Discussie in Brussel over nieuwe industriepolitiek. Kan de economie groen én open zijn?

Analyse

Industriepolitiek Deze donderdag presenteert de Europese Commissie twee belangrijke wetsvoorstellen voor een klimaatneutrale toekomst. Critici zeggen dat de EU een protectionistische richting inslaat.

Een open groeve in Échassières, Midden-Frankrijk. De bodem zit vol met lithium.
Een open groeve in Échassières, Midden-Frankrijk. De bodem zit vol met lithium. Foto Francis Cormon/AFP

Kan het eigenlijk: groen zijn én een open economie behouden? In Brussel leidt die vraag dezer dagen tot discussies en een kleine identiteitscrisis. Deze donderdag presenteert de Europese Commissie twee belangrijke wetsvoorstellen voor het pad naar een klimaatneutrale toekomst.

Doel is het drastisch opvoeren van de lokale productie van duurzame technologie en winning van ‘kritieke grondstoffen’. Maar als de plannen realiteit worden, betekenen ze dat de Europese economie een nieuwe richting in slaat met de overheid veel steviger aan het stuur – en niet iedereen heeft daarin evenveel vertrouwen.

Directe aanleiding voor de plannen is de Amerikaanse groene subsidiegolf die president Joe Biden vorig jaar zomer presenteerde. Het leidde de afgelopen maanden in de EU tot grote nervositeit over de concurrentiepositie van Europese bedrijven en daarmee de toekomst van de lokale industrie. Maar op de achtergrond speelt veel meer en is het vooral de opkomst van China die Europa grote zorgen baart. Vooral omdat de Europese afhankelijkheid van China als het gaat om ‘groene technologie’ gigantisch is – en de oorlog in Oekraïne de EU net een lesje heeft geleerd over afhankelijkheid van autocratische staten.

Met de ‘Green Deal’ heeft de EU weliswaar al sinds 2019 een plan voor de klimaatneutrale toekomst in 2050. Maar ambtenaren en diplomaten erkennen dat de geopolitieke dimensie van dat plan altijd al wat magertjes was. De open, efficiënte, op vrijhandel gerichte wereld was nog het uitgangspunt en daardoor ontbrak het aan een duidelijke visie over waar Europa bepaalde technologie vandaan moet halen en wat ze in eigen huis zou moeten produceren.

Maar die wereld bestaat al een tijdje niet meer. En nu ook de VS zich expliciet in de groene concurrentieslag hebben gemengd, kan Europa niet achterblijven – zo vindt men in Brussel. „De wedstrijd is begonnen”, zei voorzitter van de Europese Commissie Ursula von der Leyen woensdag in het Europees Parlement, verwijzend naar de mondiaal snel oplopende investeringen in groene technologie. „Als we koploper willen blijven, moeten we onze zaken op orde krijgen.”

Dat Brussel daartoe de geldkraan wil openzetten werd al eerder duidelijk: lidstaten moeten veel meer staatssteun kunnen gaan uitdelen aan bedrijven in cruciale sectoren. Daarbovenop komen nu de plannen van deze donderdag, waarmee Brussel nog duidelijker de economie de juiste richting in wil gaan sturen.

Staatsgeleide economie

De nieuwe ‘Wet Klimaatneutrale Industrie’ moet ervoor zorgen dat 40 procent van technologie die de EU nodig heeft om klimaatneutraal te worden in 2030 in eigen huis geproduceerd wordt. Maar over hoe dat doel in de praktijk wordt uitgewerkt en wat de Commissie kan doen om het te bereiken, ontstond de afgelopen dagen flinke discussie.

Moet Brussel bijvoorbeeld gaan vastleggen hoeveel zonnepanelen of windmolens er tegen die tijd in Europa worden geproduceerd – zoals in eerder gelekte voorstellen stond? Het zou volgens voorstanders, onder wie de Franse Eurocommissaris Thierry Breton (Interne Markt), duidelijkheid bieden en strategische investeringen losmaken. Maar sommige EU-lidstaten, waaronder Nederland, vinden dat veel te ver gaan en in de buurt komen van een staatsgeleide economie. En, is hun vraag: is dit echt de goedkoopste en efficiëntste manier van het bereiken van klimaatdoelen?

Bovendien: hoe bereik je het doel? De Commissie wil het vergunningentraject radicaal verkorten, maar die wens is al zo vaak gepresenteerd dat onduidelijk is hoe het nu wél gaat werken. Het equivalent van „altijd wind mee op het fietspad wensen”, zegt een sceptische EU-ambtenaar.

Lithium, kobalt en neodymium

Donderdag komt Brussel ook met de nieuwe ‘Wet Kritieke Grondstoffen’, die ambitieuze doelen vastlegt voor de winning van voor de klimaattransitie belangrijke grondstoffen, zoals lithium, kobalt en neodymium. Zo ambitieus, dat diplomaten én experts al bij voorbaat vraagtekens stellen bij de haalbaarheid ervan. Zo wil Brussel dat 10 procent van de ‘strategische grondstoffen’ die de EU in 2030 gebruikt, in Europa zelf gewonnen worden. Op dit moment is dat circa 3 procent, en bij sommige aardmetalen minder dan 1 procent. Ook mag de EU dat jaar voor geen enkele strategische grondstof meer dan 70 procent afhankelijk zijn van één niet-EU-land – waar ze voor sommige stoffen nu nog vrijwel volledig afhankelijk is van China.

Los van die mogelijk onhaalbare ambities zijn er bij lidstaten ook zorgen over andere aspecten van het plan. Bijvoorbeeld bepaalde milieueisen voor de import van buiten de EU – iets dat in de praktijk kan leiden tot een vorm van importverboden. Ook hier is de vrees: gaat de EU niet te veel in protectionistische richting?

Het antwoord van de in Brussel invloedrijke economische denktank Bruegel was vorige week duidelijk: die noemde de gelekte plannen „ongegeneerd protectionistisch”, „zeer zorgelijk” en een „terugkeer naar de industriële planning van de jaren zestig”.

Het is kritiek die in Brussel, traditioneel voorvechter van vrijhandel en eerlijke concurrentie, steekt. Zeker is dat de plannen voor de groene industrie de komende tijd nog volop bediscussieerd zullen worden. Ook Nederland zal zonder twijfel proberen de plannen af te zwakken.

Lees verder…….