De zeehondenambulance wordt voor van alles gebeld, ook voor een aangespoeld wild zwijn

‘Eerst waren we EHBZ’ers – Eerste Hulp Bij Zeezoogdieren en nu zijn we zeehondenwachters”, vertellen Kees Kooimans en Rinus Noort. „We rijden voor dier en mens.” Kooimans zit daarnaast ook bij de Reddingsbrigade en die rijdt in een omgekeerde volgorde. Als hij voor dieren rijdt stapt hij in de blauwe auto, rijdt hij voor mensen dan stapt hij in de oranje auto.

Ooit was er een man die zijn hond uitliet op het strand. Die man kreeg een hartaanval en Kooimans en Noort waren toevallig in de buurt met de zeehondenambulance. „We wilden gaan reanimeren, maar de hond, een Duitse herder, verdedigde zijn baas en we kwamen er niet bij.” Kooimans is naar huis gescheurd om een vangstok voor de hond te halen. Inmiddels waren de politie en de ambulance ook gearriveerd, maar ook zij konden niets uitrichten tot Kooimans was teruggekeerd. Hij ving de hond en trok hem uit het zicht van zijn baas. De hulp kwam te laat.

„Het was erg indrukwekkend”, gaat Kooimans verder, „want de ambulancebroeders vroegen me of ik met de hond naar de ambulance wilde komen om hem afscheid te laten nemen van zijn overleden baas. Dat heeft de hond op een bijzondere manier gedaan. Hij werd rustiger toen hij zag dat er niets meer te verdedigen viel.”

Kooimans en Noort zijn vaak op het strand te vinden, of er nu iets te redden valt of niet. Ze houden van de zee omdat die leeft. Het uitzicht is ieder moment anders.

„Ben je weleens in Drenthe geweest?”, vraagt Kooimans. „Altijd hetzelfde uitzicht. Je zit daar dag in dag uit tussen dezelfde bomen. Nee, die zee, kijk dat schuim, de lucht erboven, de meeuwen. Twee keer per dag eb en vloed, het is altijd anders.” Twee dagen hield Kooimans het vorig jaar tijdens zijn vakantie uit, toen is hij weer met heimwee naar huis gegaan: „Ik ben geboren met zand tussen mijn tenen, dat zal het zijn.”

Geheime plek

De naam zeehondenwachter is wat misleidend want Kooimans en Noort rijden voor alle dieren die tussen Bloemendaal en Scheveningen in de problemen zijn gekomen. De kuststrook ten noorden en ten zuiden van hun gebied wordt bewaakt door andere zeehondenwachters. De meeste meldingen gaan inderdaad over zeehonden. De grijze zeehond krijgt in de winter jongen, de gewone zeehond in de zomer. De pups zijn al na een kleine drie weken op zichzelf aangewezen. Als ze op het strand liggen uit te rusten bellen mensen vaak op dat er een verlaten zeehondenbaby op het strand ligt. Maar de pup is niet verlaten, die wil gewoon even slapen en dat lukt niet met al die mensen en honden om zich heen. Dus stappen Kooimans en Noort na een melding maar weer in de auto om de pup in te laden en hem naar een veilige plek te brengen waar hij ongestoord verder kan slapen.

Die plek is geheim om te voorkomen dat wandelaars op zoek gaan naar jonge zeehonden. Na een etmaal gaan Kooimans en Noort altijd een kijkje nemen of de pup zijn weg heeft teruggevonden naar zee. Als hij er nog ligt, overleggen ze met de zeehondenopvang A Seal in Stellendam wat er moet gebeuren. Is de zeehond ziek, heeft hij bijvoorbeeld longworm, dan vervoeren ze het dier naar de opvang waar hij medische verzorging krijgt. Maar meestal heeft de pup het strand alweer verlaten. Dan zien ze een spoor dwars over het zand van de slaapplek naar zee.

„Laatst werden we gebeld voor een bever”, zegt Noort. Hij laat een filmpje zien van een worstelend dier in de branding op een verlaten strand. Het lijkt in eerste instantie een soort zeekoet te zijn, maar dan ineens kruipt er een bever het zand op. „Die was via de sluizen en het gemaal bij Katwijk in zee terechtgekomen. We hebben hem naar de wildopvang gebracht en daar heeft hij drie dagen water gedronken. Zo’n dorst had hij na al die tijd in dat zoute water.”

Ze vertellen dat ze meldingen krijgen over schildpadden, zeepaardjes, een maanvis, aangespoelde spitssnuit dolfijnen, bruinvissen en een keer een aangespoeld wild zwijn.

Foto’s Simon Lenskens

Zeehondenwachter Rinus Noort, onder meer bij een aangespoelde zeehondenpup die gemarkeerd is en naar een rustige plek op het strand wordt gebracht.

Jacht op zeehonden

Het gaat goed met de zeehonden aan de Nederlandse kust. Dat komt doordat de jacht op zeehonden sinds 1962 is verboden en het zeewater door de jaren heen schoner is geworden. Ook de zeehondenopvang in Pieterburen droeg daar aan bij. De dieren worden sindsdien overal in de gaten gehouden en goed beschermd. Zodra er een zeehond opduikt met een visnet rond zijn kop gaan de zeehondenwachters eropaf. Is de zeehond gewond dan krijgt hij een behandeling in een van de opvangcentra, moet het dier alleen bijkomen dan zetten de zeehondenwachters een bord naast de rustende zeehond waarop staat dat mensen hun honden moeten aanlijnen en dertig meter afstand moeten houden. Een volwassen zeehond van tweehonderd kilo of meer verplaats je niet zomaar. Daarom een bordje ernaast.

„Mensen denken soms dat zeehonden speeltjes zijn”, zegt Kooimans. „Soms wil een pup van de gewone zeehond in de zomer even uitrusten op het strand, maar kan hij de kust niet bereiken omdat recreanten de hele tijd om hem heen blijven zwemmen en zo verhinderen dat hij aan land komt. Ze proberen hem te aaien waardoor ze hem opjagen en bang maken. Maar een zeehond moet af en toe rusten, daarom geven wij ook voorlichting want zeehonden zijn wilde dieren die flink kunnen bijten.”

Als de zeehondenwachters een melding krijgen van een zeehond gaan ze altijd kijken.Ze willen weten of het druk is op het stuk strand waar hij ligt. „We kijken altijd even hoe hij erbij ligt. En of hij moeite heeft met ademhalen. Als ze longworm hebben, zie je ze om lucht vragen. Dan ondernemen we onmiddellijk actie. Maar ligt hij erbij als een banaan, koppie en flappen omhoog, dan hebben we te maken met een vitaal dier. Zo zien we ze het liefst. Zijn ze nog jong dan spuiten we wat gele verf op de rug en verplaatsen we ze naar het rustgebied.”

Die gele verf blijft een tijdje zitten zodat Kooimans en Noort de pup later kunnen herkennen. Is het een huiler – dat zijn de pups die nog melk drinken bij de moeder – dan vragen ze aan de omstanders of er een moeder is gezien. Als dat niet zo is en er komt geen moeder opdagen dan brengen ze het dier naar de opvang, waar hij met vispap kan aansterken. Huilers worden niet vaak op de Noord- en Zuid-Hollandse stranden aangetroffen omdat de meeste pups op het Wad of in Zeeland worden geboren.

Zeehondenwachter Kees Kooimans op het strand.
Foto Simon Lenskens

Terwijl de zeehondenwachters via het strand op weg zijn naar het rustgebied om een pup te checken die ze er de vorige dag hebben neergelegd stuiven er blaffende honden op de auto af. De baasjes zijn met elkaar in gesprek en letten niet op. Noort laat een foto zien van een pup die is aangevallen door een hond. Die pup heeft het niet overleefd.

„Ik kijk naar alles”, zegt Kooimans die de truck bestuurt. „Naar dieren, naar mensen, ver vooruit. In de zomer graven toeristen van die kuilen en daar knal je dan als je niet uitkijkt met je wielen in.”

Hert in zee gejaagd

Kooimans en Noort stappen uit om in de glooiing tegen de duinrand naar de pup te zoeken, maar die is verdwenen. Een goed teken. „Soms blijven ze uren liggen”, zegt Noort, „soms kruipen ze direct naar zee nadat ze uit de mand zijn losgelaten.”

Noort laat nog een filmpje zien. In zee deint een hert. Zijn gewei als een zeil boven de golven. „Liep op de boulevard, helemaal verdwaald en de zee in gejaagd door al die dagjesmensen.” Kooimans heeft toen zijn zoon erbij gehaald. Het hert mocht geen vaste grond voelen, anders zou het er weer vandoor gaan. Zodra het dier los kwam van de bodem en moest gaan zwemmen hebben Kooimans en zijn zoon een handdoek over zijn kop gegooid, hem op zijn zij gekeerd en zo aan poten en gewei het water uit gesleept. Ze hebben hem op een aanhanger gelegd en Kooimans is op de nek van het dier gaan zitten om het te kunnen vervoeren. Even later hebben ze het hert gezond en wel weer in het duinreservaat losgelaten.

Op de vraag of ze er ooit mee gaan kappen, zegt Kooimans: „Daar hebben we geen tijd voor. Het werk is te mooi. We hebben laatst nog een Duitser uit zee gehaald. Die was te ver het water in gegaan. Hij zei later tegen me: „Das ist das Meer”, en toen zei ik: welnee, het is geen meer, dit is veel groter, dit is de Noordzee.”

Foto Simon Lenskens