De Orpheus van de Reisopera bestormt de onderwereld als een boze puber

De mythologische singer-songwriter Orpheus is de held van de vroege opera. Zoals alle kunstvormen wilde de muziek in de Renaissance de ‘duisternis’ van de Middeleeuwen verruilen voor een terugkeer naar de wijsheid en schoonheid van de oude Grieken. Maar ja, de vroege opera werd besteld voor feestjes van vorstenhuizen, waar ze geen voorstellingen wilden met een slechte afloop of een uitvergroting van hun tekortkomingen.

Dat was en blijft een probleem, bleek zaterdag weer bij Glucks Orphée et Eurydice (1762) van De Nederlandse Reisopera. Want dit personage – een zanger die zelfs stenen kan laten huilen – is het toonbeeld van hoogmoed en verongelijktheid. Wanneer zijn vrouw Eurydice sterft, wil hij haar terughalen uit de onderwereld of sterven. En de goden laten zich vermurwen, op voorwaarde dat hij op de reis terug naar het leven niet naar zijn geliefde omkijkt.

Vrouwenhater

Die goddelijke gunst blijkt een geraffineerde val. In Glucks versie begrijpt Eurydice niet waarom Orpheus zo afstandelijk doet en daagt hem uit zijn liefde te tonen, want anders blijft ze liever dood. Ze weigert hem verder te volgen naar boven. En dus belandt de zanger in een situatie van enkel verliezers. Hij kijkt om en verliest zijn vrouw voor de tweede keer.

In de oorspronkelijke mythe groeit Orpheus daarna uit tot een vrouwenhater, die door miskende Bacchanten wordt vermoord. Maar met die afloop kon de vroege opera bezoeker niet naar huis worden gestuurd. Dus kent het verhaal allerlei wonderlijke happy endings. In Glucks geval blijkt alles één grote test in liefde en trouw, en geeft Amor de ontroostbare Orpheus tenslotte zijn vrouw terug. Bij de Nederlandse Reisopera raast tenor Yaroslav Abaimov als een weinig sympathieke Orpheus over het podium, die als verongelijkte puber de poorten van de onderwereld bestormt. Het verwondert je dat de geesten hem binnenlaten.

Regisseur Jennifer Williams pitcht in een mini-documentaire haar Orphée als een verhaal over rouwverwerking dat de wereld nodig heeft. Maar de accenten liggen op de stadia die onze samenleving vergiftigen: ontkenning en woede. Orpheus weigert domweg zijn lot te aanvaarden. Na Eurydice’s tweede dood weet Amor hem nog net van zelfmoord te weerhouden en beloont zijn gekwetste ego met dat wat in ons bestaan niet kan: een dode laten verrijzen.

Bevreemdende ervaring

De Eurydice van sopraan Kristina Bitenc zwerft met de zalige geesten over de zonnige Elyseïsche velden en zingt: „In dit lieflijke oord woont het geluk.” Maar regisseur Williams laat haar hierbij wanhopig rondrennen, op de grond vallen en naar het hoofd grijpen. Het blijft een wat bevreemdende ervaring om tekst en lichaamstaal zo te zien botsen. Pas wanneer beide geliefden aan de terugtocht beginnen, verdiepen de karakters zich tot het bloedstollende duet waarin tenor Abaimov eindelijk in zijn stem de warmte en meerdimensionaliteit oproept die je voordien node mist.

Tot die tijd komt de dramatische kracht van het orkest Phion en vooral het koor Consensus Vocalis in zijn verschillende hoedanigheden (de treurende natuur, de geesten in hel en hemel) goed naar voren. Zij lijken geen last te ondervinden van de tegenstelling tussen het mooie tijdloze decor van Yoko Seyama en de gekunstelde actualiteit die Williams in het programmaboek beschrijft, maar niet in de voorstelling tot leven brengt.

https://www.youtube.com/watch?v=dgPGKMRJNF4