Column | Lente 2024

We gingen met de uitgever eten bij Mario in Neck, een culinair begrip in de wijde omgeving. Mario bleek Italiaanser dan Italiaans: gastvrij, warm, breedsprakig, een enorm brilmontuur. Het eten was net als in Italië heerlijk. We kregen een verplicht verrassingsmenu: zeven gangen en minimaal zeven glazen wijn per persoon. Ik ging er niet minder door over mezelf praten.

De terugweg was pittig. Een kilometer of acht over donkere dijkwegen met wind tegen. Het was alsof ik terug in de tijd fietste. Euforisch riep ik mijn constateringen in het niets. Dat er in deze omgeving al honderden jaren niets was veranderd en dat ik me oriënteerde op de lichtjes in de verte. Ze vroeg of ik het de volgende keer bij één soort wijn kon houden.

Een half uur later doemden de contouren van Wormer op.

In mijn beleving was het opeens een grote stad.

Eerst de boerderijen, daarna de andere gebouwen. Wat opviel was dat iedereen een grote televisie heeft en dat veel mensen in groepsverband aan grote houten tafels zaten. Zelf waren we de afgelopen jaren ook veel vaker rondom de keukentafel te vinden, dat doe je dan schijnbaar als er verder geen vertier is.

De oppas lag vredig op de bank.

Er was chips gegeten, alle dochters waren braaf gaan slapen.

Na het tandenpoetsen ontdekte ik dat de Derde Wereldoorlog bijna was begonnen

Na het tandenpoetsen ontdekte ik dat de Derde Wereldoorlog bijna was begonnen. Iraanse drones en raketten waren onderweg naar Israël, op X werd aangekondigd dat ze een paar uur later zouden inslaan. Op televisie was niets nieuws, als we wilden weten hoe het afliep moesten we wachten.

„Ze zullen het toch wel uitzenden?”, riep ik nog.

Zondagochtend was het lente, de dochters hingen voor de televisie, ik mocht van Lucie van Roosmalen (8) beslist niet zappen om naar extra journaals te zoeken. Ze geloofde niet dat de wereld op het punt stond om te vergaan.

Ik las op de iPhone dat het voorlopig inderdaad met een sisser was afgelopen, de luchtafweer van Israël had 99 procent van de raketten onschadelijk gemaakt.

We gingen weer fietsen, naar de speeltuin in Jisp en terug. Als ik me deze dag later al zal herinneren dan hooguit als een van die dagen die we nu eenmaal hadden in de jaren twintig. Misschien is het ook een leeftijdsding. Mijn moeder begon op latere leeftijd te hamsteren bij slecht nieuws, terwijl ze in de oorlog volgens eigen zeggen een brandend huis in liep om haar pop te redden.

In de speeltuin duwde ik Frida van Roosmalen (2) uit de schommel, ook dat viel mee.

Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.