Column | Hoe moeilijk het is om terreur uit te roeien

Na de aanslagen van 11 september 2001 op New York en Washington door Al-Qaida zwoer president George W. Bush: „Ons antwoord aan de geschiedenis is duidelijk: reageren op deze aanslagen en de wereld verlossen van het kwaad.”

Ik haal 9/11 erbij omdat deze aanslagen en hun nationale impact – zo enorm dat dit woord niet met ‘gevolgen’ of ‘invloed’ kan worden vertaald – vaak worden vergeleken met de slachtpartij van Hamas onder Israëlische burgers van 7 oktober. Door premier Netanyahu zelf op 12 oktober: „Na 9/11 zei niemand: ‘Laten we onderhandelen met ISIS of Al-Qaida’. Er werd een internationale coalitie gevormd om deze plaag uit te roeien. Zoals we nu moeten doen met Hamas.” Eerder al verklaarde Netanyahu: „Hamas is ISIS.”

En door president Biden op 18 oktober tijdens zijn steunbezoek aan Israël. Maar híj gebruikte 9/11 om Israël te waarschuwen. „Het is onmogelijk om te zien wat hier is gebeurd […] en niet te schreeuwen om gerechtigheid. Maar laat u niet opeten door die woede. Na 9/11 waren wij in de Verenigde Staten razend. Maar terwijl we uit waren op gerechtigheid, en gerechtigheid kregen, maakten we ook fouten.”

Ja, de War on Terror. Twintig jaar oorlog tegen Al-Qaida en de Taliban in Afghanistan. De met desinformatie gewettigde oorlog tegen Saddam Hussein in Irak. In beide oorlogen doodden de Amerikanen en hun partners naast terroristen en andere tegenstanders talloze burgers – allemaal doden die nieuwe terroristen produceerden. Generaal McChrystal, die in die oorlogen in Afghanistan en Irak Amerikaanse militaire missies leidde, zei in 2009: als er van tien opstandelingen twee worden gedood, zijn er waarschijnlijk niet minder over, maar komen er méér. „Omdat iedereen die u doodde een broer, vader, zoon en vrienden heeft die niet noodzakelijkerwijs denken dat ze werden gedood omdat ze iets fout deden. Dát doet er niet toe: ú doodde hen.” De Taliban zijn terug aan de macht in Afghanistan; Al-Qaida bestaat nog, en kreeg een nóg extremistischer rivaal, Islamitische Staat.

Een internationale coalitie sloeg IS op 23 maart 2019 weg uit het Syrische Baghouz, zijn laatste stedelijke bolwerk na Raqqa en Mosul. Het kalifaat was voorbij – maar IS niet. In Irak, Syrië, de Sahel en elders neemt zijn jihadistisch geweld weer toe. Europese regeringen waarschuwen voor nieuwe terreurplannen van IS.

Hamas is niet Islamitische Staat, ook al zijn beide extreem gewelddadig. Met zijn genadeloze rechtlijnigheid en zijn doelstelling van een wereldwijd kalifaat vormt IS een existentiële bedreiging voor islamitische landen. Veel Arabische landen onderhouden normale relaties met Hamas, immers deel van de Palestijnse nationale strijd, al is het geboortig uit de eveneens gevreesde Moslimbroederschap. IS beschouwt de aanzienlijk pragmatischer Moslimbroeders als afvalligen.

De regeringen van Netanyahu deden jarenlang zaken met Hamas. Via Egypte als tussenpersoon werd vanaf 2008 het ene tijdelijke bestand na het andere gekocht met versoepelingen van de blokkade van de Gazastrook en tassen met geld uit Qatar. Netanyahu had Hamas nodig om de orde te handhaven in de Gazastrook én om de Palestijnen verdeeld te houden. Met Hamas in Gaza hoefde hij geen vredesonderhandelingen te beginnen met de Palestijnse Autoriteit van president Abbas in Ramallah.

Wijlen minister van Defensie Ariel Sharon viel in 1982 Libanon binnen om de Palestijnse terreurgroep van toen, de PLO, te elimineren. In Libanon was de directe reactie op Sharons oorlog een voor Israël extreem averechtse: de oprichting van Hezbollah. Het PLO-leiderschap verhuisde gedwongen naar Tunis maar de Palestijnse strijd ging door.

Zou Hamas dan wél kunnen worden uitgeroeid? Of staat straks een nog extremere versie op?

Carolien Roelants is Midden-Oostenexpert. Ze schrijft om de week een column.