Column | Rond Rutte groeit geen gras meer

Hubert Smeets

Na vier uur praten over het boerenvraagstuk wist Johan Remkes genoeg. Nederland verkeert in een „stevige vertrouwenscrisis”. Premier Rutte is sinds de laatste verkiezingen de politieke personificatie van die crisis. Hij en de VVD denken het tij ook te kunnen keren.

Dat zij een verantwoordelijkheid hebben, staat buiten kijf. Geen partij heeft sinds het einde van de Koude Oorlog zo lang geregeerd als de VVD. En partijleider Rutte is deze donderdag met 4.320 dagen niet alleen de langstzittende premier in de geschiedenis – voor Ruud Lubbers (4.310), Willem Drees (3.790), Johan Rudolf Thorbecke (3.237), Jan Peter Balkenende (3.007), Wim Kok (2.892), Charles Ruijs de Beerenbrouck (2.510) en Hendrik Colijn (2.369) – maar ook der dagen nog niet zat. Zolang hij voor de ministerraad „druipende mondhoeken” heeft voor het „problemen oplossen”, wil hij graag doorgaan, zei Rutte vlak voor het zomerreces.

Is er ook enige historische empirie voor dit energieke optimisme? Nee. Het wemelt in democratisch Europa van de regeringsleiders die juist treurig eindigden omdat ze te lang dachten dat ze de toestand onder controle hadden. Bondskanselier Helmut Kohl was een politieke halfgod nadat hij in 1989 de Duitse hereniging voor elkaar had gekregen. Negen jaar later moest Kohl (5.871 dagen kanselier) ontluisterend afscheid nemen. Charles de Gaulle had onttakelend koloniaal Frankrijk eind jaren vijftig voor burgeroorlog behoed. In 1969 werd president De Gaulle na 3.764 dagen weggestemd.

In Nederland is Ruud Lubbers hét voorbeeld. Tot het laatst in 1994 dacht Lubbers zijn erfenis in het CDA te kunnen regelen, maar hij trok de partij juist mee in zijn eigen tragische aftocht.

Twaalf jaar macht loopt vaak ook niet goed af voor de machtspartij zelf. Uitzondering is Tory-leider Margaret Thatcher die haar positie in 1990 na 4.226 dagen ordentelijk overdroeg. De bewierookte Angela Merkel (5.891 dagen) heeft haar CDU in 2021 echter leiderloos achtergelaten.

Dat laatste dreigt nu ook in de VVD. Sinds Rutte in 2006 met de hakken over de sloot partijleider werd, heeft hij alle potentiële opvolgers laten verpieteren. Fractievoorzitter Klaas Dijkhoff (2017-2021) koos het hazenpad, zij het dat hij niet alleen afhaakte omdat hij geen geduld had maar ook omdat hij de politieke cultuur zat was. De ministers Jeanine Hennis-Plasschaert (2012-2017) en Edith Schippers (2010-2017) wilden evenmin wachten. Wie staat er nu in de coulissen? Fractievoorzitter Sophie Hermans? Die heeft nog zo weinig eelt op haar ziel dat ze zich laat koeioneren door Geert Wilders.

Nee, rondom Rutte groeit na 4.320 dagen geen gras meer.

Dat de VVD volgens voormalig campagnestrateeg Mark Thiessen „niet meer weet wie zij zelf is”, net als de PvdA in de jaren tachtig en het CDA in de jaren negentig, is op zichzelf tot daaraan toe. Dat de parlementair democratische alternatieven ook geen soelaas bieden, maakt de kaalslag bij de VVD wel angstwekkend. Het CDA kwijnt sinds het PVV-avontuur van kortstondig partijleider Maxime Verhagen (2010-2012) gestaag weg, en is niet meer bij machte de boerenopstand te kanaliseren. Ter linkerzijde doen PvdA en GroenLinks alsof ze aansturen op fusie. Maar als puntje bij paaltje komt laat GroenLinks, ondanks het feit dat er oorlog woedt in Europa, zich bij de beoordeling van een handelsverdrag met Canada liever leiden door de eigen goede bedoelingen dan door geopolitieke afwegingen.

De intellectuele en bestuurlijke crisis bij dé machtspartij van nu is daarom geen exclusief VVD-probleem. De dubbele crisis rondom recordpremier Rutte raakt het bestel. Een troost is hooguit dat Nederland geen revolutionaire traditie heeft – de Duitse bezetting buiten beschouwing gelaten – en dus eerder in de eigen modder wegzakt dan zich opblaast.

Hubert Smeets is journalist en historicus. Hij schrijft om de week op deze plaats een column.

Lees verder…….