Column | Tragedie als inspiratiebron

Nederland maakte zich afgelopen week druk over de vierkante millimeters van de spreidingswet, de koningin die in Davos digitale inclusie waagde te bepleiten van „mensen in achterstandsposities” en Rachel Hazes die een realityserie gaat maken over haar Spaanse avonturen. Intussen had men elders in Europa de ramen opengezet en sprak men over oorlog en vrede.

Neem Rob Bauer, voorzitter van het Militaire Comité van de NAVO. Hij zei dat „we moeten beseffen dat het niet vanzelfsprekend is dat wij in vrede leven”. Sir Patrick Sanders, chef van het Britse leger, ging verder. Hij bepleitte niet alleen een „verdubbeling” van de militaire middelen, maar ook de mogelijkheid van een algehele mobilisatie in het geval dat er oorlog met Rusland komt. Ook Eirik Kristoffersen, hoofd van de Noorse strijdkrachten, deed een duit in het zakje. Hij waarschuwde voor een Russische militaire aanval. Hij schatte dat we „één, twee of drie jaar hebben om ons voor te bereiden”.

Al deze waarschuwingen komen niet uit de lucht vallen. In december lieten de Zweedse en Belgische legerchefs en de Duitse minister van Defensie zich in vergelijkbare bewoordingen uit. Zij proberen het Europese publiek duidelijk te maken dat we in gevaarlijke tijden leven. Dat er oorlog kan komen. Een enorme oorlog waarop Europa materieel en mentaal niet voorbereid is, waardoor het alle verworvenheden kan kwijtraken die burgers afgelopen zeventig jaar als vanzelfsprekend zijn gaan beschouwen – vrede, stabiliteit, welvaart. Men noemt dit ‘naoorlogse’ verworvenheden, maar als je naar deze generaals luistert, zou je ze bijna ‘pre-oorlogse’ verworvenheden noemen.

Overdrijven zij? Nee, betoogden Hal Brands (Johns Hopkins-universiteit) en Charles Edel (universiteit van Sydney) in 2019 in hun boek The Lessons of Tragedy: Statecraft and World Order. Als je oorlog wil voorkomen, moet je eerst begrijpen en accepteren dat tragedie in de internationale politiek altijd op de loer ligt. Precies het besef dat het noodlot altijd kan toeslaan, zijn burgers in welvarende Europese samenlevingen kwijtgeraakt omdat ze geen benul meer hebben van wat oorlog is en waar het vandaan komt. Dat leidt tot hubris (overmoed) en zelfgenoegzaamheid, die fataal kunnen zijn, omdat je de vijand onderschat of oorlog niet eens ziet aankomen.

De oude Grieken wisten dat al. Die schotelden burgers ook in tijden van voorspoed treurspelen voor, om hen alert te houden op tragische dilemma’s, zoals de keus tussen eer en liefde, of tussen familie en landsbelang.

Neem De Perzen, van Aeschylus, over de Perzische koning Xerxes die zo overmoedig was dat hij de Grieken verkeerd inschatte en iedereen (ook de Grieken) in het onheil stortte. Wie dat stuk nu leest (of in een theater ziet) wordt getroffen door de parallellen met de Amerikanen tijdens de Irakoorlog, toen die wel even democratie dachten te brengen in het Midden-Oosten.

Gevoeligheid voor tragedie, schrijven de auteurs, betekent inzicht „niet voor datgene wat al is gebeurd, maar voor datgene wat kan gebeuren”. Westerlingen lijden in hun ogen aan gevaarlijk „serieel geheugenverlies”. Hun boek is bedoeld om Amerikanen, Europeanen en andere westerlingen „het gevoel voor tragedie terug te geven voordat ze die [tragedie] weer over zich heen krijgen”.

Het is geen toeval dat de meest solide vredesregelingen ooit – de vrede van Westfalen na de Dertigjarige oorlog, het Europese Concert na de Napoleontische oorlogen en zelfs Jalta na de Tweede Wereldoorlog – werden gesmeed door staatslieden en diplomaten die de verschrikkingen van de oorlog hadden meegemaakt. Die deals waren zeker niet perfect, maar hielden lang stand. Er zat een internationaal regelsysteem aan vast, dat oorlogen tussen grootmachten voorkwam. Iedereen respecteerde dat min of meer. In zulke periodes vergeten mensen wat tragedie is, waardoor ze het juist weer over zichzelf kunnen afroepen.

In zo’n tijd leven wij nu. Dat is waar de generaals voor waarschuwen. En terecht.