Column | Weer iets nieuws

Afgelopen Kerst kreeg vriendin I. (28) een Nintendo Switch cadeau, met daarbij ook nog eens het legendarische Zelda: Breath of the Wild, een game die inmiddels vaker over de toonbank is gegaan dan de succesvolste albums van Alanis Morissette, Adele of Celine Dion. Ik bleek de enige in haar omgeving die het spel had uitgespeeld, waardoor ze me de afgelopen weken bestookte met vragen („Waar is die luchtschubbenspeer?” „Wat heb je nou aan die rubberen helm?” „Waar kan ik schaduwforellen vangen voor in mijn ninjabroek?”) en gisteravond vroeg ik voorzichtig hoeveel uur ze eigenlijk al had gespeeld.

Het was heel even stil aan de andere kant van de lijn.

„Poeh”, zei ze. „Wat erg, ik durf gewoon niet te zeggen hoelang ik er al mee bezig ben.”

„Er is ook nog een deel twee hè”, grinnikte ik.

„Ja, vreselijk”, riep ze uit. „Ik kan niet wachten tot ik deze heb uitgespeeld, dan heb ik tenminste weer rust!”

„Ben je erop uitgekeken?”

„Nee, nog lange niet, maar het is best vervelend als je niets anders meer wilt.”

Dat heb ik ook weleens, niet alleen met games maar ook met goede series, films of romans en zelfs met nieuwe vrienden. Leuk is anders omdat zo’n tijdelijke obsessie ook een vorm van gevangenschap betreft. Daarom draai ik mooie liedjes altijd zo snel mogelijk grijs. Je kunt gemis alleen ontmantelen door de oorzaak ervan helemaal zat te worden en vaak helpt langdurige blootstelling daarbij toch het beste.

‘Waar kan ik schaduwforellen vangen voor in mijn ninjabroek?’

‘Goddank ben je inderdaad op een zeker punt altijd ook wel weer klaar met dat soort verslavingen”, zei I. „Ik moet er niet aan denken om iets voor altijd leuk te vinden.” Ik ook niet. Maar later die avond dacht ik: eenmaal afgekickt ontstaat er een andere vorm van onrust. Zijn er bergen vrije tijd waarvan je opeens geen idee meer hebt wat je ermee aan moet (los van uiteraard je vrienden zien, de huur overmaken of tandenpoetsen), en voor je het weet ben je op zoek naar iets nieuws om je in te kunnen verliezen. Tot ook dat je weer de neus uit komt.

Misschien, dacht ik, is verzadiging dan toch het grootste geschenk, want het verlost je. Even kun je uitrusten van al dat moeten, van al dat willen.

Tot de leegte begint te gapen, je opveert en op jacht gaat, op weg naar iets nieuws om op in te gaan, en uiteindelijk weer in op te gaan.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.