Fonds aan de krant. „We volgen de maatschappelijke discussie en die binnen de sector wordt gevoerd, met interesse en reageren afhankelijk van onze beleidskaders binnen het beleidsplan 2025-2028.”

1 Hoe vervuilend zijn bruiklenen?

Weinig kunstliefhebbers die het werk van Gustav Klimt hebben gezien in het Van Gogh Museum, of die naar de schatten van Pompeï in het Drents Museum gaan kijken of tickets reserveren voor de grote Vermeer-tentoonstelling in het Rijksmuseum, zijn zich bewust van hun CO2-voetafdruk door hun bezoek. Een enkeling realiseert zich hoeveel de productie (en het afval) van een expositie kost – denk aan wanden, plastic, glas, vitrines, geplastificeerde lay-outs voor op zaal -, hoeveel energie er wordt gebruikt om het klimaat op zaal en in depots stabiel te houden en wat de milieulasten zijn als gevolg van bruikleenverkeer. Van de 28 schilderijen van Vermeer bijvoorbeeld, die vanaf 10 februari in het Amsterdamse Rijksmuseum te zien zijn, komen er 14 met vliegtuigen uit Amerika, Japan, Groot-Brittannië en Ierland. Tijdens al die trips reist een koerier businessclass mee.

Daarnaast staat de beeldende kunstsector bekend om haar wereldwijde circus van curatoren, kunstenaars, verzamelaars, critici, galeriehouders en kunstprofessionals die naar biënnales en kunstbeurzen reizen. Met name beursgiganten als het Londense Frieze Art en Art Basel, die grote nevenbeurzen hebben in New York, Parijs, Miami, Seoul, Hong Kong en Los Angeles, veroorzaken een kolossale voetafdruk. De beloftes van verduurzaming die de beurzen doen – Frieze New York stookte vorig jaar het beursgebouw met plantaardige brandstof – zijn volgens de Süddeutsche Zeitung in 2022 slechts „groene make-up”. De beurzen zijn onder andere beroemd om hun zogeheten High Net Worth-verzamelaars (met een vermogen van tussen de één en vijftig miljoen dollar) die zich met privévliegtuigen voor één of twee dagen naar de place to be laten vervoeren.

Ook het Stedelijk Museum in Amsterdam gaat jaarlijks naar Art Basel – soms met het vliegtuig, zegt directeur Rein Wolfs: „Want Bazel vind ik qua trein wel echt op de grens liggen.” Het Stedelijk gaat naar de beurs om de crème de la crème van de hedendaagse kunst te zien, maar ook om te netwerken. Speciaal daartoe organiseert het Stedelijk ieder jaar in Bazel een diner voor „maximaal zestig” grote verzamelaars, een select groepje kunstenaars en businesscontacten van het museum. Bijna al deze gasten komen uit Nederland.

De Nederlandse kunstenaar Erik van Lieshout was in 2021 aanwezig bij zo’n Stedelijk-etentje in Bazel. „Bijna iedereen kwam met privéjets of taxivliegtuigen – allemaal verzamelaars die door het Stedelijk worden uitgenodigd voor een avondje leuk in Bazel. Dit is niet vieze Shell hè. Dit is de kunstwereld.”

De kunstwereld stoot jaarlijks wereldwijd – volgens een groot onderzoek uit 2021 van de Britse NGO Julie’s Bicycle – 70 miljoen ton CO2 uit. Achttien miljoen ton CO2 daarvan wordt veroorzaakt door onder andere zakelijke reizen, kunsttransport en gebouwen. Kunstbezoekers stoten met hun reisbewegingen naar kunstbeurzen, musea en biënnales liefst 52 miljoen ton uit. Dat is 74 procent.

In Nederland bestaan geen specifieke getallen. Het CBS houdt jaarlijks per sector de uitstoot van broeikassen bij. Beeldende kunst valt onder Cultuur, Sport en Recreatie – een vergaarbak die in 2021 goed was voor 428.000 ton CO2 (in pre-coronajaar 2019 was dat 466.000 ton). Ter vergelijking: een gemiddelde Nederlander stoot 8 ton per jaar uit.

Bijna alle verzamelaars kwamen met privéjets naar Art Basel. Dit is niet vieze Shell hè. Dit is de kunstwereld

Erik van Lieshout kunstenaar

De Museumvereniging, die meer dan 470 Nederlandse musea vertegenwoordigt, houdt evenmin data bij over de CO2-voetafdruk van haar leden. Leden worden niet opgeroepen om nulmetingen te doen – een transparante meting van wat een instelling werkelijk uitstoot. Er zijn geen stappenplannen, geen roadmaps naar die halvering van uitstoot in 2030, laat staan naar netto zero-uitstoot in 2050. „Dat staat wel op de agenda”, zegt Carasso van de Museumvereniging. Duurzaamheid „leeft heel erg onder de leden”. Zo kwam het thema aan de orde op een deelsessie van het door de Vereniging georganiseerde Museumcongres van oktober vorig jaar. Net als de International Council of Museums (ICOM) kijkt de Museumvereniging of het mogelijk is om de klimaatbeheersing op zaal – een grote energieslurper – iets minder streng stabiel te laten worden. Ook lobbyt Carasso voor subsidieregelingen voor de verduurzaming van museaal vastgoed.

De Museumvereniging publiceert wel cijfers over aantallen tentoonstellingen in Nederland en bezoekers. In een ‘normaal’ pre-coronajaar als 2019 zijn 2.250 tentoonstellingen georganiseerd; daar kwamen 32,5 miljoen bezoekers op af, van wie 10 miljoen uit het buitenland. Voor het afgelopen museumjaar houdt de Vereniging de prognose aan van tussen de 21 en 24 miljoen bezoekers.

2 Kunnen kunstenaars duurzamer werken?

Voor Tino Sehgal (1976) is het zo klaar als een klontje. Al bijna twintig jaar reist de kunstenaar nauwelijks nog per vliegtuig, en als hij dat wel doet, omdat er „geen andere, goede manier is om de oceaan over te steken”, zoekt hij uit welk vliegtuig het minst vervuilt. Samen met zijn studiodirecteur Louise Hojer pakt hij de trein vanaf woonplaats Berlijn. Zelfs voor projecten in Japan en China, ging hij voor de oorlog in Oekraïne met de Transsiberië Express. Vanuit Berlijn is het twaalf uur treinen naar Moskou. Vandaar voert een zesdaagse treinreis naar Japan. Onderweg repeteert Sehgal met de dansers uit zijn groep. Sehgal in een interview in 2021: „Op het moment dat je een gewoonte verandert, bijvoorbeeld met het oog op duurzaamheid of je CO2-voetafdruk, dan gaan ook weer nieuwe deuren voor je open. Reizen per trein heeft het imago minder efficiënt te zijn. Maar anders dan een vliegtuig, kun je een treincoupé eenvoudig veranderen in je kantoor, met internet en laptops. En je komt uitgerust aan.”

Sehgal is één van de kunstenaars die als ambassadeur optreedt voor de in 2020 in Londen opgerichte Gallery Climate Coalition (GCC). Deze ngo is opgericht door een voormalig directeur van Frieze Art uit onvrede met de toenemende vervuiling van de beurs en het publiek. De GCC is succesvol en telt inmiddels 800 leden wereldwijd, waaronder grote galeries als Hauser & Wirth en Gagosian, musea als MoMA PS1 en de Londense Hayward Gallery, kunstenaars en kunstbeurzen. De organisatie opereert als een kennisplatform, geeft praktische tips, heeft een handige carbon calculator, organiseert webseminars waar musea hun problemen met verduurzaming kunnen voorleggen en lanceert belangrijke campagnes. De toon van alle publicaties is niet die van een moralistisch vingertje, maar meer: kijk hier eens naar, deze alternatieven zijn beschikbaar.

Vorig jaar is de campagne over klimaatvriendelijk kunst- en zakelijk transport gelanceerd. Via de carbon calculator van de GCC is in een oogwenk de voetafdruk van je kunstbezoek te berekenen. Zo stoot je met een retourvlucht economyclass vanuit Amsterdam naar de Biënnale van Venetië 260 kilo CO2 uit. Vlieg je businessclass, dan wordt het 750 kilo. Neem je de auto heen en weer over de Alpen, dan stoot je 46 kilo CO2 uit. En met de trein (drie tot vijf keer overstappen) is het maar 20 kilo.

Leden – liefst betalend – onderschrijven de principes van de GCC: ze committeren zich aan een „milieuverantwoordelijke kunstwereld”, proberen hun CO2-voetafdruk te halveren en willen bijdragen aan „systemische veranderingen” in je beroepspraktijk. Wat opvalt in de ledenlijst: de ondervertegenwoordiging van Nederlandse leden. NRC telt slechts vier Nederlandse galeries, drie kunstenaars (Erik van Lieshout, Jan Eric Visser en Joost van Oss), kunstbeurs Unfair, de Tefaf, de Nederlandse Galerie Associatie en één museum: het Van Gogh. Maar wat dat lidmaatschap inhoudt, is niet bekend bij de museumdirectie.

De Nederlandse kunstenaar Jan Eric Visser (1962) en zijn vrouw wonen en werken in een huis waar alles wordt gerecycled. De boodschappen komen binnen via de voordeur. In de keuken worden die verwerkt tot eten. Na afloop gaan alle verpakkingen naar Vissers atelier op de begane grond. Als kunstwerk gaan ze vervolgens weer via de voordeur naar buiten. Als jongetje, zo vertelt Visser, voelde hij al het alarmerende karakter van het rapport van de Club van Rome Grenzen aan de Groei (1972). „Ik had toen al het idee dat die uitputtingsslag en de vervuiling die wij als mens de aarde toebrachten, heel serieus was. Ik wilde mijn huisvuil niet in die stroom mee laten gaan. Dus sluit ik het op in mijn beelden. Mijn beelden zijn in feite vuilniszakken die zich gedragen als kunst.”

Mijn beelden zijn in feite vuilniszakken die zich gedragen als kunst

Jan Eric Visser kunstenaar

Vissers werk wordt in binnen- en buitenland tentoongesteld. Bij alles kijken hij en zijn vrouw hoe ze zo CO2-neutraal mogelijk kunnen werken. Dat betekent zoveel mogelijk met de trein, gezamenlijk vrachtladingen organiseren en ook echt zeuren: als een werk in de Rotterdamse haven aankomt en het transportbedrijf wil het in Amsterdam overslaan om het vervolgens weer naar Rotterdam terug te rijden, dan kaarten ze dat aan. Maar het is een voortdurende afweging. „Ik vind het belangrijk dat mensen mijn werk kunnen zien. En daarom gaat mijn werk op reis naar een ver land – maar dan wel per boot.”

Hetzelfde dilemma geldt voor Erik van Lieshout (1968). Hij en zijn vrouw en manager Suzanne Weenink zijn „heel alert” op hun voetafdruk, sinds ze lid zijn van de Gallery Climate Coalition. Weenink: „Kunstenaars zijn qua thema’s in hun werk veel met de klimaatcrisis bezig. Maar hoe ze zich zélf in hun praktijk gedragen, lijkt daar bijna los van te staan. Dus vlieg je toch naar een residency in Japan, of vraag je een beurs aan om een film te maken in Mongolië? Ik blijf dat… interessant vinden. Kunst heeft het idee van zichzelf dat ze een voorhoede is. Maar in het doen, in het handelen is kunst eigenlijk helemaal niet zo’n voorhoede.”

Van Lieshout: „Vroeger vloog ik wel acht keer per jaar. Zonder problemen. Maar nu is vliegen binnen Europa echt uit den boze en vliegen we intercontinentaal haast niet meer.” De laatste keer dat Van Lieshout zijn galeriehouder Anton Kern in New York bezocht, is drie jaar geleden. Zijn tentoonstelling in New York eind 2021 is deels per Dropbox verstuurd en digitaal geïnstalleerd. „Ik had er hartstikke graag willen zijn”, zegt Van Lieshout. „Het is mooi dat dit door de techniek allemaal kan. Maar ik verlies wel iets door niet te gaan. Ook kunstenaars moeten afstand gaan doen van veel dingen die we altijd als vanzelfsprekend hebben ervaren. En daar is dit er één van.”

Illustratie Ming Ong

3 Nemen galeries hun verantwoordelijkheid?

In Nederland heeft de beeldende kunst een opmerkelijk fijnmazige infrastructuur. Met 650 musea, waaronder 100 kunstmusea, is Nederland zelfs wereldleider. Daarnaast zijn er bijna 450 galeries. Daarvan zijn 85, veelal de grote, aangesloten bij de Nederlandse Galerie Associatie (NGA). Die NGA is „meteen” in 2020 lid geworden van de Gallery Climate Coalition. Bestuurslid Geert van der Meulen: „Iedereen kan een aandeel hebben in het naar beneden brengen van zijn climate footprint. En dat kan al met heel kleine dingen, zoals naar de kunstbeurs Armory in New York vliegen met werken op papier in plaats van loodzware bronzen beelden.” De NGA heeft haar leden in 2020 via een nieuwsbrief gewezen op het bestaan van de Gallery Climate Coalition.

Directeur Nick Terra van de Amsterdamse Galerie Fons Welters is sinds 2021 lid van de Gallery Climate Coalition. Dat voelt, zo zegt hij, „alsof hij een extra assistent in de galerie” heeft. Voor allerlei vragen, van dakisolatie en waterpompen tot alternatieve verpakkingen voor vervuilend bubbeltjesplastic, wendt Terra zich tot de Britse non-profit. „Ik ben veel bewuster geworden. Vroeger vloog ik tientallen keren per jaar naar Londen, Parijs, Bazel, zeker een paar keer per jaar naar Amerika. Terwijl nu denk ik, als ik die CO2-uitstoot zie bij de carbon calculator: ‘Waarom pak ik niet gewoon de trein naar Art Basel?’ Binnenkort ga ik met de trein naar Wenen – zo’n ticket is duurder, de reis duurt langer, maar in de trein kan ik goed werken, en ik kom uitgerust aan.”

Ik ga met de trein naar Wenen – dat is duurder, duurt langer – maar in de trein kan ik goed werken en ik kom uitgerust aan

Nick Terra Galerie Fons Welters

Jorg Grimm van galerie Grimm, met vestigingen in Amsterdam, New York en Londen, is lid van de Gallery Climate Coalition „voor het maximale bedrag van 500 Britse pond”. De opening van zijn galerie in Londen is deels uit klimaatbewustzijn gebeurd, deels omdat hij kunstenaars een internationaal podium wil geven. „Ik breng in Londen vooral lokale kunstenaars. Dat scheelt in transport over zee en de lucht.” In de galeries in Londen en New York presenteert hij ook Nederlandse kunstenaars. Dat die internationale presentaties op gespannen voet staan met de wens om minder CO2 uit te stoten, weet hij. „De schilderijen van Tjebbe Beekman, die vorig jaar in New York te zien zijn geweest, zijn via Kortmann per vrachtvlucht gegaan.” Absurd grote werken vervoert hij soms per containerschip. „Ik heb eens een joekel van een beeld van de Amerikaan Matthew Day Jackson op zo’n flatgebouw van New York naar Parijs laten varen. Die reis duurde twee weken en was goedkoper dan per vliegtuig.”

Veilinghuis Christie’s en het New Yorkse kunsttransportbedrijf Crozier organiseren inmiddels kunsttransporten van de haven van New York naar Londen en Hong Kong in volledig geklimatiseerde en schokbestendige zeecontainers. Een kunsttransport over de oceaan is volgens Christie’s 80 keer minder vervuilend dan een vliegreis. Voor schilderijen, en zeker voor oude meesters, ligt een zeecontainer als transportmiddel niet voor de hand. Verzekeraars eisen een luchttransport en ook bruikleengevers zien hun topstukken liever niet zo lang onderweg.

4 Wordt het tijd voor een duurzaamheidscode?

Mei 2022. Een als bejaarde vrouw vermomde man springt in het Louvre voor Leonardo da Vinci’s Mona Lisa uit zijn rolstoel, probeert het veiligheidsglas in te slaan en smeert, als dat niet lukt, het glas in met banketbakkersroom. Zijn voorbeeld krijgt navolging. Hooimijten van Monet, Vermeers Meisje met de parel, Van Goghs Zonnebloemen – in Potsdam, Den Haag en Londen wordt het voorzetglas van de doeken besmeurd met aardappelpuree en tomatensoep. In het Mauritshuis in Den Haag lijmt een actievoerder zijn voorhoofd vast aan het voorzetglas.

Geen kunstwerk raakt beschadigd. Maar binnen de museumwereld zijn de reacties niet mals. Van puur onbegrip naar woede, tot ook weer een kruimeltje begrip. „Ik begrijp de motieven van die mensen”, zegt Stijn Huijts van het Bonnefantenmuseum in Maastricht. „Maar alsjeblieft – blijf met je tengels van die kunst af, want kunst kan zich niet verweren.”

Chris Julien werkt bij het Amsterdamse Waag Futurelab en begrijpt de wanhoop van klimaatactivisten. Julien is bezig met een promotie-onderzoek aan de Universiteit van Utrecht en actief binnen Extinction Rebellion. Hij is pleitbezorger van een code Cultuur, Klimaat en Milieu en schreef daarover vorig jaar een opiniestuk met twee anderen in de Volkskrant. „We leven in een wereld die op alle mogelijke manieren in crisis is”, zegt Julien nu. „De kunstwereld beseft te weinig dat ze daar deel van uitmaakt. Musea moeten begrijpen: No art on a dead planet. Musea gaan niet uit zichzelf veranderen. Daarom die code.”

Dat gebeurt al in Groot-Brittannië. De Britse Arts Council – die jaarlijks meer dan 80 miljoen euro aan kunst en cultuur geeft – hamert er al meer dan tien jaar op dat kunstinstellingen hun ecologische verantwoordelijkheid moeten nemen. Dat beleid is vanaf 2020 aangescherpt en één van de vier voorwaarden om subsidie van de Arts Council te krijgen.

In Nederland is Eelco van der Lingen, directeur van het Mondriaan Fonds geen voorstander van zo’n extra code. Dat schreef hij althans in een reactie op Juliens’ opiniestuk in de Volkskrant vorig jaar. „De inzet van een code suggereert ten onrechte dat er vooral in de culturele sector een probleem zit. […] We willen terughoudend zijn met het invoeren van nieuwe codes. Als het gaat om een oproep aan staatssecretaris Gunay Uslu, dan zou ik niet op een nieuwe code inzetten, maar vooral op meer financiële ruimte voor de Fair Practice Code en de Code Diversiteit & Inclusie, want de institutionele wil om stappen te zetten richting een kleinere ecologische voetafdruk is er al lang. Alleen het budget om dit op een goede en verantwoorde manier te doen en om daarin iedereen mee te nemen, daar valt nog veel winst te behalen.”

In een latere toelichting schrijft Esther Schussler, woordvoerder van het Mondriaan Fonds, aan NRC: „Wat wij uit het veld horen is dat er behoefte is aan data; wat is de winst die behaald kan worden binnen de cultuursector in vergelijking met grote industriële vervuilers, bio- en vleesindustrie, toerisme-industrie, kledingindustrie en de zorg? Wat is daadwerkelijk de klimaatschade van de culturele sector en waar valt maatschappij breed uiteindelijk de meeste winst te behalen?”

Volgens Van der Lingen, „is er al zoveel” op het gebied van verduurzaming. „Denk aan klimaatneutrale museumdepots, groene daken en andere infrastructurele zaken.”

5 Hoe wordt een museum een duurzaam voorbeeld?

Het klopt dat met name de gebouwen en bedrijfsvoering van de rijksmusea de laatste jaren een flinke duurzaamheidsslag hebben gemaakt. Zo is in het Rijksmuseum verduurzaming in alle onderdelen van de bedrijfsvoering doorgevoerd: inkoop, afval, onderhoud tuinen, transport en energieverbruik. Het atrium wordt op restwarmte gestookt. In 2021 heeft het museum als eerste ter wereld een zogeheten BREEAM-NL duurzaamheidscertificaat ontvangen met een ‘excellent’ beoordeling.

Het Van Gogh Museum (ook een Rijksmuseum) heeft tien jaar geleden een nulmeting gedaan en streeft, aldus zakelijk directeur Rob Groot, „naar een verlaging van CO2-uitstoot met jaarlijks 5 procent”. Het Van Gogh verwarmt het museum zuinig, door een warmte-koudeopslag op 160 meter diepte in de bodem onder het museum. Er is overal dubbelglas en de klimaatinstallaties op zaal en in het depot werken op duurzaam opgewekte energie. Om de ecologische footprint van het gebouw verder te verkleinen zijn vleermuiskasten gebouwd (helaas nog geen bewoners), er zijn geveltuinen, afvalstraten en watermeters die het verbruik minimaliseren.

Illustratie Ming Ong

Het Scheepvaartmuseum heeft zich vanaf 2018 ontwikkeld tot een, zoals directeur Michael Huijser dat noemt, „ecopositief museum”. Dat begrip heeft hij uit het boek EcoPositief in Vijf Stappen (2020) van industrieel ontwerper Babette Porcelijn. Huijser: „Duurzaamheid gaat niet alleen maar over de vermindering van je CO2-uitstoot maar over je hele footprint: van je bezoekersstromen die we via een elektrische cultuurferry vanaf het Centraal station willen laten varen, tot aan de dagelijkse bedrijfsvoering, de horeca en het beheer van je gebouw.”

Dankzij de warmte-koudeopslag is het uit drie gebouwen bestaande Scheepvaartmuseum nog maar voor 3 procent afhankelijk van gas. Dit jaar wordt alles dubbel beglaasd – een „gigantische investering”, zegt Huijser, „die we terugverdienen met onze evenementen”. Het Scheepvaartmuseum doet – uitzonderlijk voor Nederland – bijna alle horeca in eigen beheer. „Daardoor hebben we korte aanvoerlijnen, kiezen we voor lokale producten, geen buffetten meer, minder vis en vlees, zero waste menu’s. Je kunt niet hebben dat je evenementenafdeling nog vol aan het vlees zit, terwijl je verder qua gebouw en omgeving hartstikke duurzaam bent.”

Aarzelend vroeg Huijsers Raad van Toezicht in 2016 of dit allemaal niet enorm riskant was. Huijser: „Ik zei: ‘Ik durf wel risico’s te nemen.’ Uiteindelijk heeft het ons alleen maar meer gebracht: zowel voor het gebouw, het personeel, het publiek, het programma als voor onze omzet, die is gestegen dankzij die eigen horeca.”

6 Waarom nemen musea geld aan van vervuilers?

Bij het Stedelijk Museum in Amsterdam is de vraag aan directeur Rein Wolfs, waarom het museum, dat zich zo graag mengt in maatschappelijke debatten, zoals over de klimaatcrisis („grootste uitdaging van onze tijd”), nog steeds een zwaar vervuilende sponsor heeft. Dat is Tata Steel, het meest vervuilende bedrijf in Nederland – de staalfabriek is verantwoordelijk voor 7 procent van de totale landelijke uitstoot van broeikasgassen.

De sponsorrelatie met Tata Steel dateert van eind 2017. Toen liet toenmalig directeur Beatrix Ruf een door Rem Koolhaas ontworpen parcours van stalen wanden in de kelder van de ‘badkuip’ plaatsen, waar de vaste collectie in een nieuwe, a-chronologische opstelling getoond werd. Die wanden, bekleed met een dun laagje hout, bevatten 180 ton staal. Ze werden geproduceerd en geleverd door Tata dat de wanden aan het Stedelijk schonk. Het museum was van plan de opstelling „minimaal vijf jaar” zo te tonen, maar koos maar koos een aantal jaar na het vertrek van Ruf toch voor een flexibeler tentoonstellingsconcept in de nieuwbouw.

De zware wanden staan nog steeds in wat nu een grote zaal voor tijdelijke exposities is. Wolfs verwacht dat vóór september, wanneer het Nan Goldin-retrospectief in de kelder opent, het staal het museum „waarschijnlijk” heeft verlaten. „“We zijn as we speak met Tata in gesprek om de wanden te verwijderen en te hergebruiken”, licht een woordvoerder toe.

Wolfs wil Tata Steel eigenlijk geen sponsor noemen, hoewel het bedrijf onder die naam in het jaarverslag staat. „We krijgen niet jaarlijks geld van Tata. Dit was een eenmalige gift. Kijk, ik ga hier geen reclame maken voor Tata Steel, maar de fabriek is op het moment wel bezig met een ongelooflijke duurzaamheidsslag.” Het staal – eigendom van het museum – wordt niet verkocht aan Tata. „De stalen wanden kunnen worden hergebruikt”, zegt Wolfs. „Maar ook worden omgesmolten.”

Bij Tata Steel willen ze de stalen wanden „een tweede leven” geven, zegt woordvoerder Ariane Volz. „Wellicht in de vorm van een bezoekers- of informatiecentrum bij ons terrein in IJmuiden. Want daar vindt de komende jaren de grootste industriële transitie van de 21ste eeuw in Nederland plaats. We richten ons namelijk op een toekomst waarin wij groen staal maken in een schone omgeving.”

Zonder die gesponsorde blockbusters kunnen we geen klimaat-kritische kunstenaars programmeren

Esther Moesker Groninger Museum

Sponsoring door fossiele bedrijven komt nog veel voor in de Nederlandse museumwereld, blijkt uit onderzoek van NRC. NRC koos tien musea die veel bezoekers trekken, verspreid over het land. Van die musea blijken er acht een sponsorrelatie te hebben met vervuilende bedrijven, of met financiële instellingen die in de fossiele industrie investeren.

Omdat er geen onafhankelijke instantie bestaat die beoordeelt hoe ‘fossiel’ een bedrijf is, werd de analyse overgenomen die milieuorganisatie Milieudefensie vorig jaar liet maken door onderzoeksbureau New Climate Institute. Dat bureau beoordeelde de klimaatambities van 21 bedrijven en 8 financiële instellingen in Nederland. Vooral banken blijken belangrijke sponsoren van de onderzochte musea, maar de museumsector ontvangt ook geld van bijvoorbeeld KLM en van chemisch bedrijf AkzoNobel.

Het Groninger Museum maakt er geen geheim van. Het museum heeft „warme banden”, zoals zakelijk directeur Esther Moesker het uitdrukt, met de twee fossiele bedrijven Gasunie en het daarvan afgesplitste GasTerra (dat in 2024 ophoudt te bestaan). Dat is al zo sinds de opening van het postmoderne gebouw in 1994 en dat gaat al jaren naar volle tevredenheid. Ieder jaar sponsoren de twee bedrijven een grote blockbuster. „En zonder die winstgevende blockbusters”, zegt Moesker, „kunnen we geen geëngageerde, klimaat-kritische kunstenaars programmeren waar minder publiek op afkomt, maar wier werk we wel belangrijk vinden.”

De ambitie om te stoppen met de fossiele sponsoring is er niet. Moesker: „Gasunie is een van de aanjagers van de energietransitie. Dat vinden we heel belangrijk. Ja, het is dramatisch wat er gebeurt in het aardbevingsgebied. Maar Gasunie is economisch belangrijk voor veel Groningers. Uit een enquête die het Dagblad van het Noorden onlangs hield, bleek dat 80 procent van de respondenten vond dat wij de banden met Gasunie niet hoefden te verbreken.”

Bij het Drents Museum zijn directeur Harry Tupan en duurzaamheidscoördinator Jeanette Roorda minder optimistisch. Hoofdsponsor van het Drents Museum is de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM), de joint-venture van olie- en gasbedrijven Shell en ExxonMobil die de afgelopen halve eeuw aardgas heeft gewonnen in Groningen. De NAM sponsort ook het Openluchtmuseum in Arnhem.

„Dit is een heel ingewikkelde kwestie”, zegt Tupan van het Drents Museum. Want natuurlijk: ook wij maken ons zorgen over de toekomst, over onze kinderen en kleinkinderen. NAM is verbonden aan het museum sinds 1975 en al heel lang verankerd in Drenthe. Het bedrijf zorgt voor werkgelegenheid. We hébben hier geen industrie, geen grote bedrijven. Ik wissel een hoofdsponsor als de NAM niet zo makkelijk in.”

Ik wissel een hoofdsponsor als de NAM niet zo makkelijk in

Harry Tupan Drents Museum

Als over twee jaar het sponsorcontract met de NAM afloopt, hoopt Tupan niet dat het contract stopt. „Waar moet ik extra geld voor grote tentoonstellingen vandaan halen? Bij de overheid? Bij fondsen? Bij andere industrieën die hier niet zijn? Als NAM wegvalt, dan komt de tent half leeg te staan.”

Tupan twijfelt: „Moeten wij, als Drents Museum, radicaal de knoop doorhakken? Of moet er ook een statement komen vanuit de Museumvereniging of de Rijksoverheid?”

Carasso van de Museumvereniging is verrast dat musea zich nog door fossiele industrie laten sponsoren: „Ik dacht dat de meeste van die sponsorcontracten inmiddels wel waren stopgezet.” Die richtlijn staat sinds 2020 wel in de internationale ethische museumcode van de ICOM. Volgens Carasso is fossiele sponsoring niet meer van deze tijd. „Hoe hard je het als museum ook nodig denkt te hebben. Dat bewustzijn moet er komen: als er een deur dicht gaat, gaat er ook weer een deur open.”

Zakelijk directeur Moesker van het Groninger Museum ziet die deur in Groningen nog niet zo snel opengaan: „Voorlopig hebben wij geen alternatief. We merken dat sponsoring sowieso de laatste twee jaar heel lastig is geworden. Bedrijven willen best wat bijdragen, maar dan vooral dienstverlenend of in natura. Ze doen niet meer wat ze vroeger deden: geld geven.”

7 Kan een blockbuster ook zonder vliegtuig?

Tentoonstellingen zijn de levensader van musea – ook in Nederland. Zonder bijzondere tentoonstellingen met bruiklenen geen publiek. Zonder publiek geen eigen inkomsten. Directeur Taco Dibbits van het Rijksmuseum zegt: „Tentoonstellingen dienen daarnaast nog een ander doel: dat je de ramen openzet en je blik verbreedt. Je wilt geen isolationistisch, xenofoob land worden, maar aan de andere kant wil je ook niet de hele wereld naar binnen halen, vanuit ecologisch besef.”

Bij Kunsthal KAdE in Amersfoort, waar jaarlijks een bescheiden aantal bezoekers komt, is directeur Robbert Roos, „absoluut niet” van plan zijn internationale tentoonstellingsbeleid te veranderen. Roos vliegt voor zijn landententoonstellingen regelmatig ver weg naar Brazilië, Verenigde Staten, Japan, Zuid-Afrika. „Nederland is onderdeel van de wereld, en ik vind het belangrijk om ook ‘dat andere’ te laten zien. Daarmee voegen wij iets toe.”

Ook bij het Drents Museum laat Harry Tupan niet na om het succes van de Frida Kahlo-tentoonstelling in 2022 te roemen: „Honderdveertigduizend bezoekers in corona-tijd en zes miljoen euro omzetstijging in de stad Assen.” Dat zo’n tentoonstelling duurzamer kan en moet, beaamt hij. Dat koeriers vanuit Mexico businessclass vliegen om de bruiklenen te begeleiden, vindt hij niet meer van deze tijd. „Ik zit zelf ook met mijn oren tussen mijn knieën op rij 34c.”

Een museum als het Bonnefantenmuseum in Maastricht laat tentoonstellingen langer staan. Bij het Van Goghmuseum richten ze zich explicieter op Nederlandse bezoekers dan vroeger. „De extreme getallen van voor corona streven we niet meer na”, zegt zakelijk directeur Rob Groot. Bij het Kunstmuseum in Den Haag en het Stedelijk Museum in Amsterdam wordt voor een tentoonstelling in de eerste plaats binnen Europa naar bruiklenen gezocht. Directeur Wolfs van het Stedelijk Museum: „Ik zeg tegen de curatoren: we gaan echt niet uit alle hoeken van de wereld bruiklenen tevoorschijn halen. Soms moet je gewoon dat ene stuk loslaten.”

De succesvolle IJslands/Deense installatiekunstenaar Olafur Eliasson (1967) heeft voor de honderd werknemers van zijn Berlijnse studio een no fly rule opgesteld: gevlogen wordt er alleen als het niet anders kan. Zo is een grote solo van Eliasson in 2020 in Japan vanuit Berlijn met de Transsiberië Express vervoerd en vervolgens per schip van China naar Japan. De inrichting en het testen van de werken in de tentoonstelling is via videoconferenties vanuit Berlijn gebeurd. Niemand van de studio is voor de tentoonstelling naar Japan gereisd.

In de museumwereld is het Scheepvaartmuseum in Amsterdam een voorloper. Onlangs heeft het museum een toolkit gedemonstreerd op een bijeenkomst met meer dan 150 museumprofessionals. Directeur Huijser: „We maakten een tentoonstelling van fotograaf Kadir van Lohuizen over de problemen van een stijgende zeespiegel. Die tentoonstelling is hier te zien geweest. Toen ging de tentoonstelling naar New York, en misschien gaat ze straks nog naar Hong Kong. Bij de voorbereidingen zeiden we al: het is te bizar voor woorden dat we vliegtransporten gaan organiseren voor een tentoonstelling die gaat over klimaatcrisis.”

Zo ontstond het idee van een duurzaam reismodel. Voor 50.000 euro kunnen musea de compleet ingerichte tentoonstelling die op een memory-stick staat, overnemen. Instellingen kunnen vervolgens zelf de tentoonstelling op maat maken. Ze mogen de foto’s printen bij vaklaboratoria, met alle rechten die daarbij horen.

Huijser: „Angst voor verduurzaming is helemaal niet nodig, het heeft bij het Scheepvaartmuseum alleen maar goede dingen opgeleverd – in alle opzichten. Iedere bezoeker die hier in 2030 rondloopt wil ik een klein beetje medeverantwoordelijk maken voor de klimaattransitie – met een groter bewustzijn van wat je doet en wat je nalaat. Want wat laat je na op aarde? Dáár gaat dit om.”

Dit onderzoek kwam mede tot stand dankzij een subsidie van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten

Foto’s: Turtle, Getty Images, Wikimedia

Lees verder…….