‘Dit regime in Myanmar doet waar het zin in heeft’

Min Zin op een bezoek aan India. „Mensen doneren hun spaargeld om burgermilities die tegen de junta vechten, van wapens te voorzien.”


Foto Siddharth Behl

Interview

Min Zin | dissidente politieke analist

Al decennia zet Min Zin zich in voor een democratischer Myanmar. Sinds vorig jaar is hij nog maar weinig hoopvol. „Deze junta kent geen greintje schaamte of geweten: alleen bruut geweld.”

De avondlucht in een buitenwijk van Chiang Mai is stil en aangenaam lauw. Op het balkon, naast zijn werkkamer vol met boeken, heeft Min Zin momenten van rust als het nieuws uit Myanmar hem dreigt te overspoelen. Als directeur van het Institute for Strategy and Policy, een onafhankelijke Myanmarese denktank, volgt hij in ballingschap vanuit Thailand de bloedige machtsstrijd tussen de junta en een scala aan civiele en militaire verzetsgroepen op de voet.

„Vandaag is echt een beroerde dag”, verzucht de doorgaans vrij stoïcijnse Min Zin. Het raakt hem persoonlijk dat de Britse ex-ambassadeur Vicky Bowman en haar echtgenoot, de kunstenaar Htein Lein, in Yangon zijn gearresteerd. De zoveelste oude bekenden die worden opgesloten. Zeker 12.000 Myanmarezen zitten sinds de staatsgreep van 1 februari 2021 vast in gevangenissen en martelcentra.

Hij vindt het even veelzeggend als omineus dat zelfs de door velen in Myanmar gerespecteerde Bowman, die zich net als haar echtgenoot al jarenlang juist verre houdt van politiek activisme en die na dertig jaar ervaring met het land ook binnen het veiligheidsapparaat en het netwerk van ex-militairen enkele goede contacten heeft, niet veilig is. Hun arrestatie kwam kort nadat het Verenigd Koninkrijk aankondigde de zaak die Gambia tegen Myanmar bij het Internationaal Gerechtshof is begonnen wegens mogelijke genocide tegen de Rohingya-moslimminderheid, te steunen.


Lees ook dit artikel: Internationaal Gerechtshof maakt weg vrij voor genocidezaak tegen Myanmar

Als politiek analist is de 48-jarige Min Zin bedreven in het schetsen van scenario’s. Hij is niet hoopvol over de afloop van deze zaak. Onafhankelijke rechtspraak bestaat niet. „Ze zijn gijzelaars van de militairen. Maar de spelregels van onderhandelingen gelden niet. Dit regime doet waar het zin in heeft.”

Hij waarschuwt dat de modus operandi van de huidige militaire top niet te vergelijken is met die van voorgaande machthebbers uit het leger. „Voor het eerst in hun geschiedenis hebben ze geen enkele ideologische legitimiteit of onderbouwing. Voorgangers pretendeerden nog steun van de bevolking te hebben. Deze leiders nemen die moeite niet meer. Ze hebben geen greintje schaamte of geweten. Ze weten dat hun alleen bruut geweld rest om te proberen de opstand de kop in te drukken.”

Vluchtelingen

De zitkamer van Min Zins huis oogt sfeervol, met een comfortabele bank en kleurige kindertekeningen van zijn dochtertje aan de muren. Maar ook in het kleine huishouden in Chiang Mai klopten vluchtelingen aan. In het gastenverblijf bivakkeerden maandenlang enkele jongeren die aan zijn instituut studeerden. Toen het leger en de politie de protesten tegen de coup neersloegen, wilden ze net als tienduizenden andere demonstranten de wapens opnemen. „Denk na of er betere manieren zijn om een bijdrage te leveren aan de strijd”, maande Min Zin hen. Nu proberen ze op opleidingen in het buitenland terecht te komen.

Het is alsof hij de geschiedenis van zijn eigen generatie herbeleeft. „Ik ben inmiddels een veteraan”, zegt hij met lichte spot, nu hij net als 25 jaar geleden opnieuw moest vluchten voor de militairen. Min Zin groeide op in Yangon, in een gezin waar binnenskamers gesprekken over politiek dagelijkse kost waren. Verschillende van zijn vaders oude vrienden hadden het land van de Britse overheersing naar de onafhankelijkheid van 1948 geleid. Toen de militairen in 1962 de macht grepen, waren ze jarenlang achter de tralies verdwenen. Hij hing aan hun lippen als ze vertelden over hun levensloop.

Hij was veertien jaar toen Myanmarezen in 1988 massaal de straat op gingen uit woede over de armoede en de onderdrukking door het militaire bewind. Studenten en scholieren hadden een voortrekkersrol in de roep om democratische hervormingen en Min Zin werd leider van de Nakatha, de verboden bond voor scholieren.

Roekeloze opwinding, dodelijke ernst

Het was spannend om in de deinende menigte zo hard mogelijk ‘Democracy do ajé! (‘Democratie onze missie!’) te schreeuwen en de verboden vlag van de organisatie te laten wapperen. Maar de sfeer van roekeloze opwinding sloeg om in dodelijke ernst toen om hem heen al snel de eerste slachtoffers vielen door het legergeweld. Terwijl duizenden door de militairen werden opgesloten, dook Min Zin onder.

Zo begon een zwerftocht die negen jaar lang van huis naar huis en van klooster naar klooster voerde. Hij schreef pamfletten tegen het regime en leidde af en toe een korte minidemonstratie. De ene na de andere activist werd opgepakt en in 1997 dreigde hij de volgende te worden. In een maanloze regennacht vluchtte hij naar Thailand. Het voelde als een nederlaag. In zijn hoofd klonk de waarschuwing van zijn vader: „Wie het land verlaat, raakt onvermijdelijk gemarginaliseerd.”

Voor het eerst hebben de militaire machthebbers geen enkele ideologische legitimiteit of onderbouwing

Hij was mager, ongewoon lang voor een Myanmarees en vanwege het gebrek aan daglicht bijna doorschijnend bleek. Zijn Engels klonk verrassend goed voor iemand die vanaf zijn tienertijd niet meer naar school had gekund. Via de radio had hij zich de taal eigen gemaakt. Verder bracht hij zijn ondergrondse dagen door met mediteren, schaken, lezen en nog eens lezen. Vrienden hadden een systeem om hem van boeken te voorzien.

In een lawine van verhalen die negen jaar lang waren opgespaard, blikte hij die eerste dagen na zijn ontsnapping terug op zijn ondergrondse bestaan. De pijn was hoorbaar in zijn stem toen hij zei: „In feite heb ik nooit een jeugd gehad.” En: „Er zijn heel veel mensen gearresteerd en gemarteld vanwege mij.” Enkele jaren later zou zijn jeugdvriend en bondgenoot uit het scholierenverzet in de gevangenis overlijden wegens folteringen en verwaarloosde malaria.

Stroomversnelling

Eenmaal in ballingschap raakte Min Zins leven in een stroomversnelling. Hij werd uitgenodigd door Europese politici en lobbygroepen die zich bezighielden met Myanmar. Bij een eerste reis naar Amsterdam was het Achterhuis een van de highlights. In zijn schuilplaatsen had hij het dagboek van Anne Frank stukgelezen. Hij herkende zich in de woorden van zijn joodse leeftijdsgenoot, die in haar angstige afzondering probeerde te ontdekken wie ze was.

In de Verenigde Staten was men zo van hem onder de indruk dat hij een beurs kreeg om aan de Universiteit van Californië in Berkeley politicologie en journalistiek te studeren, ook al had hij sinds zijn veertiende geen schoolbank meer gezien. MTV stuurde hem op pad voor een interview met Nelson Mandela. Voor internationale publicaties schreef hij analyses.

Hij was net getrouwd toen de militaire leiders in 2012 voorstelden om de strijdbijl te begraven. Zijn artikelen voor The New York Times en Foreign Policy, waarin hij ook de democratische oppositie bekritiseerde, waren niet onopgemerkt gebleven. Tot zijn verbijstering vroegen degenen die jarenlang jacht op hem maakten, of hij hen wilde adviseren in het proces van transitie dat ze hadden ingezet. Hij weigerde beleefd.

Pijnlijke verschillen

In die periode van prille hervormingen pendelde hij heen en weer tussen zijn vaderland en zijn thuis in Chiang Mai. Het was een memorabele, maar ook ongemakkelijke terugkeer. Nobelprijswinnares Aung San Suu Kyi was na ruim vijftien jaar huisarrest vrijgelaten en parlementslid geworden. Zijn commentaar op oppositieleidster Aung San Suu Kyi en haar partijgenoten was niet mals, al waren velen oude bekenden. Als onafhankelijk denker keek hij kritisch naar alle partijen. „Het fragiele transitieproces drijft op afspraken tussen Aung San Suu Kyi en de militaire leiders. Er is geen opbouw van instituties, beleid ontbreekt, beslissingen worden ad hoc genomen”, constateerde hij in 2013.

Het weerzien met zijn vaderland legde meer pijnlijke verschillen bloot tussen hem en de achterblijvers. Hij vond dat de Myanmarese etnische meerderheid te weinig begrip had voor de positie van minderheden, die gelijke rechten en een federale staat willen. Zijn relatie met Aung San Suu Kyi, bij wie hij in de turbulente maanden van 1988 over de vloer kwam als een zoon, bekoelde nadat hij openlijk twijfels had geuit over haar vaardigheden als politica. Die kritiek werd door velen als een gebrek aan respect opgevat. „Ik vernoemde mijn dochtertje naar haar. Hoeveel meer respect kan ik betonen?”

Hij besefte eerder dan de meesten dat de spanningen tussen de legertop en civiele regering, die na de verkiezingen van 2015 onder leiding stond van Suu Kyi, zo hoog opliepen dat een staatsgreep dreigde. Op 1 februari 2021 kreeg hij gelijk. De redenen voor de coup zijn vermoedelijk complex. Maar de persoonlijke botsing tussen Suu Kyi en legerleider en huidig hoofd van de junta Min Aung Hlaing is er volgens hem zeker een.

Gemilitariseerde samenleving

Met de terugkeer naar zijn vaderland verwezenlijkte hij ook zijn droom om in zijn denktank jongeren te trainen in democratisch leiderschap en kritisch denken. „Ik wilde ze de mentors bieden die ik zelf nooit heb gehad. Ik vind het vreselijk dat zij nu meemaken wat ook mijn generatie meemaakte.” Hij leeft mee met zijn landgenoten die zich verzetten tegen het regime en raakt duidelijk aangeslagen bij de gedachte dat elke dag levens verloren gaan.

Uiteindelijk dwingt hij zichzelf telkens weer een stap terug te zetten om zijn kritische onafhankelijke kijk te behouden. Interviews mijdt hij zo veel mogelijk. Liever presenteert hij de onderzoeken die zijn denktank nog omzichtig uitvoert. Binnen het verzet tegen de junta heerst een sfeer wie niet met ons is, is tegen ons. Een onafhankelijke blik wordt al snel als verraad gezien. „Maar juist nu zijn goede analyses nodig”, is zijn overtuiging.

Het baart hem zorgen hoe de situatie zich ontvouwt. „De samenleving raakt meer en meer gemilitariseerd. Mensen doneren hun spaargeld om burgermilities die tegen de junta vechten, van wapens te voorzien. Maar daardoor houden ze niets over voor medische zorg of onderwijs. De nadruk ligt te veel op de militaire strijd. Een bredere strategie en moreel leiderschap ontbreken.” Hij acht het mogelijk dat het leger binnen nu en drie jaar implodeert. „Als we ons daarop niet beter voorbereiden, koersen we af op een lange periode van anarchie en low intensity-conflicten.”


Lees ook dit artikel: De zucht naar wraak in de legertop van Myanmar groeit

Lees verder…….