Column | Schoonheid als schreeuw: ‘Ik wil mij zijn’

Bij de Transgenderwet is de vraag hoe serieus de gevoelens van een individu genomen moeten worden. De Deense Ovartaci geeft antwoord, ziet Joyce Roodnat in Venetië. Haar werk is een stomp tussen de ogen.

Joyce Roodnat

Op de Biënnale van Venetië, open sinds dit voorjaar, is het druk, maar niet meer met hordes of wachtrijen. Het water golft wild, dat wel. Aqua alta dreigt, langs de kades worden plankieren neergezet om ons te behoeden voor vissen tussen onze tenen. Het is een mooie editie van de Biënnale. Waardering voor outsider art is onstuitbaar in opmars (zie ook de Documenta in Kassel), met voorop de ‘ontdekking’ van de kunst van al die vrouwen die tot voor kort in de reguliere kunstwereld outsiders per definitie waren. In de landpaviljoenen is er sprake van overkill (de VS), stom (Duitsland), mooi (België), spannend (Noorwegen/ Zweden/ Finland), meeslepend (Frankrijk). Nederland scoort met Melanie Bonajo en haar kerkje vol stralend genot. Goed om mee te maken, maar ik wacht nog op het onverwachte. En net als ik dat opgeef, krijg ik de stomp tussen mijn ogen. Het is een van de bijdragen aan de grote expositie waar de Biënnale haar karakter toont. Waar ze haar keuzes onderbouwt. Waar ze haar kont laat zien.

In een menshoge vitrine zie ik een rijtje lange lijzen zweven. Slanke vrouwenfiguren met dunne hangende armen en benen, in jurken van dun papier in voorzichtige kleuren. Ze zijn zelf van papier maché, en ze zijn prachtig en krachtig. En verlegen. Eentje is naakt, er glinstert licht door een klein gaatje in de schaamstreek.

Werk van Ovartaci op de Biënnale van Venetië.
Foto Erik van Zuylen

Deze sluike vrouwen zijn, lees ik in de gauwigheid, in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw ontsproten aan Ovartaci. Een Deense. Ik lees niet verder, ik wil kijken. Nu zie ik kleine popjes met reptielenkopjes. Een vrouw met dierenoren. Er is ook een barbiepop avant la lettre, met een heel dun middeltje, ellenlange benen en stevige puntborsten. Ze ligt in een smalle doos.

Hier schemert verlangen en melancholie. Verdriet, dat ook.

Ovartaci (1894-1985) was een vrouw wist ze zelf, maar ze was geboren als een man en als telg van goeden huize (berg je dan maar). Door toedoen van haar familie werd ze in een inrichting opgenomen. Daar bleef ze 56 jaar en uitte zich in haar kunstwerken. Ze verlangde naar geslachtsverandering. Ze gaf zich zelfs over aan iets wat hier discreet is aangeduid als „zelfverminking”.

Ik bekijk opnieuw de vrouwenschimmen. De tekeningen. De dierengezichtjes. Ik zie pijn, ik zie horror. Ik zie een verlangen dat van diep komt en nog ver moet: ‘ik wil mij zijn’.

Binnenkort stemt de Tweede Kamer over de Transgenderwet, met als inzet de vraag hoe serieus de gevoelens van een individu genomen moeten worden. Ovartaci geeft antwoord. Met schoonheid als schreeuw geeft ze vorm aan een verlangen dat je onmogelijk níét serieus kunt nemen. De politicus die denkt zich te kunnen permitteren om transpersonen niet te geloven, hoeft alleen maar even de figuren van Ovartaci onder ogen te zien en weet beter.

Lees verder…….