Column | Vier uur duurt ‘De bezette stad’ en dat merk je niet

Tientallen keren hoorde ik „eerst mijn fiets terug” zeggen en als kind begreep ik al waar dat grapje op sloeg: ‘de moffen’ hadden in de oorlog onze fietsen afgepakt. Dus zodra een Duitse persoon iets wilde, beweerde of deed, gooide je die grap erin. Zo vaak gehoord, zo vaak zelf gesmiespeld, maar de logische vervolgvraag kwam nooit bij me op: al die fietsen, waar lieten ze die? Sinds de film De bezette stad weet ik het.

Daar zie ik het terrein van de Westergasfabriek – voor mij een juichend cultureel brandpunt vol herinneringen. Aan voorstellingen en films. Aan een dampend concert van jazzmuzikant Curtis Salgado. Aan avonden op zoele caféterrassen. Ik zal er vast nog vaak komen, maar niet meer zonder dat ik een optater krijg van de gedachte dat terroriserende nazi’s hier de geconfisqueerde fietsen stalden.

De film die ik zie heet Occupied City want ik kocht per ongeluk een kaartje voor de Engelse versie. Maakt niet uit, denk ik. En inderdaad, dat ‘het Lido’ the Laido heet, doet er niet toe. Maar nu wordt de naam van verzetsman Gerrit van der Veen correct maar moeizaam uitgesproken, net als de straatnaam Euterpestraat, adres van de SD, plaats van pijn en machtsmisbruik factor 10.000. De Engelse keel trekt de sluier van bekende woorden en klanken weg. Daarmee komt nog rauwer aan hoe het voelt als je straat, je buurt, je milieu boksbal van terreur zijn.

De cineast/beeldend kunstenaar Steve McQueen filmde Amsterdamse plekken met een oorlogsverleden, van een kale huisdeur tot de magie van een kudde flamingo’s in de nachtelijke dierentuin. Zijn beelden worden opgeroepen door de woorden waarmee auteur Bianca Stigter in kaart bracht op welke locaties onder de Duitse bezetting is huisgehouden. De combinatie Stigter-McQueen betekent illusionisme: toen wordt nu en nu wordt toen. Het verleden bekruipt het heden. Het heden sluipt door het verleden. Kan niet. En toch gebeurt het.

Beeld uit ‘De bezette stad’: sneeuwpret op het ‘ezelsoor’ op het Museumplein in Amsterdam.

Vier uur duurt De bezette stad. Dat die tijd verstrijkt, merk ik niet. En al merkte ik het wel, ik zou geen scène willen missen. Ik zie een monument, een trottoir, er loopt iemand voorbij. Ik hoor vertellen dat de nazi’s daar drie mannen executeerden en hun lichamen dagenlang lieten liggen. Uit wraak, als straf. Hoe kan zulk uitgekiend geweld bestaan? Went het? Sophocles beschrijft in zijn tragedie Antigone dat koning Kreon het begraven van zijn neef Polyneikes verbiedt. In journaalbeelden uit Gaza zie ik lijken in het stof liggen, er loopt een kind langs.

Wacht, het is winter. In de film sleeën kinderen van het ‘ezelsoor’ af, de helling op het Museumplein. Ik weet nog hoe het ontwerp voor dat ezelsoor verketterd werd. Lelijk! Gevaarlijk! Maar niemand voorzag die sneeuwpret.

De bezette stad loopt af. De woorden vallen weg. De film reikt uit dit heden naar de toekomst, bevolkt door de jonge mensen van nu. Onbekend terrein, het land vol van verwachting.

Leeslijst