Die bezwerende oorwurmen van Slow Pulp wil je veel vaker horen

„Wie is er vanavond allemaal ongesteld?”

Met één simpele vraag – die meteen werd beantwoord met uitzinnig gejuich en opgestoken armen – sloopte de Amerikaanse indierockband Slow Pulp zaterdagavond de laatste overgebleven restjes machismo uit de rock-’n-roll.

En oké, dat gebeurde weliswaar in de (uitverkochte) bovenzaal van Paradiso, maar die eerste Nederlandse show als headliner was een uitstekende generale repetitie voor het net aangekondigde optreden op festival Best Kept Secret, volgend jaar juni.

Zangeres en gitariste Emily Massey is de zoveelste komeet in het hernieuwde muzikale universum waarin vrouwen voortaan de maat slaan. Terwijl twee rode vlechten rond haar hoofd wapperden, jubelde ze in ‘Cramps’ over haar maandstonden: „I play out the same scene, bleeding on my new sheets.”

Daarbij werd ze bijgestaan door misschien wel de braafste jongens uit de indierock: vier poeslieve en schuchtere knapen die liever naar hun snaren (of trommels) staarden dan naar de joelende fans. En die dondersgoed snappen: zonder Massey zijn we nergens.

Slow Pulp heeft Weezer’s patent voor catchy softrock (zie: ‘Say It Ain’t So’) tot in het ultieme geperfectioneerd en hier en daar vermengd met gruizige shoegaze. Coupletten krijgen de trage kadans van een comfortabele schommelstoel en wiegen iedereen in slaap, zeker als Massey laag en quasi-ongeïnteresseerd mompelzingt of dromerig hijgt. Maar zodra ze in het refrein opeens hoog, genadeloos, loepzuiver en getormenteerd uithaalt, transformeren die schijnbaar onschuldige niemendalletjes in een exploderende climax van beukende breaks en is iedereen weer wakker.

Extra bonus: Slow Pulp kent de kracht van de beperking. Liedjes duren zelden langer dan drie minuten, terwijl je eigenlijk nog veel vaker die bezwerende oorwurm uit ‘Slugs’ („You’re a summer hit, I’m singing it”) zou willen horen/meeblèren. Ziehier de win-win: je wordt van je sokken geblazen, maar blijft tegelijkertijd hongerig.

Memorabel moment: als Massey met haar superintense solo-uitvoering van ‘Fishes’, een bloedstollende ballad over het menselijk tekort en de uitzichtloosheid van het bestaan („sink and swim, and sink and swim, and sink it all again”), de irritant luide en praatzieke types uit het publiek (want ja, die waren er helaas ook weer) eindelijk het zwijgen heeft weten op te leggen, laat iemand per ongeluk een stapel lege bierbekers vallen. Als uitgerekend na de regels „I’ve gotta catch myself this time” wordt haar serene gitaargetokkel en engelenzang alsnog overstemd door het geluid van stuiterend plastic, kan ze niet anders dan hardop in lachen uitbarsten.

Leeslijst