Column | Meer macht naar het parlement is uitweg voor Franse crisis

Luuk van Middelaar

Vorige week kwam mijn 14-jarige vrolijk thuis van zijn Brusselse lyceum met een viraal gaande video, waarop klasgenoten de wiskundeleraar meenden te herkennen. Had deze bebaarde Belg de trein naar Parijs genomen om tegen Macrons pensioenwet te demonstreren? Op TikTok en YouTube klonk het: „We gaan de Bastille innemen! We gaan de Revolutie brengen!”

De Revolutie van 1789 blijft resoneren in de Franse samenleving en ver erbuiten. Het is de macht van de straat om het hoogste gezag te tarten en ten val te brengen. Alle latere Franse volksopstanden – van de revoluties van 1848 en 1968 tot recentere massamarsen – putten energie uit het revolutionaire oermoment, waarin een vorst op het hakblok belandde en Frankrijk zich van duizend jaar koningschap ontdeed.

Ook de jonge kandidaat Emmanuel Macron bestormde in 2016 het toneel met een campagneboek getiteld Révolution. Hij ging de boel opschudden, links en rechts verenigen, energie losmaken. Zijn aanhangers, uit alle provincies verzameld, heetten marcheurs, stevige lopers, die de Republiek „in beweging” (en marche) zouden krijgen. Een hoopvolle, horizontale dynamiek, die de nieuwe man in het Elysée bracht.

Van dit elan is weinig over. Eenmaal gekozen zocht Macron de verticaliteit. Hij wilde – na vijf jaar onder zijn al te doordeweekse voorganger François Hollande (2012-17) – een ‘Jupiter’ zijn, vanuit de hemel bliksemen. Maar als hedendaagse vorst trekt Macron nu zelf de bliksemschichten van de volkstoorn aan.

Op 16 maart sloeg de vlam in de pan, na maanden onrust. Bij gebrek aan parlementaire meerderheid gebruikte Macrons regering, geleid door premier Élisabeth Borne, het grondwetsartikel 49.3 om de pensioenhervorming er per vertrouwensstemming door te drukken. Hiermee overspeelde de president zijn hand.

Waarom maakt juist de verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd van 62 tot 64 jaar zoveel woede los? In de buurlanden ligt de grens hoger. Dat weten de demonstranten ook. In Die Zeit noemde de Franse denker Marcel Gauchet het pensioenrecht voor de Fransen „een substituut voor het socialisme”. De 19de-eeuwse arbeidersstrijd had zullen uitmonden in sociale gelijkheid en kortere werkdagen. Van dit ideaal, verloren in 20ste-eeuwse Sovjetdespotie en hoogkapitalisme, resteert enkel het vroege pensioen, in een land waar vrije tijd wordt genoten en ook de rest van de wereld graag vakantie viert.

Aan de onrust zit ook een klassenaspect. De voorgestelde hervorming raakt vooral mensen in de zorg, de schoonmaak, de transport en het (lager) onderwijs. Oftewel de laaggeschoolde groepen die veelal jong beginnen te werken. Voor de Franse hoogopgeleiden daarentegen, die zich voor hun 25ste niet op de arbeidsmarkt vertonen en toch wel voorbij hun 64ste doorwerken, veranderen de plannen vrijwel niets.

Zo begaat team-Macron dezelfde technocratische misrekening die in 2018 uitmondde in de beweging van gele hesjes. Toen onderschatten ambtenarij en politiek de impact van een hogere brandstofaccijns op al die bewoners van het platteland en de randgebieden die – verstoken van grootstedelijke metro, tram of bus – enkel hun benzineautootje hebben om naar werk, school, ziekenhuis of hun oude moeder te gaan.

De briljante Macron belichaamt de kracht en zwakte van de Franse technocratie. Na 1945 bouwde het land een geweldige recruteringsmachine van talent en intelligentie. Alle knappe koppen eindigen – via stampexamens en de Grandes Écoles – in Parijs, aan de top van staatsorganen en privébedrijven. Maar wat begon als open en moderniserende meritocratie verkalkte tot zichzelf in stand houdende mandarijnencultuur, die het contact met de bevolking verliest.

De Franse grondwet maakt dit erger. Sterke man De Gaulle (1958-1968) wenste een rechtstreeks kiezersmandaat voor de president, sluitstuk van de door hem ontworpen Vijfde Republiek. Deze troef voor Frankrijks rol op het wereldpodium is in eigen land een zwakte. Parlementaire tegenmacht ontbreekt. Zoals Simon Kuper recent in de Financial Times schreef: in Frankrijk staan niet regering en parlement tegenover elkaar (zoals in de klassieke machtenscheiding), maar is het president versus straat.

De enige uitweg is meer macht voor het parlement, dus een kiesstelsel dat evenrediger is en stemmen van buiten de elite tot naar Parijs brengt. Sommigen bepleiten – in het spoor van linkse en liberale politici – een nieuwe grondwet voor een ‘Zesde Republiek’. In de woorden van een andere scherpe buitenlandse waarnemer in Parijs: Macron moet nu het stelsel dat hem in staat stelde te regeren als verlicht vorst ontmantelen, ten gunste van het parlement. Lukt dat niet tijdens deze tweede en laatste termijn, dan staat in 2027 de troon klaar voor vorstin Marine Le Pen.

Luuk van Middelaar is politiek filosoof en historicus.

Lees verder…….