De economische groei nam toe in 2022, maar de kloof tussen gelukkige en ongelukkige mensen ook

Inkomen? Vermogen? Ook geluk kent zijn ongelijkheid. Ondanks economische groei neemt de gelukskloof nogal toe.

Een geldautomaat in Barcelona, Spanje. De ongelijkheid neemt toe, ook op het gebied van geluk.
Een geldautomaat in Barcelona, Spanje. De ongelijkheid neemt toe, ook op het gebied van geluk.

Foto Emilio Morenatti/AP

Hoe ging het in 2022? Als je enkel naar de kille statistiek van de economische groei kijkt, is het antwoord: uitstekend. Om niet te zeggen: uitmuntend. Met een verwachte groei van het bruto binnenlands product van 4,2 procent over het hele jaar was er ogenschijnlijk niets te klagen. Zeker omdat die volgde op een al even uitbundige groei van 4,9 procent in 2021. Er zijn niet veel recente tijdperken waarin de economie twee jaar achtereen met meer dan 4 procent groeide. De laatste jaren van de vorige eeuw gebeurde het voor het laatst. En daarvóór tijdens de val van de Berlijnse muur eind jaren tachtig.

Maar zelden was het gat tussen die statistiek en de beleefde werkelijkheid zo groot als nu. 2022 was het jaar van oorlog, een jaar van voor het Westen ongekend hoge inflatie. Van zorgen of er wel genoeg gas zou zijn voor de winter. Van een consumentenvertrouwen dat nog nooit zo laag was. En van ongeleerde lessen uit de pandemie. De dagelijkse files zijn alweer even lang als in 2019, het laatste zorgeloze jaar voordat Covid, oorlog, energiecrisis en inflatie toesloegen. Het massatoerisme is volledig terug van weggeweest. Terwijl in november op de klimaattop in het Egyptische Sharm-el-Sheikh opnieuw de noodklok werd geluid over de steeds snellere opwarming van de aarde, was de uitstoot van broeikasgassen op weg naar een wereldwijd record, onder meer aangevuurd door de tijdelijke heropening van steenkoolcentrales door een schaarste aan gas.

Nu was die weergaloze economische groei van de afgelopen jaren nou niet direct gangbaar: het was een reactie op het volledig stilvallen van de economie in het coronajaar 2020 en de eerste maanden van 2021. Geen wonder dat de economie extra hoog opveerde. En Nederland is daarin geen uitzondering. China daargelaten, maakte in een groot deel van de wereld de economie een postpandemische groeispurt door. Welvaart, uitgedrukt als het bbp per hoofd van de bevolking zegt echter veel, maar lang niet alles.

Hoe blij is de wereld eigenlijk?

Met de feestdagen voor de deur is het wellicht aardig om aandacht te besteden aan het fenomeen geluk, of ‘welbehagen’. Hoe staat het daarmee? En geldt dat ook voor de rest van de wereld?

Allereerst: Nederland staat sinds jaar en dag hoog in de toptien van landen met de beste gemiddelde beoordeling van het eigen leven (‘geluk’) ter wereld. In de laatste editie van het World Happiness Report, dat elk voorjaar wordt gepubliceerd, staat ons land op plaats vijf. De toptien wordt traditioneel gedomineerd door de Scandinavische landen, met ons land, Zwitserland, Nieuw-Zeeland en Luxemburg als vaste gasten. Finland staat al vijf jaar achtereen op één.

De score voor ‘geluk’ wordt in het rapport opgemaakt uit het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking, dat voor ruwweg een kwart aan die score bijdraagt. De rest wordt bepaald door containerbegrippen als sociale steun, vrijgevigheid, de levensverwachting in goede gezondheid, de vrijheid om levenskeuzes te maken en de perceptie van corruptie. Het zal niet verbazen dat Afghanistan op de laatste plek staat.

Welbehagen versus onbehagen

Met Nederland zit het, tot en met 2021, dus wel goed. Al zullen de oorlog en de hoge inflatie in het afgelopen jaar ook hun tol hebben geëist, dan geldt dat ook voor andere landen en zal er relatief wellicht niet zo veel veranderd zijn.

Toch is er op mondiale schaal wat opmerkelijks aan de hand. Van globalisering wordt wel gezegd dat het de ongelijkheid tussen landen vermindert, maar de ongelijkheid binnen landen vergroot. Naast de groeiende kloof in inkomen en vermogen tussen burgers, lijkt er ook een gelukskloof te zijn. En die neemt eveneens toe.

Dit najaar publiceerde de Amerikaan Jon Clifton het boek Blind Spot: The Global Rise of Unhappiness and How Leaders Missed It. Dat klinkt erg Amerikaans, maar is het niet. Clifton is de baas van de opiniepeilersgigant Gallup, die al vanaf 2006 geluk in 146 landen meet en waarvan duizenden onderzoekers via de telefoon of thuisbezoek de mensen ondervragen. Het meten van geluk hangt volgens hem niet alleen af van het tellen van positieve emoties. Clifton keek bijvoorbeeld juist naar emoties als angst, stress, fysieke pijn en zorgen, en constateert dat die mondiaal sterk zijn toegenomen.

Het ligt voor de hand dat de moeilijke persoonlijke ervaringen tijdens de pandemie daar debet aan zijn. Maar wat Clifton juist opviel, is dat de toename van dit soort negatieve gevoelens al tien jaar lang aan de gang is. Hij maakte een wereldwijde ‘ongelukkigheidsindex’, die bij het begin van de metingen in 2006 op 24 stond. In 2019, het laatste jaar voor de pandemie, was de index al gestegen tot 31. En tijdens de pandemie steeg hij slechts licht verder tot 33.

De groeiende gelukskloof

Opvallend is, schrijft Clifton, dat de kloof groeit tussen ongelukkige en gelukkige mensen. In 2006 gaf 3,4 procent van de mensen wereldwijd hun leven een tien, het hoogst mogelijke cijfer. 1,6 procent gaf zijn of haar leven een nul.

In 2021 gaf maar liefst 7,4 procent van de mensen het leven een tien – een verdubbeling sinds 2006. Aan de onderkant van het geluk veranderde de score juist in negatieve richting: 7,6 procent van de ondervraagden geeft nu het leven een nul – en dat is bijna vijfmaal zoveel als destijds.

Aan de bovenkant van de geluksladder nam het geluk dus toe, terwijl het aan de onderkant juist afnam. Deze gelukskloof is ook op een andere manier terug te zien. Bij het begin van de meting in 2006 gaf de 20 procent gelukkigste mensen het leven gemiddeld een 8,3 en gaf de 20 procent ongelukkigste mensen het leven een 2,5. Vijftien jaar later, in 2021, geeft de gelukkigste 20 procent het leven een hoger cijfer dan toen: een 8,9. De meest ongelukkigen geven hun leven nu juist een lager cijfer dan destijds: een 1,2. Ook zo bezien was de groei van de gelukskloof al aan de gang voordat corona toesloeg.

Welzijn en welvaart

Waar de kloof vandaan komt? De inkomenskloof in veel landen is groter geworden. Er is een correlatie tussen inkomen en geluk. En er is een flinke samenhang tussen inkomen en gezondheid. Ook in Nederland. Nog deze week kwam het Centraal Bureau voor de Statistiek met een onderzoek waaruit bleek dat mensen uit de hoogste welvaartsgroep, de bovenste 20 procent, 9 jaar langer leven dan die uit de laagste groep. Hun leven in goede gezondheid duurt zelfs 23 (vrouwen) tot 25 (mannen) jaar langer. De welvarendste mens blijft veel langer gezond, en wordt ouder. Gezondheid is een belangrijke geluksfactor.

Toch rijst de vraag of we niet iets over het hoofd zien. Clifton van Gallup ziet de gelukskloof in het Westen als een verklaring voor de oplaaiende maatschappelijke onvrede in veel landen, van Donald Trump tot de Franse gele hesjes, tot de ontevredenheid over de corona-aanpak die in zoveel landen uit de hand dreigde te lopen.

Bestuurders missen dat. Een macro-econoom van de oude stempel ziet, zeker in de jaren vóór Covid, enkel een licht stijgend bbp per hoofd, een dalende werkloosheid, lage inflatie en rente, en krabt zich bij zoveel onvrede achter de oren.

Clifton wijst op een listige, alternatieve manier om de relatie tussen inkomen en geluk te onderzoeken. Wie mensen vraagt hoe zij hun leven beoordelen, vindt een flinke samenhang. Hoe meer je verdient, hoe blijer je bent. Maar als je mensen vraagt hoe ze hun leven léven, dan breekt de correlatie tussen geluk en inkomen boven de 70.000 euro af. Dat blijkt uit antwoorden op vragen over ‘gisteren’: heb je iets interessants meegemaakt of geleerd, heb je gelachen, of je vermaakt? De antwoorden op de kleine dingen van het leven gaan niet langer gelijk op met het inkomen, wanneer er aan een bepaald welvaartsminimum is voldaan.

De jacht op geluk

En dus blijft de jacht geopend op andere verklaringen voor geluk en misère. Werk- en schoolstress, en het steeds regelmatiger meten van prestaties, zijn goede kandidaten. Of de angst om sociaal te dalen, die vooral wordt geprojecteerd op de kinderen. De opkomst van sociale media, die een ontevredenheid met het eigen bestaan kunnen hebben versterkt – voor mensen die voortdurend geconfronteerd worden met de kennelijke succesmomenten en het uitgevente geluk van de anderen. Of, een andere verklaring, toenemende maatschappelijke en individuele zorgen om het klimaat of de politieke stabiliteit in de wereld.

Over die geluksfactoren valt nog veel uit te zoeken. Nederlanders, zo blijkt uit de Gallup-cijfers, behoren intussen tot de top van de wereld waar het vrijgevigheid betreft: bij het schenken aan goede doelen staan ze op plaats vier. Wat betreft gemeenschapszin staan ze ook aan de top. Zolang het maar in eigen kring blijft. Want als het gaat om het helpen van vreemdelingen, behoren ze tot de slechtsten van de wereld.

Dat verschil tussen de abstractie van het geven en de daad van het helpen kan misschien best wat introspectie gebruiken. Laten de feestdagen daar nu, hopelijk, nét de juiste tijd voor zijn. Want misschien zit, naast ongeluk, ook het geluk wel in een klein hoekje.

Lees verder…….