Column | Inflatie-ongelijkheid

Column

Marike Stellinga

Wil de echte inflatie nu opstaan? Dit grapje maakte een CPB-econoom over de cijfers van het CBS. Niet wegrennen hoor, leuke lezers. In ambtelijk en economisch Nederland zijn ze nou eenmaal dol op drieletterige afkortingen. Maar we hebben het hier over een serieuze kwestie.

U bent er de afgelopen maanden voortdurend mee geconfronteerd: de uitzonderlijke hoge prijsstijgingen in Nederland. Historisch! Een record! Hoger dan in andere landen! 10 procent in juli (ten opzichte van juli een jaar eerder), 12 procent in augustus, 14 procent in september, 14 procent in oktober, het ging van kwaad naar erger – u heeft het allemaal gehoord, gelezen en gezien.

Maar die torenhoge inflatiecijfers blijken uiteindelijk in werkelijkheid toch een stuk minder hoog dan gedacht. De inflatie is tot september misschien wel met een derde overschat. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is hard bezig uit te zoeken hoe sterk de prijzen werkelijk gemiddeld stegen. Maar in augustus lag de inflatie waarschijnlijk tussen de 7,5 en 9,7 procent, terwijl het gemelde inflatiecijfer toen 12 procent was. Dat is nogal een verschil.

Nou was al een tijd bekend dat het CBS de inflatie overschatte, alleen niet met hoeveel. Het CBS gebruikte voor zijn prijsindex namelijk de energieprijzen in nieuwe energiecontracten van huishoudens. Dat werkte prima toen de energieprijzen stabiel waren, maar het werkte niet meer toen die prijzen hard stegen. Want een grote groep mensen had nog een energiecontract met een vaste, lagere prijs. En een groep had wel een contract met variabele prijzen, maar die waren nog niet zo hoog als de prijs die energieleveranciers nieuwe klanten in rekening brengen.

Het CBS is nu dus hard bezig gegevens over al die verschillende contracten te verzamelen. Ergens halverwege volgend jaar denkt het CBS een verbeterd inflatiecijfer te presenteren. De economen van het Centraal Planbureau (CPB) gaan al eerder met een lager inflatiecijfer aan de slag om de koopkracht te schatten.

Wat betekent dit nu? Allereerst dat er grote inflatie-ongelijkheid bestaat, schrijft econoom Marcel Timmer van het CPB. Er zijn enorme verschillen in de energieprijzen waar huishoudens mee te maken hebben. Het ene huishouden (met een nieuw energiecontract) ervaart een veel sterkere daling van de koopkracht dan het andere. (Overigens wijst het CPB hier al sinds het voorjaar op.)

Er zijn zelfs huishoudens die de superhoge energieprijzen niet gaan ondervinden omdat het kabinet per 1 januari een prijsplafond voor gas en elektriciteit invoert. Dit betekent dat het enorme steunpakket van het kabinet ook ongelijk uitpakt: het ene huishouden krijgt extra geld, het andere een doekje voor het bloeden.

Intussen heeft het te hoge gemiddelde inflatiecijfer wel degelijke serieuze reële effecten. Het wordt bijvoorbeeld gebruikt om huren van bedrijfspanden mee te verhogen. „De inflatie heeft zelfs de status van rechtsfeit: eenmaal gepubliceerd kan niemand erover procederen”, tweette CBS-hoofdeconoom Peter Hein van Mulligen. Vakbond FNV stemde deze week zijn looneis op het inflatiecijfer af: 14 procent inflatie, dan ook 14 procent loonsverhoging.

Heeft dit te hoge inflatiecijfer nou schadelijke gevolgen gehad? Dat is een goede vraag voor verder onderzoek. Het is mogelijk dat al dat nieuws over historisch hoge, in Europa uitzonderlijke prijsstijgingen consumenten en ondernemers somber heeft gemaakt. Dat aankopen of investeringen zijn uitgesteld. We zijn zo gewend geraakt aan goedkope energie dat iedereen – ook economen, beleidsmakers en statistici – moet wennen aan wat het betekent dat een basisbehoefte plots veel duurder wordt.

Marike Stellinga is econoom en politiek verslaggever. Ze schrijft elke week op deze plek over politiek en economie.

Lees verder…….