Column | Dol dier

Marcel van Roosmalen

Een oud-huisgenoot was kunstenaar. Tenminste, dat vond hij zelf. De rest van de wereld had er geen interesse in. Ik ben nog ooit met hem naar het Rijksmuseum gefietst om daar een van zijn werken op te hangen. Als de mensen dan geen aandacht voor zijn werk hadden, zou hij het ze wel even in het gezicht wrijven. Ze zouden ernaar kijken, het zou iets losmaken en daarna zouden ze met hem verzuchten: ‘Zie je wel, dit is wel mooi.’ Het is niet alleen bijna onmogelijk om iets uit het Rijksmuseum te stelen, er illegaal iets naartoe brengen is minimaal zo moeilijk. Hij gaf het bij de ingang al op. Hij zette het schilderij met veel lawaai bij een vuilnishoop naast de Lidl aan de Hemonylaan in Amsterdam. Een dag later stond het er nog. De vuilniszakken eromheen waren wel weggehaald.

Ik denk dat dat de nekslag was.

Later zou hij zijn eigen kunst offeren aan de aarde. Hij liet zijn schilderijen los in het IJsselmeer of hij gooide ze in een vuur. Dan kreeg het toch nog even „de volle focus” van de aanwezigen. Ik moest het maar vergelijken met een theatervoorstelling, in de hoofden van de omstanders zou zijn werk alleen maar beter worden. Het kon jaren duren, maar dan opeens was het er in volle glorie.

We waren blij toen hij verhuisde, zijn werk is het enige wat niet is blijven hangen, maar toen ik Thierry Baudet bezig zag bij de Algemene Beschouwingen, dacht ik er opeens aan.

Dezelfde ziekte.

Je zult maar denken dat je het licht hebt gezien, dat jij de roepende in de woestijn bent. Dat je in je wanhoop dan maar raar gaat doen om de onbenullen jouw genialiteit onder de neus te drukken. Toen hij bijna vier jaar geleden na de Provinciale Statenverkiezingen over de Uil van Minerva begon, dacht ik nog dat het wellicht een soort studentenhumor was. Inmiddels weten we dat de waanzin echt is. Thierry Baudet en zijn Laven geloven echt in een wereldwijde samenzwering, in spionnen en geheime protocollen. Hij is de schizofreen die in de kroeg een glas stukslaat omdat hij denkt dat de anderen aan de bar tegen hem samenspannen. De dolle hond die niet te handhaven is in het asiel. Het heeft geen zin om op hem in te praten, of om hem te negeren, niets heeft zin, behalve misschien inpraten op iedereen die het beest tegen beter weten in wil aaien.

Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.

Lees verder…….