Gazanen in Nederland: ‘Het voelt alsof we daar zijn’

Veel Palestijnen uit Gaza die in Nederland wonen, volgen het huidige conflict in het Midden-Oosten op de voet. Het precieze aantal Palestijnen dat de afgelopen jaren naar Nederland is gekomen, is onbekend. Ieder jaar registreert de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) enkele tientallen asielaanvragen van Palestijnen die direct afkomstig zijn uit Gaza en de Westelijke Jordaanoever. Deze cijfers zijn niet compleet, laat een woordvoerder van de IND weten, omdat Palestijnen onder diverse categorieën van de dienst vallen: stateloos, onbekend, of als onderdaan van een land. Palestijnen krijgen niet gemakkelijk een verblijfsvergunning in Nederland, zegt Vluchtenlingenwerk, doordat ze vaak buiten de Palestijnse gebieden, in bijvoorbeeld Jordanië of de Verenigde Arabische Emiraten, hebben gewoond dan wel gewerkt en dus aan de IND moeten bewijzen dat ze ook daar gevaar liepen.

NRC sprak met twee gezinnen uit Gaza die na 2014 – uit ongenoegen over de voortdurende oorlog en economische malaise – naar Nederland kwamen. Ze willen hun verhaal doen, omdat ze aandacht willen vragen voor de situatie in Gaza. Hoe ervaren zij deze oorlog ‘op afstand’ in hun geboortestreek?

Moueen en Heba wonen met hun zes kinderen – drie zoons en drie dochters– in een flat.
Foto Mona van den Berg

Moueen en Heba Alborsh

De familie Alborsh slaapt nauwelijks meer. De tv in de huurwoning in Amsterdam Nieuw-West staat 24 uur per dag aan, op Al Jazeera of lokale Palestijnse zenders. „Ik merk niet of het ochtend of avond is”, zegt Moueen Abdallah Alborsh (48) in het Engels. Hij vluchtte met zijn dochter Sama (12) in 2019 uit Gaza naar Nederland. Vorig jaar volgde zijn vrouw Heba (35) met hun andere kinderen. „We staan onder de controle van de televisie. Alle zaken in ons leven zijn stil komen te staan. Het voelt alsof we daar zijn.”

Een constante stroom aan beelden van bombardementen, slachtoffers en puin brandt zich in het netvlies van de familie. „Soms vinden ze alleen nog voeten”, zegt zoon Souhaib (9), starend naar de tv. Die dag is een deel van het gezin gaan demonstreren in Den Haag, om „nog iets positiefs” bij te dragen. Bij thuiskomst krijgt Moueen Alborsh een bericht van familie in Gaza: zijn neef is omgekomen.

De telefoon rinkelt, pingt en trilt om de paar minuten. „Ik ben bang om mijn familie te vragen hoe het gaat”, zegt Heba Mohammad Alborsh. „Of ze wel hebben gegeten vandaag, of mijn vader zijn medicijnen wel heeft.”

„We voelen ons schuldig”, zegt Moueen. „We waren daar aan het lijden met hen. Nu zijn wij veilig, en zijn zij in gevaar.” Hij drukt zijn dochter Mera (1) een Palestijns vlaggetje in de hand. De familie heeft zich op de bank voor de tv verzameld, de gordijnen zijn gesloten. Terwijl zijn vrouw praat, vertaalt hij. „Als er iets beweegt in Gaza kan het een raket zijn. Je zit stil in je huis en bent bang om naar het toilet te gaan.”

Fosforaanval

Het gezin woonde in Gaza in de noordelijke stad Jabalia, vertelt Moueen. Alborsh heeft een doctoraat in medicijnen en werkte in het bestuur van een Gazaanse universiteit. In 2014 besloot Alborsh dat hij wilde vertrekken. In dat jaar voerden Hamas en Israël 51 dagen oorlog, waarbij meer dan tweeduizend doden vielen. De familie Alborsh schuilde tijdens die dagen onder de trap van hun woning, zegt Moueen. „We hoorden mensen om ons heen overlijden.” Over zijn vertrek uit Gaza en de asielprocedure in Nederland wil hij niet veel kwijt.

Een belangrijke reden om te vertrekken, was zijn dochter Sama. Haar behandelingen voor een genetische afwijking sloegen niet aan en dokters raadden hem aan haar in het buitenland te laten behandelen, zegt Moueen. Ook heeft een deel van de familie volgens Moueen gezondheidsklachten gekregen na een witte fosforaanval in Jabalia in 2008. Israël erkende in 2009 het gebruik van het omstreden middel in Gaza, maar benadrukte dat dit niet op burgerdoelen was gebruikt.

Heba was toen zwanger. „Drie maanden later kregen we ademhalingsproblemen, net als onze pasgeboren baby. We zijn drie keer naar het ziekenhuis geweest, maar hij stierf na een jaar.” Moueen denkt dat hun oudste zoon autistisch is geworden als gevolg van de fosforaanval. Uit stukken van het Amsterdam Medisch Centrum (AMC) die de familie aan NRC heeft laten zien, blijkt niet dat artsen een verband bevestigen tussen de fosforaanval en het autisme van hun oudste zoon.

Zijn dochter wordt inmiddels in het AMC behandeld.

Zolang de internationale gemeenschap niet ingrijpt, is „iedereen” verantwoordelijk voor „deze misdaden”, zegt Alborsh. Hij noemt omgekomen Palestijnse journalisten: „Ze willen niet dat journalisten vertellen wat er gebeurt in Gaza. Ik wil dat de Nederlandse regering ons steunt zoals Oekraïne wordt gesteund als Rusland Oekraïners vermoordt. Okay, we hebben geen blond haar en blauwe ogen, maar we zijn ook mensen.”

Volgens de familie Alborsh bestaat tussen Rusland en Israël geen onderscheid: „Allebei doden ze burgers.” Zijn vrouw knikt en laat haar telefoon met de geopende vertaalapp zien. Ze schrijft: „Ik hoop dat de oorlog eindigt, zodat de overlevenden kunnen leven. Kinderen daar hebben psychologische hulp nodig.”

Heba (35) Mohammed Alborsh. Twee jaar geleden kwam ze in het kader van de gezinshereniging vanuit Gaza naar Nederland.
Foto Mona van den Berg

Atef en Madhat Alimawi

„Deze oorlog is anders dan de andere”, zegt Atef Alimawi (71), vanuit zijn woonkamer in de Utrechtse wijk Overvecht. In 2014 vertrok hij met een Turks visum uit Gaza, na een jaar wachten aan de grensovergang bij Rafa. Behalve zijn zoon, dochter en vrouw, is zijn familie daar gebleven. Wanneer hij vertelt, zijn Alimawi’s handen ineengevouwen, zijn toon rustig. Nadat zijn zoon Madhat (27) de vragen van de interviewer heeft vertaald, laat hij een korte stilte vallen, knikt en begint te praten.

„Gaza is totaal afhankelijk van de VN-hulporganisatie UNWRA. In eerdere oorlogen kon hulp altijd binnenkomen. UNWRA was gewend 150 vrachtwagens per dag binnen te brengen. Nu maken ze ruzie over 20. Dat is niet genoeg.” Volgens hem is „geen enkele plek” veilig in Gaza: „Er is gebrek aan hoop.” Zijn zus verliet – na de oproep van het Israëlische leger – haar huis in het noorden van Gaza: „Ze zit in Deir al-Balah. Het idee dat het zuiden veiliger is, klopt niet.”

De rest van de familie – zijn dochter, broer, kleinkinderen en achterkleinkinderen – schuilt in een school in het noorden van Gaza die dienstdoet als vluchtelingenopvang. „Er zitten meer dan tweehonderd mensen in een kleine school. Soms komen fragmenten van mortiergranaten het gebouw binnen”, vertelt Alimawi. „Er is honger, ze krijgen een halve liter drinkwater per dag”, zegt zijn vrouw Wisam Nasif (61).

Omdat de familie daar beperkt internet heeft, belt het gezin nieuwsupdates over de oorlog door. „Als we bellen met familie daar, vragen ze naar ónze gezondheid”, zegt Alimawi.

„We vragen of we iets voor hen kunnen betekenen, maar helpen vanuit hier is onmogelijk. Ik kan niet eens geld sturen, omdat geldtransfers niet aankomen door de slechte internetverbinding. Ik kan alleen bidden voor de goede afloop”, vult zoon Madhat aan. „Na 7 oktober begonnen Palestijnen op sociale media te posten ‘als ik ooit iets ergs heb gedaan, vergeef me’. Ik denk dat het iets cultureels is: om vergiffenis vragen als je weet dat je misschien doodgaat.” Volgens de familie is het „heel erg” dat er burgerdoden zijn gevallen tijdens de Hamas-terreurdaad van 7 oktober, maar het gezin ziet de gebeurtenissen „niet iets als wat het conflict heeft laten beginnen, maar als onderdeel van een reeks geweld”.

Lees ook ‘Er staat ons in Gaza nog iets gruwelijks te wachten’

Palestijnse kinderen zoeken tijdens de bombardementen hun toevlucht tot een schoolcomplex van de VN.

Naar Gaza

In de jaren zeventig studeerde Alimawi in Egypte. In zijn jeugd had hij „al drie oorlogen meegemaakt”, vertaalt zoon Madhat: „In 1956 heeft Israël Gaza veroverd op Egypte, in 1967 kreeg Israël de totale controle en in 1973 voerde Israël oorlog met Egypte, Gaza zat ertussenin”. Toen Alimawi wilde terugkeren naar Gaza, werd zijn identiteitskaart vernietigd. „Israël had een nieuwe wet ingevoerd: iedere Palestijn die was vertrokken, verloor zijn identiteitsnummer.”

„Israël bepaalt wie Palestijns is”, zegt Atef Alimawi. „Ik had geen identiteitsbewijs meer en kon niet terugkeren naar Gaza.” Hij ging naar Syrië, waar hij in een kledingfabriek werkte en zijn vrouw ontmoette. Zijn zoon Madhat is geboren in Damascus. „Officieel mocht hij niet werken omdat hij stateloos was”, vertaalt Madhat.

Elke dag hield Nasif, zelf Syrische, er rekening mee dat ze op stel en sprong moesten vertrekken. In 2011, bij het uitbreken van de Syrische burgeroorlog was het zover. Het gezin merkte dat Palestijnen doelwit werden van wraakacties van het Syrische regeringsleger.

„Het geweld bereikte ons ook”, vertelt Madhat. „Vluchten was moeilijk zonder papieren, maar we moesten echt weg. Het Palestijnse vluchtelingenkamp Yarmouk bij Damascus waar we verbleven, is een week na ons vertrek gebombardeerd.” De familie ging in 2012 naar Gaza. Omdat Hamas nu de grensovergang in Gaza controleerde, kwamen ze het land deze keer wél in, zegt Madhat. Daar brak twee jaar later opnieuw oorlog uit. Toen hun woning en bakkerij werden gebombardeerd, wilde het gezin definitief weg uit het Midden-Oosten. Dat lukte in 2015, met een Turks visum en een tocht over de Middellandse Zee. De familie Alimawi werd tijdens de asielaanvraag door de IND gezien als Palestijnse Syriërs. „Syrië was volgens Nederland onveilig, dat maakte de aanvraag makkelijker”, zegt Madhat. Inmiddels woont het gezin in Utrecht en doet Madhat een promotietraject in de studie elektrotechniek.

Madhat Alimawi kwam samen met zijn vader in 2014 mee naar Nederland.
Foto Mona van den Berg

Drie opties voor Israël

„Wij Palestijnen zijn gewend om opnieuw te beginnen”, zegt Atef. Het hele gezin toont een vermoeide glimlach en zucht. „Palestijnen zijn het enige volk ter wereld dat direct bezet wordt en het Westen vindt er niks van. Kijk naar Oekraïne: de bezetter wordt altijd door het Westen veroordeeld.”

In de VN heeft de familie weinig vertrouwen: „VN-resoluties in dit gebied, zoals het einde van illegale nederzettingen, zijn nooit nagekomen.”

Volgens Alimawi heeft Israël drie opties: „Doorgaan met de moordpartijen; het mogelijk maken van een onafhankelijke Palestijnse staat volgens de grenzen van 1967 – wat vrede kan betekenen; en datgene waarvoor de PLO [Palestijnse Bevrijdingsorganisatie] al decennia heeft gepleit: één staat waar joden, moslims en christenen gelijke rechten hebben.” Hij denkt dat Israël zal kiezen voor het eerste.

Lees ook Hoe ontstond het conflict tussen Israël en Hamas? Tien vragen en antwoorden

Een Palestijn draagt een gewond meisje weg na een Israëlische aanval op Khan Younis in het zuiden van Gaza.

Lees verder…….