Column | Middel

Ellen Deckwitz

Vrijdag zou mijn achternichtje komen eten maar om vijf uur appte ze dat ze vertraging had en uiteindelijk stond ze pas om half acht op de stoep. „Mijn buurjongen van dertien werd vanmiddag aangereden door een bromfiets”, zei ze toen ik haar binnen liet. „Het gebeurde voor mijn deur. Ouders allebei nog op het werk, dus ben ik maar met hem naar de spoedeisende hulp gegaan. Arm gebroken, twee ribben gekneusd, zware hersenschudding.”

Ze gooide haar jas op de bank en zuchtte diep.

„Het stomme is”, vervolgde ze, „dat het niet had hoéven gebeuren. Als hij er gewoon met zijn hoofd bij was geweest maar ja, het joch had zo’n noise cancelling koptelefoon op en hoorde die brommer dus niet aankomen. Bij het ziekenhuis keken ze er niet eens van op. Schijnt dat ze elke week fietsers binnenkrijgen die door dat soort koptelefoons niet meer goed opletten en vervolgens worden aangereden.”

Ik zei maar even niets, want ik breng de meeste tijd in het verkeer door onder zo’n geval. Een goede vriend noemt ze lokale stiltegebieden, hemels voor hen die gevoelig zijn voor geluid.

‘Eigenlijk zijn die koptelefoons een soort verdovende middelen’

„Zonder zo’n koptelefoon”, probeerde ik, „kan je gezondheid ook schade lijden hoor. Er zijn tegenwoordig zoveel mensen met stressklachten door geluidsoverlast. Die hartkloppingen krijgen van al dat kabaal op straat.”

„Dat begrijp ik allemaal wel”, mompelde mijn achternicht. „Maar dat wil niet zeggen dat het dragen van gehoorbescherming niet zonder risico’s is.”

Tja dacht ik. Maar wat moeten we dan? We leven nou eenmaal in een dichtbevolkt land, velen staan stijf van de stress, wat niet bevorderlijk is voor je prikkelverwerking. En waar er een kwaal is, is er vaak ook een markt, en dus vinden we apparaten uit die zogenaamd ons gehoor beschermen, terwijl het gehoor niet eens zozeer in gevaar is, als wel de gemoedsrust.

Maar ja, het is makkelijker om een zintuig aan te pakken dan een cultuur waar we herrie maar te verdagen hebben en van ons maar wordt verwacht dat we functioneren terwijl we van alle kanten met decibellen worden bestookt.

„Eigenlijk zijn die koptelefoons een soort verdovende middelen”, zei mijn achternicht. „De zoveelste poging om in een hysterische wereld overeind te blijven. Met alle bijwerkingen van dien. Je zou haast een bijsluiter in de verpakking willen doen.”

Geluiddempers als een vorm van anesthesie, dacht ik, en dan eentje met de nodige risico’s. Even zag ik haar buurjongen voor me. Op de brancard geladen, gekneusd en gebroken, maar de trommelvliezen nog geheel intact. Om de een of andere reden baarde me dat haast grotere zorgen dan zijn verwondingen.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.

Lees verder…….